Mini Vergelijkingen

BRUCKNER: SYMFONIE NR. 5

BRUCKNER: SYMFONIE NR. 5
 

 

Kubussen en vierkant gehouwen stenen, dus mathematische vormen met een geometrische achtergrond zijn goed te associëren met de symfonische bouwsels van Bruckner. Met name als het om diens Vijfde gaat. Dit is de eerste van Bruckners rijpe symfonieën die in één enkele, eenduidige versie tot ons is gekomen; het is ook de monumentaalste Brucknersymfonie tot op dat moment. Het werk wordt gekenmerkt door een gevoel van plechtigheid en een blijk van een onderliggend dramatisch conflict, van in toom gehouden passie, gesuggereerd door forse koperkoralen; iets dat we niet zo kennen uit de voorafgaande werken. De finale is een knappe mengvorm van koraal en fuga.



Mogelijk is Bruckners 5e ook zijn krachtigste geloofsuitdrukking. Een ander zou waarschijnlijk de menselijke stem hebben ingezet voor zo’n belijdenis, Bruckner gebruikte daarvoor een orkestpartituur van epische dimensies.



Rationeel op een ander niveau werkt ook de dominantie van complexe contrapuntiek, die hier weliswaar nogal archaïsch aandoet. Het is zelfs mogelijk om historische dwarsverbindingen te construeren omdat Bruckner hier Beethoven en met name diens Vijfde als voorbeeld nam. Hoe dan ook: dit is de meest klassieke van Bruckners negental. Of het werk daarom jarenlang zo weinig werd uitgevoerd en mogelijk verkeerd werd begrepen?



In 1951 gaf Furtwängler voor het eerst een bruikbaar voorbeeld op hoog niveau (EMI 556.750-2). Heel pakkend, maar nogal eigenzinnig. Enigszins naar zijn voorbeeld, dus magistraal maar met naïeve tempowisselingen ging Jochum (EMI 572.661-2) te werk. Qua opvatting het andere (moderne) uiterste biedt Welser-Möst (EMI 555.125-2) met een vrij snelle, strakke verklanking. Meer noblesse en een dieper inzicht toont Wand (RCA 09026-68503-2); de DG versies van Jochum en Karajan blijken helaas niet separaat verkrijgbaar, Jochums versie met het Concertgebouworkest uit de abdij in Ottobeuren (Philips 464.693-2) nog wel; Inbal (Teldec 0630-14199-2) blijft met zijn ‘Originalfassung’ wat achter, zodat alles (uitvoering èn opname) bijeen feitelijk Chailly (Decca 433.819-2) en met de versie “Nowak” Sinopoli (DG 469.527-2) de beste papieren hebben. Wie voor een koopje terecht wil, komt bij Tintner (Naxos 855.3452) terecht. Verwarrend misschien, zo’n overdaad. Maar met Wand krijgt men het mooiste van alle werelden.