BRUCKNER: SYMFONIE NR. 2
In theorie worden voor pauzes in de muziek dezelfde waarden onderscheiden als voor de noten; in de praktijk zijn pauzes voor de eigenlijke muziek niet zo belangrijk als de noten. Maar dat de noten zonder de pauzes niet zouden zijn wat ze zijn – die waarheid als een koe hanteerde Bruckner in zijn Tweede symfonie op een manier waardoor telkens weer de muziekstroom door het zwijgen van alle instrumenten wordt onderbroken. Verblufte luisteraars gaven daarom het werk de bijnaam Pausensinfonie.
Zoals zo vaak bij Bruckner zijn er weer verschillende versies. Wie het origineel uit 1872 in de restauratie van Carragan liefst wil horen, is het beste af met de haast Schubertiaanse Tinter (Naxos 8554006), wie echter de gangbaarder versie van Haas prefereert, kan niet beter doen dan de lucide, gedetailleerde Chailly (Decca 436.154-2) te kiezen. Imposant is natuurlijk ook de rigoureus onpathetische visie van de expert Wand (RCA GD 60077).
Andere interessante, maar net iets minder geslaagde verklankingen komen vooral van Karajan (DG 415.988-2), Eschenbach (Koch 37391-2) en Inbal (Teldec 0630-14196-2, ook oerversie). Een bijzonderheid is nog de opname van het Weens symfonie orkest uit de tijd dat Giulini daar vast dirigent was (1975) en de versie 1877 gebruikte (Testament SBT 1210). De Italiaan Giulini overtuigde vooral sinds hij in zijn Chicagotijd de 9e al eens opnam later in Wenen voor DG met de late Brucknersymfonieën, maar zijn zangerige 2e mag er ook wezen.
En Haitink (Philips) en Jochum (DG), de gewaardeerde specialisten? Hun versies zijn alleen verkrijgbaar in een doos met alle symfonieën. Voor een heel mooi, goedkoop alternatief zorgde Georg Tintner met – of all orchestras – het Nationaal orkest van Ierland (Naxos 8.554006).