BARTÓK: SONATE VOOR 2 PIANO’S EN SLAGWERK
Moet de piano niet tot het slagwerk worden gerekend? In de twintigste eeuw gingen de overwegingen van heel wat componisten in die richting en bij Bartók in sommige opzichten het verst; hij erkende zo de ware status van de vleugel op een manier die geen enkele 19e eeuwse componist zou hebben gewaagd.
Toch gaat het niet om een echt heftig of zelfs bikkelhard werk ondanks alle berekende strengheid van de constructie. De drie delen worden respectievelijk gedomineerd door een mysterieus begin en een vervolg met asymmetrische polsslag in het eerste deel, een nocturneachtige sfeer in het tweede deel met treurmarskarakter en een volksmuziekachtige uitbundigheid in de finale met een belangrijke geestige rol voor de xylofoon (die mogelijk Shostakovitch later inspireerde). Het slagwerk zorgt voor extra kleur, accentuering en dialoog maar manifesteert zich slechts zelden als doel op zichzelf.
Eén van zijn sonates, een geraffineerd werk, namelijk de Sonate voor twee piano’s en slagwerk uit 1937 – een opdrachtwerk uit Bazel, maar ditmaal niet van Paul Sacher -vormt een uitgekiend sleutelwerk uit de moderne kamermuziek en moet expliciet door twee pianisten en twee slagwerkers achter een batterij instrumenten waarvan de plaatsing precies in de partituur is aangegeven worden gespeeld. Het gaat feitelijk om een poging om de percussieve mogelijkheden van de piano en de expressieve kwaliteiten van het slagwerk te exploreren. Een fascinatie die bij deze componist verder in zijn oeuvre terug kan worden getraceerd tot het langzame deel uit zijn 1e pianoconcert en het 2e pianoconcert. Later maakte de componist een bescheiden orkestratie van het slagwerkgedeelte, waarna het stuk als Concert voor twee piano’s door het leven ging.
Succesvolle verklankingen hangen in hoge mate af van een goede onderlinge eenheid der musici en een perfect ritmisch gevoel.
Dat is precies wat de zusjes Labèque en hun slagwerkers Sylvio Gualda en Jean-Pierre Drouet tonen (EMI 747.446-2), waarbij de extra attractie schuilt in het feit dat deze cd ook de concertvorm ter vergelijking biedt met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. Van die concertvorm bestaat trouwens een historische opname met Bartók zelf en zijn echtgenote Ditta Pásztory en het Boedapest symfonie orkest onder János Sándor (Hungaroton HCD 31039) en een niet te versmaden modern alternatief van Martha Argerich, Nelson Freire, Jan Labordus en Jan Pustjens met het Concertgebouworkest o.l.v. David Zinman (Philips 468.155-2).
Van de Sonate, gekoppeld met vierhandige pianowerken, gaven Murray Perahia, Georg Solti, David Corkhill en Evelyn Glennie (Sony 42625) en het Slowaaks pianoduo met het Deense Safri slagwerkduo (Chandos) de mooiste vertolkingen. Ook hier circuleert nog een opname van Bartók en zijn vrouw plus Henry J. Baker en Edward J. Rubsam op Hungaroton HCD 12326/31 (6 cd’s).