Mini Vergelijkingen

BERG: KAMMERKONZERT

BERG: KAMMERKONZERT

 


Haast in een flits voltrekt zich het elfdelige Kammerkonzert van Berg zich. Het begint met een kort motto, gevolgd door een ‘Thema scherzoso’ met vijf korte variaties; dan het langste, substantieelste deel adagio en tot besluit het rondo dat opnieuw in drieën uiteenvalt.

 

Het betrekkelijk korte werk werd tijdens Bergs veertigste verjaardag op 9 februari 1925 voltooid en was bestemd als een verlaat cadeau voor de vijftigste verjaardag van Schönberg. Tevens markeerde het stuk de twintigjarige vriendschap tussen Schönberg, Berg en Webern.

 

Geen wonder dus dat Berg ter ere van die relaties de beginmotieven ontleende aan de namen van het drietal, wat dankzij de Duitse notatie van die namen mogelijk was. Door de begeleiding van het concert te beperken tot dertien blaasinstrumenten bewerkstelligde Berg hier een prachtig kleurenspel, terwijl de solopartijen van de piano (in het eerste deel), de viool (in het tweede) en tenslotte beide samen (in het derde) veel bijdragen aan een virtuoos showstuk.

 

In de loop der tijd ontstonden enige goede opnamen van het werk. Pierre Boulez behoorde tot de eersten met Daniel Barenboim, Saschko Gavriloff en leden van het BBC symfonie orkest in 1967 (Sony 68331), Claudio Abbado volgde in 1986 met Peter Serkin en Isaac Stern plus leden van het Londens symfonie orkest (Sony 42139). Een stuk romantischer gingen Andrea Lucchesini en Reiko Watanabe bij Giuseppe Sinopoli en leden van het Dresdens Staatsorkest in 1997 te werk (Warner 0927-49009-2 en 0927-46737-2). 

 

Het bevredigendst is echter de tweede uitvoering van Boulez uit 1977 (DG 447.405-2), vooral dankzij de openlijk beleden romantiek van de solisten Barenboim en Zukerman tegenover de no-nonsense strengheid van het Ensemble InterContemporain. Jammer alleen dat de uitgebreide herhaling uit de finale is geschrapt. Boulez zei ook over dit werk: “Wat ik hier het opvallendst vind, is de combinatie van directe expressiviteit met een uitzonderlijke structurele kracht”. Maar in wezen gaat de keus tussen de expressiviteit van Sinopoli c.s en de classicistische nadruk van Boulez II.