Mini Vergelijkingen

GORECKI: SYMFONIE NR. 3

GORECKI: SYMFONIE NR. 3
 

 


Henryk Gorecki’s derde symfonie, de Symfonie der klaagliederen vormt een van de meest opmerkelijke successen uit de laat 20e eeuwse muziekgeschiedenis. Gecomponeerd in 1976 werd deze geestelijk purgerende visie van de post-holocaust en post-industriële menselijkheid een groot aantal keren uitgevoerd en een paar keer opgenomen in zijn vaderland Polen, o.a. door Kasprzyk (EMI 555.368-2), voordat het werk als cultmuziek doordrong in de rest van de wereld en onder andere een brok van het werk verscheen aan het eind van de film Police van Maurice Pialat uit 1990.



Daarna verscheen de intussen overbekende opname van sopraan Dawn Upshaw met London Sinfonietta onder David Zinman (Nonesuch 7559-79282-2) in 1992 die in een mum van tijd bovenaan de hitlijsten stond.



Voor deze 3e symfonie putte Gorecki kennelijk inspiratie  uit het werk van zijn landgenoot Szymanowski en uit dat van de Amerikaan Ives getuige zijn gebruik van elkaar overlappende melodieën die zijn ontleend aan de kerkmuziek en de folklore. Het begin van het werk welt op uit lage basmelodieën van waaruit de eerste helft van een canon voor strijkorkest wordt ontwikkeld totdat tenslotte een klokachtig figuurtje van een gedempte piano de sopraan introduceert; zij zingt een 15e eeuwse hymne. In het tweede deel – de emotionele kern van het werk – omlijst een van stralend verlangen vervuld orkestraal kader een heel treffend lied voor de sopraan. Het contrast tussen het prachtige geluid en de verschrikkingen van de tekst (ontleend aan de kreten die door een 18-jarig meisje in haar Gestapocel waren gekerfd) intensiveert het effect van dat lied. De luisteraar klampt zich vast aan die tere klankschoonheid om zo de nachtmerrie van de omstandigheden waaronder die teksten ontstonden draaglijk te kunnen maken. Vergelijk dat met de manier waarop Nono in zijn Il canto sospeso reageerde op de bruutheid van de nazi’s. Het laatste deel is een volksliedje waarin wordt gerouwd om een verloren zoon die mogelijk in een strijd is gedood. Het werk eindigt enigszins onbevredigend met een uitgebreide, zachte maar onbestemde cadens.



In sommige opzichten nog mooier dan de verklanking op Nonesuch is de geheel Poolse van Kilanowicz en Wit (Naxos 8.550822).