Mini Vergelijkingen

COPLAND: BALLET KWARTET

COPLAND: BALLET KWARTET
 

 


Midden jaren dertig vorige eeuw sloeg Aaron Copland nieuwe compositorische wegen in. Onder de invloed van de economische crisis was hij zich bewust geworden van “een nieuw muziekpubliek dat was opgegroeid rond de radio en de grammofoon. Het had geen zin om dat te verwaarlozen… en dus voelde ik me genoopt….. om in de eenvoudigst mogelijke termen te zeggen wat ik te zeggen had.”


Tot de talloze scheppingen die als gevolg van deze luisteraarvriendelijke houding ontstonden, behoren vier balletmuzieken. Om te beginnen El salón Mexico (1936) dat met zijn pezige orkestratie, zijn springerige dansritmen en zijn dankbare gebruik van volksmuziek al de weg wijst naar hetgeen gaat volgen. Billy the kid (1938), geschreven voor het Civic Opera House in Chicago, gaat op de ingeslagen weg verder met een levendige beschrijving van het Wilde Westen, inclusief de verplichte cowboy schietpartijen. Daarna kwam Rodeo (1942) met zijn vier dansepisoden als volgend eerbetoon aan de cowboy subcultuur. Maar het belangrijkst is het in 1944 voor Martha Graham geschreven ballet Appalachian Spring (waaraan een aparte, uitgebreidere vergelijking is gewijd). Het gaat om een werk dat ik quasi mythische termen handelt over de hoop en de verwachtingen van een pas getrouwd stel dat zich in Pennsylvania vestigt aan het begin van de 19e eeuw. Het gegeven sloeg meteen aan bij het Amerikaanse publiek.



Coplands gave om heldere, open klankweefsels te scheppen in combinatie met een heel positivistische melodiek die culmineert in de uitgebreide verwerking van de Shakers hymne “Simple gifts” aan het eind van het werk zorgden al dat succes was verzekerd. In de verdere orkestratie schept Copland meteen al aan het begin met zijn schildering van een zonsopgang op een lentedag een sfeer van open, wijde vlakten. Later wordt dat aangevuld met een stemming van geloofsijver en blijmoedige feeststemming in de vorm van energieke dansmuziek die deels teruggrijpt op traditionele vormen als square dancing.



Copland zelf dirigeerde graag en veel eigen werken. Een compilatie van zijn in de periode 1963 tot 1976 gemaakte opnamen biedt een album met 3 cd’s (Sony 46559). Maar de opnamen die deze drie balletmuzieken in optima forma uitgevoerd bijeenbrengen, komen in de eerste plaats van Tilson Thomas (RCA 09026-63511-2) en in de tweede van Kunzel (Telarc CD 80339).