MENUHIN, YEHUDI II

YEHUDI MENUHIN: DE HUMANISTISCHE VIOLIST

 

Hij was de enige onder de vijf grote Amerikaanse vioolvirtuozen die op Amerikaanse bodem werd geboren. Mischa Elman, Jascha Heifetz, Nathan Milstein en Toscha Seidel stammen uit Rusland enn ontwikkelden zich in de Russische vioolschool.

Menuhin werd 22 april 1916 in New York als zoon van een uit Palestina geïmmigreerde Joodse onderwijzer in bescheiden  huiselijke omstandigheden geboren. Hoewel Menuhin in de V.S. niet eerst ‘genaturaliseerd’ werd, is zijn muzikale gedachteleven vaster met de Europese traditie verbonden dat dat van die andere grootheden die in de V.S. hun tweede vaderland vonden.

Zijn talenkennis maakte het hem mogelijk om toegang te vinden tot de Europese cultuurbronnen, zijn muzikale belangstelling stopt niet aan hert virtuoze oppervlak, maar doorgronden de spirituele sfeer waarin meesterwerken ontstonden.

Hij zocht niet alleen de vriendschap van grote interpreten als Arturo Toscanini, Bruno Walter, Adolf Busch, Wilhelm Furtwängler, maar volgt het advies en het oordeel van componisten die hij interpreteert: Elgar en Bartók. 

Humaniteit heeft voor hem niet de betekenis van een verblekende weldadigheid van een grote ster, maar is welgemeend en wordt herhaaldelijk in de praktijk gebracht. Wanneer hij na een optreden in India Nehroe 30.000 dollar ter beschikking stelt, dan gebeurt dat niet met de bedoeling publiciteit te genereren, maar uit innerlijke noodzaak.

Toen Yehudi Menuhin negen maanden oud was, verhuisde de familie naar San Francisco. Op driejarige leeftijd begon Yehudi op een kwartviooltje. Zijn eerste vioollessen kreeg hij van Sigmund Anker en kort daarop kwam hij bij een pedagoog die waarschijnlijk meer bekend was verantwoordelijker was voor de Europese oriëntatie van Menuhin: Louis Persinger. Deze onderwees de vijfjarige violist vanuit zijn eigen opleiding als leerling van Nikisch, die hij ook als dirigent navolgde en verder met een leerling van Ysaÿe aan wie hij de vervolmaking van zijn virtuoze eigenschappen ontleende. Van 1907 tot 1915 werkte Persinger als concertmeester in het Brusselse Vauxhall orkest, het Berlijnse Blüthnerorkest en tenslotte in het Berlijns filharmonisch. Maar nu vervulde hij die rol in het San Francisco symfonie orkest.

Al gauw stelde hij het wonderkind Menuhin in een jeugdconcert (met pianobegeleiding) publiekelijk voor en 12 maart 1926 speelde hij voor het eerst met orkest. Lalo’s Symphonie espagnole stond op het programma en zijn leraar begeleidde hem als dirigent.

Op zijn tiende kwam Menuhin voor het eerst naar Europa.Hij trad toen weliswaar ook concerterend op, maar het belangrijkste doel was verdere studie. Na Adolf Busch werd de in Parijs levende Roemeense componist en violist Georges Enescu  zijn volgende leraar. Een gelukkige keuze, want zo kon een verdere universele muziekstijl worden ontwikkeld die later kenmerkend zou blijken voor Menuhin. Het verrassende aan dit wonderkind was namelijk dat het tot geen enkele ‘school’ behoorde. Na zijn verblijf in Europa keerde Menuhin terug naar de V.S. waar hij 25 november 1927 met het New York symfonie orkest onder Fritz Busch het vioolconcert van Beethoven speelde. De bewondering en het succes waren groot.

De discrepantie tussen de uiterlijke verschijning van de jonge violist in korte broek en de artistieke volmaaktheid van zijn spel was fascinerend. Geen wonder dat ookm iemand als Albert Einstein, toen in Berlijn, diep onder de indruk was.

Maar het waren niet de bewondering en de bijval die de trots van Menuhin voedden. Niet zijn tournees, niet het 150-jarig jubileum van het Gewandhausorkest in Leipzig waar hij in 1931 optrad, niet zijn concertreis rond de wereld in 1934, niet de talloze recitals die hij tijdens W.O. II voor de Amerikaanse troepen gaf en niet de intocht van de virtuoos in het in de zomer van 1944 bevrijde Parijs.

Meteen na W.O.II bezocht hij ook Duitse concentratiekampen, speelde hij voor ‘displaced persons’, maakte hij een tournee door Rusland, aarzelde in 1951 niet om in Berlijn met Furtwängler op te treden en ging kort daarop naar Japan.

Maar aan het eind van de jaren veertig maakt Menuhin een nieuwe crisis door en had moeite met zijn spel. Yoga hielp hem deze crisis te overwinnen, maar hij werd nooit meer de grootheid van vroeger. Maar de juiste stokvoering bleef een  probleem. Uit die tijd dateert ook zijn samenwerking met de Indiase sitarspeler Ravi Shankar.

