BRAHMS: SYMFONIE NR. 2
Wie ooit het in het Oostenrijkse Karinthië gelegen Pörtschach heeft bezocht, begrijpt welke ontspannende natuurgenoegens het plaatsje en zijn omgeving de op rust en bezinning uit zijnde bezoeker biedt. Met enige fantasie moet het ook mogelijk zijn zich voor te stellen hoe Brahms in 1877 daar in een nog veel rustiger tijd moet zijn vergaan. De Hamburger die de Alster had ingeruild voor de Donau, reeds acht jaar in Wenen woonde integreerde die rustieke omgeving in wat later naar analogie met Beethovens Zesde symfonie wel zijn Pastorale werd genoemd. Een product als gevolg van een kortstondig buitenleven.
Een betrekkelijk rustpunt ook nadat de moeizame strijd rond de Eerste symfonie in de schaduw van Beethoven was gestreden. De componist had intussen een groter zelfvertrouwen gekregen en met de nieuwe symfonie schiep hij een werk dat milder, warmer van klank was en minder ruig van statuur. Met deze symfonie had hij evenveel succes als met die Eerste in Wenen. Dat ging zelfs zover dat hij op grond van de enthousiaste ontvangst ook meteen een muziekuitgever vond die beide werken wilde publiceren. Een ander gevolg was dat Brahms op grond van dat succes werd uitgenodigd voor een Europese tournee.
Uiteraard zijn legio opnamen van dit werk verschenen, vele binnen albums met alle orkestwerken van Brahms of tenminste met de vier symfonieën, maar gelukkig daarna ook weer verkaveld. Daarnaast zijn er losse uitgaven. Gezien de speelduur van een kleine drie kwartier, is op de betreffende cd nog ruimte voor tenminste een ouverture of bijvoorbeeld de Haydnvariaties of de Altrapsodie. Maar met een beetje passen en meten kan zelfs de korter durende Derde symfonie worden toegevoegd.
Ongeacht die toevoeging is de mooiste versie van de Tweede symfonie die van Claudio Abbado met het Berlijns filharmonisch orkest (DG 427.643-2, met de Altrapsodie). Van de diverse combinaties met de Derde symfonie zijn er een paar die met kop en schouders boven de rest uitsteken. In de eerste plaats moet de van nobele grandeur, verfijnde, prachtig geïntegreerde, vrij strenge versie van Klemperer worden genoemd (EMI 567.030-2). Als mildere, nog wat sympathieker aandoende en even logisch aandoende tegenhanger is daar Bruno Walter (Sony 64471). Een warme aanbeveling verdienen ook de hier opvallend subtiele, frisse, onbelaste Mariss Jansons en het Oslo filharmonisch orkest (Simax PSC 1204), de lyrische Karajan met somptueus orkestspel van het Berlijns filharmonisch (DG 429.153-2) en de daarentegen veel gedetailleerder uitgewerkte visie van het Cleveland orkest o.l.v. George Szell (Sony 47652).
Wie zweert bij Super Audio kan ook terecht bij het Radio symfonie orkest o.l.v. Hans Vonk, wiens laatste opname dit vermoedelijk is en eentje waar hij gelukkig veel eer mee inlegde (Pentatone PTC 5186-042, met de Tragische ouverture).
Met geen van zevental kan men een miskoop doen, maar begin tenminste met Abbado als standaard.