Mini Vergelijkingen

CHERUBINI: REQUIEMS, MISSEN

CHERUBINI: DE 2 REQUIEMS en KRONINGSMISSEN

 



Met Arturo Toscanini niet als enige deelde Riccardo Muti de opvatting dat de Italiaans/Franse componist Luigi Cherubini veel hoogachting voor zijn werk verdient en zeker niet exclusief voor zijn opera Medea. Ook door tijdgenoten werd hij rond de eeuwwisseling van de achttiende naar de negentiende eeuw hooglijk gewaardeerd. Door Beethoven bijvoorbeeld, die alleen al zelf geen requiem schreef omdat hij zich daartoe zo kort na Cherubini’s eerste werkstuk in dit genre in c-klein niet in staat achtte. En door Berlioz, die sprak van ‘het grootste van zijn grote werken’. In feite heeft de ooit in Parijs zeer beroemde componist de katholieke Missa pro defunctis zelfs tweemaal op muziek gezet, een keer met gemend koor en een keer met louter mannenkoor.



Curieus genoeg bestaan ook twee werken van hem met de titel Kroningsmis. Ze zijn beide voor een andere gelegenheid (en een andere monarch) geschreven.



Toscanini (RCA GD 60272, 74321-72373-2) was in 1950 ook een van de eersten die het bekendste van beide Requiems opnam. Maar Riccardo Muti (EMI 763.161-2, 4 cd’s) is de tot nu toe enige die alle vier deze religieuze werken vastlegde.



Gelukkig met overtuigend succes. De vertolkingen ademen een passend nobele, zinnelijke, dramatische en opwindende atmosfeer.



Het eerste Requiem is ook nog separaat met goed gevolg door Spering (Opus 111 OPS 30-116), Best (Hyperion CDA 66805) en Fasolis (Naxos 8.554749) opgenomen. Kenmerken? Best trekt het werk nogal in Beethoveniaanse sfeer, Spering geeft het een Berliozkarakter en Fasolis verenigt beide werelden en is fijn goedkoop als bonus. Van het tweede Requiem maakte hij later, in 2001, nog een opname in München (EMI 557.166-2) die nog dramatischer en dynamischer klinkt. Van dat op 76-jarige leeftijd geschreven tweede Requiem bestaat nog een fraaie opname van Markevitch (DG 457.744-2). Muti blijft een eerste keus, maar de andere genoemden blijven niet ver bij hem achter.