Terugblik
De analoge periode
Op 1 januari 2015 zou ik in stilte mijn zestigjarig jubileum als recensent van klassieke muziekconserven kunnen vieren, ware het niet dat ik de enige ben die dat zou kunnen vieren en bovendien geen waarde hecht aan dat soort feiten.
Maar het is wel een moment om even stil te staan bij alle ups en downs. Omdat ik zo goedkoop en enthousiast was en een behoorlijke repertoirekennis had werd ik 2 januari 1955, kort na het vervullen van mijn militaire dienstplicht aangenomen als ‘redactie-assistent’ van maandblad Luister…!, toen nog knus gevestigd bij de Amersfoortste Courant aan de plaatselijke Fleetstreet. Eerste bijdrage: een in memoriam voor Peter van Anrooy. Eerste wapenfeit: een vergelijkende discografie over Händels Messiah in het aprilnummer. Heerlijke tijd, want toen was je met drie of vier opnamen klaar, nu zijn er wel vijfenzeventig.
Omringd door fijne, stimulerende collega’s als Hélène Nolthenius, Ralph Degens, Rutger Schoute en Leo Riemens had ik daar een leerzame, heerlijke, maar wel soms problematische tijd. Het muziekredacteurschap bij krant zorgde ervoor dat ik contact hield met de levende muziek in Amersfoort, Utrecht en Amsterdam.
Er waren leuke neventaken: een aantal keren lid van de Edisonjury die toen echt nog wat voorstelde en uitmondde in grootse concerten; lid van Bovema’s (EMI’s) Vijf Sterren commissie met o.a. Jo Vincent.
Ook in 1955 werd me gevraagd eenmaal in de veertien dagen platen als ‘grammofoonredacteur’ te bespreken in het toen nog op krantenformaat verschijnende Elseviers Weekblad.
De muziekindustrie zag (en ziet) de recensent voornamelijk als vooruitgeschoven post van de eigen p.r. afdeling en kritiek op, laat staan vergelijkingen met identieke producten was eenvoudig not done.
Dat werd me najaar 1959 fataal. Een ultimatum van de gezamenlijke muziekindustrie luidde: of die vent met zijn vitrioolpen eruit, of we adverteren niet meer en sturen geen gratis recensiemateriaal meer. Die keus was voor de hoofdredacteur (Joop Schrier) snel gemaakt.
Een magere jaar met alleen naast Elsevier wat free lance werk volgde tot me in 1960 werd gevraagd hoofdredacteur te worden van een nieuw platenmaandblad met de futuristische titel Disk. Vier luxueus uitgevoerde nummers verschenen, maar de abonnee-aanwas en de advertentie inkomsten waren te gering om het blad voort te zetten. Toch wilde een stel enthousiastelingen geen afscheid nemen van het project, dus eerst verscheen een gestencilde versie, vervolgens werd overgegaan op klein-offset en in 1967 zal uitgeverij Misset brood in het blad en verscheen het in gangbare vorm. Logisch dat ook toen commerciële stormen heersten en menig conflict met de muziekindustrie moest worden uitgepraat. De grootste boosdoeners waren de al te kritische Ben van der Kley en ondergetekende.
In 1968 kwam – tussendoor opgemerkt - na een kritische coverstory over Herbert von Karajan, die dat jaar in het Holland Festival optrad, ook een abrupt einde aan de medewerking voor Elsevier.
Tot de aangename bijverschijnselen behoorde dat ik mijn oude hobby (met kennis van en liefde audiotechniek) kon uitleven in bij voorkeur weer stevig onderbouwde, samen met het Duitse zusterblad Fono Forum gemaakte, ook weer bij voorkeur vergelijkende testrapporten van audio apparatuur: pick-up elementen, platenspelers, pick-up armen, versterkers, tuners, luidsprekers, hoofdtelefoons.
Maar het blad hield koers tot eind 1981. Wel was ik intussen opzij geschoven als onbruikbare hoofdredacteur. Een fusie van Misset met uitgeverij Elsevier, stijgende overheadkosten, een tot mislukken gedoemde poging om ook pop en jazz te integreren, betekende in december dat jaar het einde van mijn lievelingskind.
Freelance werk voor diverse HiFi bladen als HiFi Video Test, het ongeveer vijf jaar durende muziekredacteurschap van het inmiddels op klein tijdschriftenformaat verschijnende Elsevier, het vaste jurylidmaatschap gedurende het eerste jaar van het NOS Radio 4 programma Discotabel en het docentschap ‘Weergavetechniek’ en ‘Luisterpracticum’ van de in 1981 begonnen opleiding Muziekregistratie van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag vormden een heel aantrekkelijke diversificatie. Vooral die Haagse jaren in een bruisende muziekfabriek met een behoorlijk eigen symfonie orkest, dito operaklas en balletafdeling, composer’s in residence, projecten was geweldig. Helaas liep dat bij de pensionering in 1995 af. Wat rest is mijn reader Audiotechniek die intussen op deze site staat.
De digitale periode
Wat volgde was nog het nodige knabbel- en schnabbelwerk totdat me door audio collega Armand van Ommeren jaren later werd gevraagd mee te werken aan zijn website over audio en muziek. Daaruit kwam rond 2006 de eigen site Musicalifeiten voort.
Dat kostte enige zelfoverwinning. In de eerste plaats was ik digibeet die de kneepjes van het maken, optuigen en onderhouden van zo’n site niet beheerste en me daarin ook niet wilde bekwamen.
In de tweede plaats voelde ik weerstand tegen het gratis op straat gooien van materiaal waar ik vroeger al tijd beter of slechter voor was gehonoreerd en in de derde plaats hikte ik aan tegen de onvermijdelijke kosten van hosting enzovoorts. Ook zag ik op tegen de mogelijke rompslomp – van lezersbrieven, lastige vragen, bezwaren – die mogelijk zou ontstaan.
Dat ik toch op primitieve, eenzame, solistische wijze – inderdaad met nauwelijks enige hulp – doorzette, heeft twee redenen: het is een aangename bezigheidstheorie waarbij ik nog wat kennis en ervaring kan spuien zonder door iemand aan banden te zijn gelegd. En een dagelijks aantal hits eind 2014 tussen de 1300 en 1800 per etmaal plus nauwelijks van die vragen van lezers maakt dat ik er als workaholic nog steeds plezier aan beleef, ook al levert hij niet alleen financieel niets op, in tegendeel, maar ook nauwelijks positieve reacties. Dat is een heel verschil met de analoge periode toen brieven en telefoontjes van lezers aan de orde van de dag waren. Misschien moet ik maar blij zijn dat dit nu niet meer het geval is, want dan zou ik moeten beschikken over een onbetaalbaar secretariaat.
Wie zich verbaast over mijn grote productiviteit moet zich realiseren dat ik door omstandigheden sterk aan huis ben gekluisterd en dat ik meer en meer teruggrijp op ouder, hopelijk interessant materiaal waarvan de teksten al in het analoge archief zitten. Een miezerig klein pensioentje helpt niet om veel nieuw moois te kopen; lenen is al haast te duur en contacten met de muziekindustrie voor gratis promotiemateriaal zijn er niet.
Hoe lang nog is de vraag. Ik besef dat m’n zandloper bijna leeg is; lichamelijk is het niet zo best meer met me gesteld, maar de geest is nog redelijk vaardig. Wat als ik stop? Als niemand zich om het voortbestaan van de site bekommert, zal hij in een elektronisch zwart gat verdwijnen…..