Mini Vergelijkingen

BRAHMS: PIANOKWINTET

BRAHMS: PIANOKWINTET


 

In zijn artikel Neue Wege uit 1853 omschreef Schumann de kamermuziek van Brahms als ‘symfonieën in vermomming’. Zelden was zo’n omschrijving passender als voor diens Pianokwintet op. 34, waarin Brahms favoriete instrument, de piano, een centrale rol speelt.



Dit werk werd oorspronkelijk gecomponeerd als strijkkwintet met twee celli. Brahms’ invloedrijke vriend Joseph Joachim leverde daarop nogal wat negatieve kritiek. Brahms nam die ter harte en werkte het kwintet om tot een sonate voor twee piano’s. Toen ook die versie niet mild werd ontvangen, wendde hij zich tot Clara Schumann en als resultaat van haar adviezen werd het werk omgezet in de definitieve vorm van pianokwintet. De rol van die piano is hier beurtelings nadrukkelijk, raadselachtig en introspectief, maar hoofdzaak is dat het instrument de muziek steeds voortstuwt, ondervraagt en de strijkersklank illumineert. Het hele proces vergde drie jaar medio jaren 1860. Het goed beargumenteerde werk verraadt weinig van zijn gevarieerde voorgeschiedenis.



Van deze compositie bestaat een mooie historische opname van Serkin en het Busch kwartet uit 1938 (EMI 764.702-2). Veel recenter, uit 1995, is de bedachtzame vertolking van P. Serkin en het Guarneri kwartet (Philips 446.710-2). Dan zijn daar Virzaladze en het Borodin kwartet (Teldec 4509-97461-2) met een indringende en vooral prachtig klinkende versie dankzij de fijne akoestiek van The Maltings.



Andere maatgevende uitvoeringen komen van Pollini en het Italiaans kwartet (DG 419.673-2) in een nogal stormachtig dramatische en in het langzame deel rusteloze verklanking, een heel geconcentreerde en welsprekende dito Previn en het Musikverein kwartet (Philips 412.608-2), een heel contrastrijke van Eschenbach nog als jonge hond tegenover het waardig ingehouden spelende Amadeus kwartet (DG 439.490-2) en omgekeerd de wat verinnerlijkte Frankl tegenover het extroverte Lindsay kwartet (ASV CDDCA 728). Evenwichtiger, mooi geschakeerd en getuigend van een heel overtuigend soort gepassioneerd classicisme is de versie van Paul Gulda en het Hagen kwartet (DG 437.804-2). Laatstgenoemde uitgave klinkt wat beter dan die van Pollini c.s; dit tweetal DG uitgaven is wel het mooist van al.