BRAHMS: DE 3 PIANOTRIO’S
Nauwelijks een andere componist uit de Duitstalige romantiek heeft op kamermuziekgebied zoveel gepresteerd als Brahms. Met hoeveel energie hij deze uitdaging aanging, blijkt bijvoorbeeld mooi uit zijn eerste pianotrio, dat tenslotte moest kunnen bestaan naast Beethovens Aartshertogtrio. Maar ook het tweetal latere werken in deze bezetting mag er wezen. Merkwaardig genoeg behoort het genre tot een minder algemeen bekend aspect van Brahms’ kamermuziek. Hij nam hier dus als het ware het estafettestokje van Beethoven – en in mindere mate van Schubert – over, maar schreef toch werken in een heel eigen stijl binnen een ook heel nieuwe klankwereld.
Ieder van de drie instrumenten wordt feitelijk bij vlagen tot het uiterste belast alsof de componist een soort orkestrale dieptewerking wilde bereiken met slechts drie uitvoerenden. Een ander fascinerend aspect van deze trio’s (en met name van het laatste, in c-klein uit 1886) is Brahms’ solistische behandeling van de beide strijkers, waarbij viool en cello soms sonore passages te verwerken krijgen die ideaal passen bij hun respectievelijke kenmerken. Maar af en toe is Brahms’ afwikkeling van het materiaal ook wat academisch (met name in het derde trio) zodat de muziek wel erg complex wordt. Maar steeds compenseert een overdaad aan fraai gevormde ideeën voor de inspanning die de luisteraar zich moet getroosten.
Een van de mooiste integrale opnamen van dit drietal werken komt nog uit de jaren vijftig vorige eeuw van het trio Julius Katchen, Josef Suk en Janos Starker (Decca 448.092-2). Spontane, kernachtige interpretaties met een extra dosis spontaniteit in het derde trio. Voor een tweede hoogtepunt in de discografie zorgde – uiteraard – het Beaux Arts trio (Philips 438.365-2), dat met al zijn getoonde ervaring en inzicht nog weer wat overtuigender was. Gedegen en mooi, maar in expressief opzicht wat terughoudender, is ook het Florestan trio (Hyperion CDA 67251/2). Op zijn beurt werd het nog weer wat later lichtelijk overtroffen door het Trio Fontenay (Teldec 8573-87791-2) dat profiteerde van een nog weer betere opnamekwaliteit en dat nog ‘Brahmsachtiger’ speelde en klonk. Wie Brahms hier ‘te zwaar’ vindt, kan goed terecht bij de nieuwste opname van Renaud en Gautier Capuçon en Nicholas Angelich (Virgin 545.653-2) die een meer Gallische, heel frisse benadering kiezen maar warm van toon en mooi breed uitgespeeld. Structuren worden prachtig blootgelegd en de getoonde energie is goed in evenwicht met de lyrische muziekstroom. De Teldec- en Virginopname lijken gezien de optimale klankkwaliteit de beste keus. Overigens is er van het eerste en tweede trio een prachtige opname van Maria João Pires, Augustin Dumay en Jian Wang (DG 447.055-2).