Mini Vergelijkingen

DEBUSSY: STRIJKKWARTET

DEBUSSY en RAVEL: STRIJKKWARTETTEN
 

 


Ook componisten kunnen soms een bijzonder soort koorts hebben. Als ze dan desondanks componeren, klinkt het resultaat daarnaar. Toen Debussy en Ravel onafhankelijk van elkaar aan het schrijven van een in de Franse muziekwereld wat ongewoon genre als het strijkkwartet begonnen, leken ze ook een bijzonder soort koorts te hebben. In deze beide werken hebben de ritmische elementen namelijk de voorrang boven melodische en harmonische. Maar desondanks gaat het er voor de uitvoerenden ook vooral om de belangrijke structuren bloot te leggen. Beide componisten waren rond de dertig toen deze werken waarin overeenkomsten en verschillen elkaar prachtig compenseren ontstonden. Het medium ontlokte aan beiden iets heel persoonlijks en expressiefs, met name in de intense langzame delen, hoewel ook veel kleur en brille schuilt in de scherzi en finales.



Het kwartet van Debussy heeft een voorgeschiedenis. In de jaren 1880 werd hij geadopteerd door de weldoenster van Tschaikovsky, Nadia von Meck. Voor haar schreef hij zijn weinig gespeelde pianotrio en een Nocturne en scherzo voor cello en piano. Die eerste stappen op het gebied van de kamermuziek waren niet bijster succesvol, maar met het strijkkwartet uit 1893 had Debussy duidelijk meesterschap bereikt. Het eerste deel bevat reeds het basismateriaal voor alle vier de delen.



Ravels kwartet dateert uit 1902 en zelf zei hij erover: “meer dan welk van mijn vroegere werken ook is het in overeenstemming met mijn gedachten over de muzikale structuur”. Het schijnt dat Debussy vond dat Ravels kwartet teveel op het zijne leek en er zijn inderdaad allerlei overeenkomsten, zoals een eerste deel in sonatevorm en een beginthema waaraan latere ideeën worden ontleend, maar vanaf het tweede deel bezit Ravels kwartet een rapsodische, inschikkelijke kwaliteit die mijlenver is verwijderd van Debussy’s wereld.



De koppeling van dit tweetal meesterwerken is gelukkig een logische en veel gepraktiseerde. Destijds, al in 1966 werd vooral de vertolking door het Italiaans kwartet (Philips 420.894-2, 464.699-2) als heel congeniaal begroet. Later kwamen daar ook bijzonder mooie realisaties van onder meer het licht romantiserende Berg kwartet (EMI 747.347-2), het gepolijst en gevoelig reagerende Juilliard kwartet (Sony 52554), het classicistische Emerson kwartet (DG 445.509-2), het gedistingeerd, spatzuiver en scrupuleus agerede Melos kwartet (DG 463.082-2), het verfijnde en optimaal opgenomen Hagen kwartet (DG 437.836-2), het erg vitale Cleveland kwartet (Telarc CD 80111) en het pittige Kodaly kwartet (Naxos 855.0249) bij. Eigenlijk is die oude Philipsopname van de Italianen altijd nog het mooist, maar voor moderne smaken bevredigen het Melos en de Hagens mogelijk net wat beter.