Mini Vergelijkingen

DEBUSSY: DE 3 SONATES

DEBUSSY: DE 3 LATE SONATES
 

 

De mystiek welke Debussy’s late sonates omringt, verhindert de vertolkers soms haast om de muziek gewoon te nemen voor wat deze is. Misschien ook laten ze zich imponeren door het feit dat Debussy al ernstig ziek en depressief was en dat het de ontstaanstijd aan het eind van de 1e Wereldoorlog betreft. Het gaat om directe, scherp omlijnde composities die enorm profiteren van een op de man af soort vertolking. Debussy’s bedoeling was zes van deze sonates te schrijven, maar zijn dood verhinderde dat er meer tot stand kwam dan het drietal waarover we nu beschikken: de viool- en cellosonate plus de sonate voor fluit, altviool en harp.



Wie – vrij logisch – de drie werken samen op een cd wenst, kan het best terecht bij het Athena ensemble (Chandos CHAN 8385), Roger Bourdin, Arthur Grumiaux, Colette Lequien, Maurice Gendron, Annie Challan, István Hajdu en Jean Françaix (Philips 422.839-2) of Leden van het Nash ensemble (Virgin 791.148-2).



De Cellosonate uit 1915 is van het drietal het grilligste, het oorspronkelijkste en het meest geconcentreerde werk, dat alleen met vertoon van veel wilskracht kan worden bijeengehouden. Maisky en Argerich (EMI 763.577-2) blinken het meest uit in de ongemakkelijke Prologue, terwijl Rostropovitch en Britten (Decca 452.895-2, 460.974-2) wat overtuigender zijn in de stemmingswisselingen uit de Sérénade en de humor van de finale.



De Sonate voor fluit, altviool en harp (1915) is een heel etherisch werk, muziek die haast niet meer van deze wereld is en de drie delen gaan haast naadloos in elkaar over in een sfeer van ongekende rust; de drie partners zijn volkomen gelijkwaardig en hier overtuigen het Melos ensemble (Decca 452.891-2) en Nicolet, Imai en Yoshino (Philips 442.012-2) het meest.



De Vioolsonate (1916/7) is geschakeerder, extroverter, mogelijk in het besef van de componist dat hij niets meer te verliezen had. De mooiste geregistreerde uitvoering ooit is in feite nog steeds die van Chung en Lupu (Decca 460.006-2) vanwege hun gevoel voor poëzie. Maar Mullova en Anderszewski (Philips 446.091-2) bieden een afstandelijker, maar briljanter alternatief. Voor deze sonate komen evenzeer de divers gekoppelde opnamen van Dumay en Pires (DG 445.880-2), Lin en Crossley (Sony 66839) en Tetzlaff en Andsnes (Virgin 545.122-2) in aanmerking.