BIJ DE DOOD VAN MAURICIO KAGEL

MAURICIO KAGEL (1931 - 2008): HUMORIST, CLOWN EN SATIRICUS 

Bij de dood van een van de al haast in vergetelheid geraakte grote geesten van de naoorlogse avant-garde 

Het tijdstip waarop de Argentijnse autodidactische componist van Duits-Russische afkomst Kagel naar Duitsland emigreerde (1957) en in Darmstadt muzikale impulsen krreeg, werd gekenmerkt door de overgang van de strikt bepaalde, heel gedetermineerde seriële muziek naar een herwonnen vrijheid van de componisten die naar believen tot in het absurdistische, maar wel heel nauwkeurig tot in detail uitgewerkte materiaal konden omgaan met hun muzikale ideeën. Kagel heeft die nieuwe beweging op basis van zijn ondoctrinaire ingenieusheid met overgave omarmd en nieuwe impulsen gegeven. Sinds 1974 gaf hij les aan de Keulse Musikhochschule. In Nederland was hij tijdens festivals een graag geziene gast. Voor het laatst eind 2006.

Aanvankelijk werkte hij in Buenos Aires als dirigent en filmacteur, in de loop der tijd ook als performer, theaterfiguur, hoorspelauteur en gelegenheidszanger.Bij pogingen met elektronische muziek (Transición 1) slaagde hij er om te beginnen in om eenheid te brengen in lineaire en ronde bewegingsvormen. Later slaagde hij erin om de spanning tussen het compositorische uitgangspunt en het resultaat bij de uitvoering als zodanig op te voeren en bereikte daarmee – bijvoorbeeld in Heterophonie en Match –een nieuw soort vrijheid bij alle verantwoordelijkheid voor het instrumentale en vocale proces.

Consequent ontwikkelde Kagel van daaruit een ‘instrumentaal theater’ dat een ongebruikelijke eenheid van optisch en akoestisch waarneembare componenten bij de geluidsproductie vertoont. Daarvoor maakte hij zich los van het gangbare instrumentarium, ontwikkelde hij nieuw materiaal (deels ook voor de voorschoolse muzikale opvoeding van kinderen) waarmee hij soms opeengestapelde ruismomenten in een soort milieubewustzijn van uitvoerende en luisteraar introduceerde.

De meeste van zijn werken hebben een theatrale inslag, met uitersten als het grootschalige Staatstheater uit 1971 en Die Erschöpfung der Welt uit 1985 en intiemere aktiewerken, zoals Match voor 2 celli en een slagwerker uit 1964.In Ludwig van uit 1970, een werk dat hij zelf verfilmde, haalde hij door toepassing van vervreemdingstechnieken essenties uit het door hem gebruikte Beethovenmateriaal die voor de onbevangen luisteraar een vruchtbare herbezinning op diens werk kunnen betekenen. In zijn mogelijk belangrijkste werk, Staatstheater, verplaatste hij het instrumentale kamertheater naar de het grote operatoneel en toonde hij de beschadigingen aan die de ‘dienende’ mens een werk daarbij kan oplopen.

Alle werken van Kagel worden eigenlijk gekenmerkt door een dialectische bijgedachte die niet zelden een frappante werking heeft. Dat die zelfs beroofd van de belangrijke visuele component op cd zijn uitwerking niet mist, is een aangename bijkomstigheid. In het geval van het voor de Olympiade in München gecomponeerde Exotica is dat zelfs van voordeel want niet zonder bijbedoelingen is dat stuk gewijd aan het ‘zesde zintuig’ en compenseert het Kagels aanvechtbaar streven naar een soort Gesamtkunstwerk.

Een ander wezenlijk aspect van Kagel en zijn muziek is dat hij veel gevoel voor humor, satire en relativering vertoont. DG beheert de belangrijkste muzikale erfenis van Kagels werk op lp, maar verdoekte helaas weinig naar cd. Misschien dat nu, na zijn dood, die archieven worden geopend. Te hopen valt bijvoorbeeld dat vooral bij het begin wordt begonnen, dus liefst met Anagrama voor stemmen en instrumenten uit 1958, zijn eerste Europese compositie. Hiervoor gebruikte hij allerlei ‘ongepaste’ vocale geluiden en teksten die van een Boulezachtige pietluttigheid blijk gaven. 

Selectieve discografie

Atem. Christian Lindberg. BIS CD 388.

Auftakte; Phantasiestück; Serenade; Trancision. Ensemble L’Art pour l’art. CPO 999.577-2.

Heterophonie; Improvisation ajoutée. Omroeporkest Frankfort o.l.v. Michael Gielen. Wergo WER 6645-2.

Intermezzo. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Mauricio Kagel. Cadenza 800895.

1898; Musik für Renaissance Instrumenten. Kinderkoor van de Hauptschule Peter-Griess-Straße, Keulen en Collegium instrumentale o.l.v. Mauricio Kagel. DG 459.570-2.

Marsen nr. 4 en 10 uit Märsche um den Sieg zu verfehlen. Hamburgs Staatsorkest o.l.v. Ingo Metzmacher. EMI 556.970-2.

10 Stukken voor de kompasroos. Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Winter & Winter 910.109-2.

Strijksextet. Ensemble Domaine musicale o.l.v. Pierre Boulez. Accord 476.209.

De 3 Strijkkwartetten. Arditti kwartet. Auvidis Montaigne 782129.

Auftakte, sechshändig; Phantasiestück; Serenade; Transición. L’art pour l’art. CPO 999.577-2.

A deux mains; An Tasten; Metapièce; MM 51; Passé compose. Paulo Alvares. CPO 999.965-2.

Rrrrrrr…. (8 orgelstukken); Der Tribun (10 marsen om de overwinning niet te halen voor militaire kapel). Zacher blaasensemble met slagwerk o,l.v. Maurico Kagel. Aulos CD AUL 66004.

Vox humana?; Finale; Fürst Igor, Stravinsky. Koor van het Operaorkest Lyon en Ensemble 2E2M o.l.v. Paul Méfano. Accord 20126-2.