BRAHMS: DE 2 SERENADES
Brahms’ beide serenades waren zijn eerste gepubliceerde orkestwerken. Hij componeerde de eerste serenade als een nonet voor fluit, twee klarinetten, hoorn, fagot en strijkers, maar breidde later die bezetting uit voor een groter ensemble en waardeerde ook de structuur op. In menig opzicht kijkt het werk al vooruit naar de rijpere symfonieën, maar tegelijkertijd bezit het werk nog een lichtere toets die herinnert aan de klassieke serenades van Haydn en Mozart.
In de tweede serenade gebruikt Brahms een heel wat kleiner orkest dan in de eerste en een bijzonderheid is ook het ontbreken van de violen. De atmosfeer is daardoor donkerder, maar ook heel sereen, zelfs pastoraal en men wordt voortdurend herinnerd aan volksdansen.
Het is logisch beide werken in combinatie aan te schaffen. Mogelijkheden genoeg, te beginnen bij Gary Bertini met het Weens symfonie orkest (Orfeo C 008101, 1982), via Haitink met het Concertgebouworkest (Philips 432.510-2, 1976) tot het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Belohlavec (Supraphon 11.1992-2, 1994) en het Londens symfonie orkest onder István Kertész (Decca 421.628-2, 466.672-2, 1968). Maar de mooist klinkende opname is die van Charles Mackerras met het Schots nationaal orkest (Telarc CD 80522, 1998). Interpretatief echter gaat Michael Tilson Thomas met het Londens symfonie orkest (Sony 89899, 1996) aan kop. Met Kertész – indien nog leverbaar – als goede tweede. De Philipsopname heeft het (tijdelijke) prijsvoordeel (€4,95) aan zijn kant.