BRUCKNER: SYMFONIE NR. 6
De Zesde is de enige symfonie van Bruckner die tijdens de eerste uitvoering slechts fragmentarisch tot klinken kwam: alleen de centrale delen werden uitgevoerd. Vergeleken met de wat zwaar uitgevallen 5e is dit een iets lichter werk, grofweg het equivalent van Beethovens 8e of Brahms; 2e symfonie. Maar dat wil niet zeggen dat het werk niet een en al ernst zou zijn. Het majestueuze langzame deel met name ademt een sterk van eerbied getuigende atmosfeer. Wel behoort deze symfonie tot de minder uitgevoerde van deze componist. Aan het werk is weinig gereviseerd, noch door Bruckner, noch door anderen. Het meest wordt de Haasuitgave gebruikt. Eind negentiende eeuw werden muzikale kunstwerken nog niet algemeen zoals in de tegenwoordige alleen voor legitiem gehouden opvatting als ondeelbaar geheel opgevat.
De langzamerhand legendarische opnamen van Furtwängler (EMI 566.210-2) en Klemperer (EMI 763.351-2, 567.037-2) documenteren dirigentenprestaties waarmee spanning en bindende elementen in alle orkeststemmen tot een bloeiende klank worden verenigd bij mooi consequent volgehouden tempi. Zelden zal de architectuur van het werk zo organisch zijn opengelegd.
Ook Wand (RCA RD 60061) behoort tot de groten onder de Brucknervertolkers. De muziek ontplooit zich onder zijn handen heel natuurlijk, zonder slepende en evenzeer zonder opgejutte momenten. Grappig: Klemperer en Wand doen haast op de seconde precies even lang over het werk: 54’55”.
Van deze symfonie bestaat nog een redelijke interpretatie door Inbal (Teldec 0630-14200-2), een mooiere van Blomstedt (Decca 436.129-2). Te betreuren is dat de ook mooie uitvoeringen van Haitink (Philips 442.040-2) en Jochum (DG 429.079-2 en EMI 762.935-2) alleen in de vorm van hun integrale opnamen op 9 cd’s verkrijgbaar zijn. Met een heel dynamische aanpak in vrij snelle tempi verrast de zeer welsprekende maar waar nodig ook erg tere Barenboim (Teldec 4509-94556-2) die momenteel zeker ook klankmatig de beste papieren heeft.