HÄNDEL: WATERMUSIC
In de muziekwereld blijkt de Theems een streepje voor te hebben op de Tiber, de Seine, de Amstel en de Rotte. Die Theems bij Londen was namelijk de plaats waar een gedenkwaardige première plaatsvond. Händels Waternusic had toen namelijk geen vaste grond onder de voeten. In Engeland vierden het hof, de regenten of adel hun feesten tijdens boottochten met ‘live’ muziek. Wat was het geval?
Op 17 juli 1717 maakte de pas geïnstalleerde koning George I (uit het huis Hanover waar Händel in een vorig leven ooit diende) met zijn gevolg een tocht over de rivier van Lambeth naar Chelsea die door de Daily Courant als volgt werd omschreven: “Many barges with persons of quality attended, and so great a number of boats, that the whole river in a manner was cover’d; a city company’s barge was employ’d for the musick, wherein were 50 instruments of all sorts, who play’d…. the finest symphonies, compos’d express for the occasion, by mr Hendel; which his majesty liked so well, that he caus’d it to be plaid three times in going and returning.”Wat de krant ‘symphonies’ noemde, was in werkelijkheid een groep van drie orkestsuites (in F, D en G) die samen de titel Watermusic kregen. Zo’n oorspronkelijk in Duitsland in een wedijver met de formele elegantie van de Franse hofmuziek ontwikkelde suite, bestond uit een reeks contrasterende dansen die oorspronkelijk hun plaats hadden in de opera’s en balletten welke Lully schreef in opdracht van Lodewijk XIV. Aan die Franse elegante dansen voegde Händel ter wille van de couleur locale wat ruigere Engelse dansvormen zoals de hornpipe toe.
Een autograaf van de Watermusic is niet overgeleverd zodat de volgorde der dansen onduidelijk is. Maar zoals gezegd: we onderscheiden drie suites met verschillende toonaarden voor diverse instrumentcombinaties. Elk van die suites heeft een duidelijk eigen karakter. Die in F-groot is de meest extroverte en welsprekende voor 2 van elk hobo’s, fagot, hoorns plus strijkorkest. Het betreft hier voor de eerste keer het gebruik van hoorns in de Engelse muziek en zij domineren duidelijk ook al worden ze niet in elk deel ingezet. In de vijfdelige suite in D worden trompetten en pauken toegevoegd waardoor het resultaat ineens heel martiaal klinkt. Het intiemst van aard is de suite in G die mogelijk werd gespeeld tijdens het diner in de villa van lord Ranelagh in Chelsea. Hier wordt met een bezetting van blok- en dwarsfluiten plus strijkers meer de oorspronkelijke Franse herkomst benaderd. Dit is ook meer muziek voor binnen dan voor buiten.
Het complete werk is verre te verkiezen boven de naderhand verbreide suites, die ook nog steeds in thans ongepaste orkestraties (van Hamilton Harty, Pearson en Snell bijvoorbeeld) de ronde doen. De mooiste complete versies leverden Gardiner (Philips 434.122-2), Savall (Astrée ES 99220), Niquet (Glossa GCD 921606) en Pinnock (Archiv 415.129-2). Wie liever moderne instrumenten hoort, kan terecht bij het Orpheus kamerorkest (DG 435.390-2).