Muziekgeschiedenis

INLEIDING

Het Classicisme

 

De periode die ruwweg begint na de dood van Bach in 1750 tot de dood van Beethoven in 1827 wordt heel handig maar niet al te nauwkeurig omschreven als het tijdvak van de Weense klassieken. De belangrijkste protagonisten, Haydn, Mozart en Beethoven zouden zichzelf waarschijnlijk niet hebben beschouwd en herkend als ‘classicisten’. En inderdaad: nog gedurende Beethovens leven karakteriseerde de Duitse schrijver E.T.A. Hoffmann deze drie componisten als ‘romantisch’. Die term suggereert bepaalde dominante idealen omtrent de balans, de proporties en de verzoening tussen de contrasten die centraal staat in de kunst van dit Weense triumviraat en hun geringere soortgenoten.

 


Als kern van de zogenaamde klassieke Weense stijl geldt het principe van de sonate (het begrip ‘sonatevorm’ kreeg pas veel later in de 19e eeuw gestalte), dat voortvloeide uit de binaire dansdelen uit de barok. Maar waar een menuet of courante van Bach of Händel op kenmerkende wijze de nadruk legden op de continuïteit van de structuur, op een naadloze melodische stroom en een enkelvoudige emotie of Affekt, bood de nieuwe sonate structuur een dynamisch en dramatisch argument, gebaseerd op het contrast tussen verschillende toonaarden en duidelijke, scherp gearticuleerde, heel verschillende episoden, in een schematische uitwerking die tenslotte leidt tot een oplossing in de toonaard van het begin. De macht en de invloed van de sonate stijl was in de jaren 1780 en 1790 toen de roem van Haydn en Mozart zijn hoogtepunt had bereikt, was dermate groot dat deze alle muzikale genres infiltreerde. In bijvoorbeeld het sextet uit de 3e akte van Mozarts Le nozze di Figaro vormt het sonate ontwerp een volmaakt muzikaal equivalent van de handeling op het toneel wanneer de aanvankelijke situatie leidt tot verwarring, onenigheid en tenslotte tot verzoening.

 


Vergelijk een willekeurig deel uit een concert of suite van Bach of Händel met een pril voorbeeld van de nieuwe sonate stijl – pak weg een sinfonia uit 1747 van Giovanni Battista Sammartini (1700-1775) of een symfonie uit op. 11 van Jan Stamitz (1717-1757) of een pianosonate van Baldassare Galuppi (1706-1785) en men wordt onmiddellijk getroffen door de radicale simplificatie van structuur, frasering en harmonie. Verdwenen zijn de polyfone weefsels en de vaak onregelmatige frasering uit de barok delen. In plaats daarvan horen we nu heel kenmerkend een reeks korte, ritmisch scherp gedefinieerde melodiecellen die zijn gerangschikt in frasen van twee en vier maten met veelvuldige cadensen. De interesse wordt vrijwel geheel gericht op de bewegingen van de melodielijn: de begeleidingen zijn dunnetjes aangebracht met ketens herhaalde noten, met langzaam veranderende diatonische harmonieën. Alles is gericht op élégance, ‘natuurlijkheid’ en gemakkelijke begrijpelijkheid.

 


Deze vroege klassieke stijl, de zogenaamde ‘galante stijl’ is de tegenhanger van rococo (het woord stamt van het Franse rocaille dat schelpwerk betekent) kunst zoals we die kennen uit de scènes galantes van de schilder Watteau en de architectuur met zijn luchtige, gracieuze, golvende lijnen en vormen en zijn tere humor in de literatuur.

 


De ‘galante stijl’ vond zoals reeds gezegd zijn mooiste muzikale expressie in de werken van J.S. Bachs al genoemde jongste zoon, Johann Christian ofwel de ‘Londense’ Bach met zijn zeldzame gave voor gepolijste, sensuele melodieën en van de cellovirtuoos Luigi Boccherini (1743-1805) wiens 13 reeksen van elk 6 (!) strijkkwintetten (de meeste met twee celli) en een paar dozijn strijkkwartetten die hij voor het Spaanse hof schreef een kleurige, vaak zwierige structuur combineren met een zweem exotisme en een mediterrane warmte en morbidezza. Daarnaast is hij de auteur van een dozijn celloconcerten (waarvan no. 9 het bekendst is, helaas vaak in de bewerking van Grützmacher) en ongeveer een dito aantal symfonieën.

 

De ‘galante stijl’ is ook duidelijk herkenbaar in heel wat werken van de jonge Mozart en van Mozart als adolescent; bijvoorbeeld in een werk als zijn Symfonie no. 29 in A; in zijn drie laatste Vioolconcerten is die stile galante tot grote hoogten gestegen. Zoals het wel is geformuleerd: “muziek die schoonheid transformeert in extase en gratie in het sublieme”.

 


Carl Stamitz (1746-1801) is de belangrijkste vertegenwoordiger van de (in wezen uit Tsjechische componisten bestaande) “Mannheimse school”. Kenmerkend voor zijn werk zijn de briljante orkestratie en de voor deze stijlrichting bepalende grote dynamische contrasten. Op zijn naam staan symfonieën, concertante symfonieën en concerten, voornamelijk voor blazers plus kwartetten voor blazers en strijkers. Overigens was Johann Melchior Molter (1695-1765) een van de grondleggers van die belangrijke school. Hij liet vooral concerten voor blazers – fluit en trompet – na die virtuoze invloeden van Vivaldi verraden.

 


Meer als vertegenwoordiger van het Weense preclassicisme kan Matthias Georg Monn (1717-1750) gelden. Hij stamde uit Neder Oostenrijk en droeg interessante symfonieën, een klavecimbel- en een celloconcert bij. Als rivaal van Mozart en leraar van Schubert is Antonio Salieri (1750-1825) bijna tot een legende geworden. Thans is hij nagenoeg vergeten als componist van een aardig Concert voor fluit, hobo en orkest, andere concerten, de 26 Variaties over La follia di Spagna en een reeks meest komische opera’s. Ook tot de kring rond Salieri, Haydn, Albrechtsberger en Beethoven behoorde de ras Bohemer Antonin Reicha (1770-1836). Later toog hij naar Parijs, waar Berlioz, Liszt, Franck en Gounod tot zijn pupillen behoorden. Het bekendst werd hij met zijn 24 Blaaskwintetten, maar opmerkelijk zijn ook z’n Te Deum en Republikeins Requiem.

 


Jan Hugo Vorísek (1791-1825) zocht vanuit Bohemen ook zijn heil in het buitenland. Zijn tussen die van Beethoven en Schubert liggende levensdata kenmerken ook zijn positie tussen het Weense classicisme en de vroege romantiek.

 

Tegenwoordig is hij haast alleen nog bekend als de bedenker van het pianowerk met de titel Impromptu. Hij componeerde slechts één symfonie, maar wel een reeks blaaskwintetten die van betere kwaliteit zijn dan die van Reicha.