ELGAR: CELLOCONCERT
Het overzicht bewaren bij de Engelse componisten is aanzienlijk makkelijker dan bij de Franse, laat staan de Italiaanse. Op de Britse eilanden had je – bezien vanuit continentaal Europees perspectief – ooit Henry Purcell aan het eind van de 17e eeuw en daarna geruime tijd vrijwel niets meer. Edward Elgar was daarna de eerste die de belangstelling weer wist te wekken, gelukkig gevolgd door anderen. Wat het precies was dat uitgerekend Elgar zo onderscheidde na zo’n 200 jaar zwijgen, valt mogelijk mede af te leiden uit zijn Celloconcert.
De Eerste Wereldoorlog eiste zijn tol van Elgar. Hoewel hij er zelf niet direct persoonlijk bij betrokken was, ervoer hij die strijd als de vernietiging van een wereld die hij sinds zijn jeugd had gekoesterd; in zijn laatste werken schuilt daarom een haast tastbaar gevoel van neerslachtigheid en verlies. Ook het celloconcert ademt die sfeer of om het met de woorden van de Elgar specialist Michael Kennedy te zeggen: van “iemand die de wereld moe was en die alleen nog troost vond in de wereld van de muziek”.
Het klankweefsel van dit werk heeft soms iets kamermuzikaal transparants en de vorm van het werk weerspiegelt de emotionele stemmingswisselingen; het werk is in vier delen, die onderling nog eens in contrastrijke stemmingen uiteenvallen, hoewel een zekere rouwsfeer dominant is. De forse cello akkoorden waarmee het werk begint zijn meteen treffend; aan het eind keren ze nogmaals treffend terug.
Aanvankelijk werd dit werk niet zo goed ontvangen en het was feitelijk de jonge Jacqueline du Pré die het werk met haar extatische uitvoeringen populair maakte. Feitelijk als na haar geen ander meer wist de haast altijd heel spontane Du Pré in 1965 (EMI 747.329-2, 556.219-2, 555.527-2) die typische Elgar toon te treffen met een denkbaar maximaal groot engagement. Haar vertolking is nog steeds legendarisch. Ze laat haar instrument zingen, maar soms schreeuwt het de muziek ook uit met brandende intensiteit in het hoogste register; pianissimi fluisteren nauwelijks, pizzicati klinken fel met haast nog getemperde passie. Vijf jaar later deed ze haast met teveel emotie nog eens over (Sony 76529). Evenwichtiger zijn Ma (Sony 53333) en Lloyd Webber (Philips 416.354-2).
Eveneens heel persoonlijk, maar dan veel introverter dan du Pré gaat Isserlis (Virgin 561.125-2) te werk. Nog verinnerlijkter klinkt Harrell (Belart 450.021-2). Wie zich in dit gezelschap ook uitstekend weert, is Wispelwey (Channel Classics CCS 12998) die juist ook de on-Engelse klassieke trekken van het werk belicht. Niets ook tegen andere groten als Casals (Biddulph LAB 144), Fournier (DG 423.881-2), Tortelier (EMI 572.119-2), Navarra (EMI 763.955-2) en Rostropovitch (Russian Disc RDCD 11104), maar het is toch steeds weer Du Pré naar wie we het liefst willen terugkeren.