Mini Vergelijkingen

BRAHMS: DUBBELCONCERT

BRAHMS: DUBBELCONCERT


 
De ernstige, declamatorische uitingen aan het begin van het Dubbelconcert hebben veel te zeggen over de aard van hetgeen daarop volgt. Ze kunnen ook een duidelijk licht werpen op de twee solisten die na elkaar inzetten met solo cadensen die zijn gescheiden door wat orkestraal materiaal. Net als het Vioolconcert dankt het werk zijn bestaan aan Joseph Joachim; Brahms was van hem vervreemd tengevolge van diens echtscheiding en wilde dat goed maken. Sommige commentatoren beweren niet ten onrechte dat hij dan beter een tweede vioolconcert had kunnen schrijven. Het lijkt er inderdaad wel wat op dat de componist de violist alleen maar een lekkere worst voorhield want de soloviool krijgt minder substantieels te doen dan de solocello. Gecomponeerd na de vier symfonieën en de drie concerten gaat het om een tamelijk hoekig en wel erg serieus werk met hier en daar wat al te vet georkestreerde passages. Maar ook al is het niet een van Brahms’ belangrijkste werken, het laat wel mooie interacties tussen de solo instrumenten horen.

 

Bij Ma en Stern (Sony 42387) is het frappant genoeg bijvoorbeeld de toen jonge cellist die de meest serieuze toon aanslaat en de nobele ernst van dit deel het meeste recht doet, terwijl betrekkelijke veteraan violist melodieuzer en spontaner inzet; Abbado begeleidde sympathiek volgzaam. Later maakte Ma met Perlman en Barenboim nog een andere ‘live’ opname (Teldec 0630-15870-2) van dit werk met een grilliger, vrijmoediger vertolking. Tweemaal vertrouwde ook Kremer dit werk aan de cd toe en beide keren heeft hij met zijn partners wat bijzonders te zeggen: eerst met Maisky en Bernstein (DG 410.031-2), later nog indringender met Hagen en Harnoncourt (Teldec 0620-13137-2). De moeite waard zijn ook Zukerman, Kirschbaum en Eschenbach (RCA 09026-68964-2).

 

Niet onlogisch zijn er van Oistrakh ook tenminste twee versies. In de oudste (EMI 569.331-2) werkte hij samen met Fournier en Galliera, later in 1969 toog hij naar de V.S. om in Cleveland met Rostropovitch en Szell samen te werken (EMI 764.744-2). Brahmsachtiger kan haast niet en het Andante is nooit beter uit de verf gekomen.

 

Wie belangstelling heeft voor de meer historische kant van de opnamegeschiedenis, moet ook eens luisteren naar Heifetz/Feuermann/Ormandy (Pearl GEMMCD 9293), Milstein/Piatigorsky/Reiner (RCA 09026-61485-2) en Francescatti/Fournier/Walter (Sony 64479). De voorkeur geldt tenslotte toch de combinatie van Oistrakh/Rostropovitch/Szell. In opnametechnisch opzicht mag de EMI uitgave van de Russisch/Amerikaanse samenwerking dan misschien niet helemaal meer up to date zijn, in interpretatief opzicht staat hij nog steeds op vrij eenzame hoogte.