Mini Vergelijkingen

HAYDN: DE 12 LONDENSE SYMFONIEEN

HAYDN: DE 12 LONDENSE SYMFONIEëN

 

Tijdens zijn beide heel succesvolle verblijven in Londen in 1791 en 1794 schreef Haydn twaalf symfonieën die de nummers 93-104 met als logische bijnaam Londense symfonieën kregen, hoewel feitelijk alleen de laatste, no. 104, in werkelijkheid met die extra naam is gesierd. Wel zijn er in die reeks andere werken met een bijnaam: no. 94 Met de paukenslag, no. 96 Wonder, no. 100 Militaire, no. 101 Klok en no. 103 Met de paukenroffel.

Haydn kwan naar Londen op uitnodiging van de invloedrijke impresario J.P. Salomon die ook Mozart vergeefs had uitgenodigd. De bedoeling was nieuw werk tot uitvoering te brengen tijdens concerten in de Hanover Square Rooms. Heel plichtmatig en toch erg geïnspireerd leverde Haydn bij zijn eerste bezoek 6 symfonieën af en bij zijn tweede de volgende zes. Vooral dit laatste halve dozijn is geweldig. Wat natuurlijk meehielp is dat de componist een groter orkest ter beschikking stond dan voor zijn zes Parijse symfonieën uit 1779. Maar ook zijn harmonieën zijn gedurfder en de stemmingswisselingen verrassender.

Tijdens dat eerste bezoek ontving Haydn een eredoctoraat van de Universiteit in Oxford en leverde als dank zijn 92e symfonie die derhalve de bijnaam Oxford draagt. Al deze werken tonen Haydn op het hoogtepunt van zijn symfonische kunnen en munten uit door een directheid en een betekenis die nog steeds frappant aandoen. Zeker wanneer ze met een lichte toets worden aangepakt, krijgt hun essentieel elegante karakter een volledige kans om op te bloeien.Het gaat om een goed evenwicht tussen vormelijkheid  en expressiviteit.

Elk van die twaalf Londense symfonieën is de moeite waard, maar laten we ons hier even concentreren op het populaire vijftal met bijnamen.

De Symfonie met de paukenslag werd in Hertfordshire geschreven; de bijnaam is te danken aan het feit dat halverwege het rustige, zachte 2e deel een schijnbaar niet zo erg veelbetekenend andante een luide fortissimo klap op de pauken klinkt. De legende suggereert dat deze explosie was bedoeld om het ingesluimerde publiek te wekken, maar de componist zelf verklaarde dat hij uitsluitend op zoek was naar iets nieuws.

De Wonder symfonie ontleent zijn bijnaam aan het feit dat tijdens de eerste uitvoering van dit werk 2 februari 1795 een kroonluchter van het plafond van de Londense concertzaal viel zonder iemand te verwonden: hij plofte neer in een lege parterre.

De Militaire symfonie werd tijdens Haydn achtste concert 31 maart 1794 gespeeld en was aangekondigd als “Grand Military Overture” in verband met het gebruik van een extra militair instrumentarium bestaande uit pauken, triangel, bekkens en grote trom in het tweede deel. Het werk ontleent zijn populariteit echter vooral aan de finale, en rondo, dat erg geliefd werd in de diverse balzalen. Het militaire vertoon keert even met de nodige grandeur terug aan het eind van dat deel, maar wordt tenslotte lichtelijk gesmoord in de salonsfeer.

Als nauwelijks een andere kunstvorm is de muziek aangewezen op de dimensie van de tijd. Een symfonie die naar de Klok werd genoemd is daarom eigenlijk best logisch, hoewel die titel nogal onschuldig aandoet, net als het zogenaamde tikken van de metronoom in het langzame deel van Beethovens 8e symfonie. Het gaat om een begeleidingsfiguur in het langzame deel die de indruk wekt alsof een grote klok tikt.

In de eerste maat van de Symfonie met de paukenroffel valt deze verrassend genoeg en geheel onaangekondigd direct op. Dat dramatische gebaar vormt de inleiding tot een van Haydns oorspronkelijkste werken. Er volgt dan een rustige, langer aangehouden frase voor fagotten, celli en bassen die eenzelfde soort geheimzinnigheid ademt als het begin van Schuberts Onvoltooide. Later in het werk komt een meesterlijke reeks dubbele variaties voor op twee uit de volksmuziek afgeleide thema’s. Verder een mooi trio in het 3e deel waarin een intrigerend gebruik wordt gemaakt van de klarinetten en een finale die heel vernuftig is gebaseerd op één enkel thema.

De naam van de 104e symfonie, Londense, is naar verhouding prozaïscher en spreekt voor zichzelf.

De complete reeks komt het beste tot zijn recht in de wat oudere uitvoeringen door het Concertgebouworkest: Symfonieën no. 93, 94, 97, 99, 100 en 101. Davis (Philips 442.614-2) en no. 95, 96, 98,102, 103 en 104. Davis (Philips 442.611-2). Tweede keus bij de ‘traditionelen’: Dorati (Decca 452.256-2, 460.628-2 en 452.259/2). Maar er is minstens zoveel te zeggen voor verklankingen door dirigenten die een authentieker orkestklank nastreven, met name Brüggen met zijn Orkest van de XVIIIe eeuw (Philips 468.546-2). Heel verrassend en spannend is daar nog de tussenweg van Harnoncourt, ook met het Concertgebouworkest (Teldec 9031-73148-2, 2292-46331-2, 8.43301, 243,675-2 en 8.43752).