DVORAK: SYMFONIE NR. 5
Dit is in de juiste nummering de eerste volkomen uitgerijpte symfonie van Dvorak, een soort geniale eruptie. Net als zijn door Wagner geïnspireerde voorganger is ook dit werk later overtroffen door de volgende symfonieën. Maar Dvoraks tijdgenoten sloegen de 5e hoog aan en het is niet moeilijk te begrijpen waarom. Het werk behoort tot Dvoraks hechtste symfonische constructies en zit niettemin boordevol Boheemse volksmuziek. Heel kenmerkend voor deze componist dus. Alle vier de delen, maar in het bijzonder het eerste en het vierde bevatten onvergetelijk krachtige gedachten die met een aan Schumann of Brahms herinnerende gewetensvolheid worden geuit.
Al in 1952 zorgde Sejna (Supraphon SU 1917-2) voor een grammofonische herontdekking van het werk. Wie in deze muziek liefst een Tsjechisch orkest hoort, kan terecht bij de moderner klinkende uitvoering van Belohlávek (Chandos CHAN 9475).
Jansons (EMI 749.995-2) accentueert in een heel geëngageerde vertolking de architectonische grandeur van het werk maar is ook treffend gevoelig in het langzame deel en laat merken dat de orkesttaal van Dvorak hier dichter bij Tschaikovsky dan bij Brahms staat. Järvi gat een stug wilder en ruiger te werk (Chandos CHAN 8552), ook A. Davis is de moeite (Sony 60297), maar de mooiste, liefdevolste interpretaties zijn nog altijd de betrekkelijke ouwetjes, helaas alleen beide op 6 cd’s met de rest van de symfonieën leverbare versies van Kertesz (Decca 430.046-2) en Kubelik (DG 423.120-2). Wie dat teveel is, kan teruggrijpen op Rowicki (Philips 446.530-2) op 2 cd’s samen met de 4e en 6e symfonie. Bij de los verkrijgbare opnamen gaat de voorkeur uit naar Jansons.