Geen wonder misschien dat hij ooit zei: “Mijn mooiste herinnering uit die eerdere periode is aan de zoen die ik van Toscanini kreeg nadat hij me de eerste keer had gehoord. Ik vereerde Toscanini, maar het was jammer dat hij weigerde om samen met mij op te treden. “Wonderkinderen? Die maken me ziek”.

Voor Menuhin was de muziek die hij zo goed kon interpreteren niets iets wat je begenadigd ten deel valt als je om te beginnen maar beschikt over een technische universaliteit. Voor een evenwichtige ontwikkeling is ook het intellect mede verantwoordelijk. Wat een kind in zijn  naïviteit als vanzelf kan aanvliegen, moet de man vaak opnieuw ontwikkelen. De gelukkige paradijselijke harmonie van de jeugd kan in de harde werkelijkheid daarna makkelijk verloren gaan. Om dat in goede banen te leiden, laste Menuhin in 1936/7 twee jaar rust in.

Dat hij de muziek uit diverse stijlrichtingen zo goed beheerste, kan niet worden teruggevoerd op een ‘onpersoonlijk’ spel, maar juist op een krachtige individuele ontplooiing. Bij Menuhin was altijd van dat persoonlijke karakter sprake. Hij trad niet terug achter de componisten van wie hij werk uitvoerde, maar tekende als het ware de muzikale denkprocessen van de componisten wier werken hij uitvoerde mentaal en muzikaal na. Daarmee is te verklaren dat hij, helaas intonatieproblemen die hem een tijdlang achtervolgden even vergetend, zo vast in het zadel zat, ongeacht wat en met wie hij optrad.

Toen Bartók Menuhins interpretatie van zijn tweede vioolconcert hoorde, was hij zo enthousiast, dat hij zijn solosonate voor hem schreef.

Hoezeer Menuhin er naar streefde om dieper in de wereld van de componisten door te dringen, blijkt ook uit het feit dat hij onbekend materiaal toegankelijk wilde maken. Zo zette hij het ten onrechte aan Mozart toegeschreven Adelaïde concert op het programma, voerde hij in 1937 het in de Pruisische Staatsbibliotheek en teruggevonden vioolconcert van Schumann voor het eerst uit en pleitte hij voor het vioolconcert in d van Mendelssohn dat hij in 1951 in een Londense bibliotheek ontdekte.

Zijn destijds voor 60.000 dollar aangeboden Stradivarius had Menuhin te danken aan een blinde bewonderaar (en die onder meer ook opdook in de Hollywood film Paganini. Eerder was het instrument in handen van Joseph Joachim.

 

Aandacht vooral op vroege opnamen

 

Het lijkt goed om zoals hier is gedaan vooral de aandactht te richten op de vroege opnamen omdat Menuhin toen op zijn best was. Niet ten onrechte zijn latere opnamen wat in vergetelheid geraakt omdat hij toen zo vaak niet meer in topvorm verkeerde en veel trieste, storende intonatieproblemen optraden.

Opvallend is de repertoirekeus uit de jaren dertig en veertig vorige eeuw met veel toegiftmateriaal en salonmuziek.

Wie Menuhin op zijn best wil horen, moet Blochs Abodah (Gods aanbidding) uit 1939 beluisteren; zes minuten intens lyrische vervoering.

Het interessantst uit het album met Amerikaanse RCA opnamen is het tweede vioolconcert van Bartók met het Dallas symfonie orkest onder Antal Dorati uit 1946.

Als dirigent, begonnen met het Bath Festival in de jaren midden 1950, later in Gstaad en tot op hoge leeftijd in Warschau, heeft Menuhin geen belangrijke, diepe sporen nagelaten. Hij overleed 12 maart 1999 in Berlijn.

 

Selectieve discografie

 

Als violist

 

Bartók: Vioolconcert nr. 2 Sz. 112, BB. 117 Sonate voor soloviool Sz. 117, BB 124. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 769.804-2. 1947, 1953

 

Beethoven: Vioolconcert in D op. 61; Mendelssohn: Vioolconcert in e op.64. Met het Philharmonia- c.q. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler.EMI 566.975-2. 1952/3

 

Elgar: Vioolconcert. Met het Londens symfonie orkest o.l.v. Edward Elgar. EMI 566.979-2. 1932

 

Mendelssohn: Vioolconcerten in d (1822) en in e op. 64; Bruch: Vioolconcert nr.1 in g op. 26. Met resp. Het RCA Victor orkest, het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler en het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Naxos 8.1100991. 1951/2

 

Mendelssohn: Vioolconcert in e . Met het Colonne orkest o.l.v. George Enescu. Naxos 8.110967. 1933

 

Schumann: Vioolconcert in d WoO. 23; Dvorak: Vioolconcert in a op. 53 B. 108. Met het New York filharmonisch orkest o.l.v. John Barbirolli c.q. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. George Enescu. Naxos 8.110966. 1938/1936

 

Vivaldi: De vier jaargetijden op. 8/1-4. Met Camerata Lysy, Gstaad o.l.v. Alberto Lysy. EMI 330.682-2. 1979

 

Yehudi Menuhin in Japan. Bach: Solosonate nr. 1 in g BWV 1001; Sarabande uit solovioolisonate nr. 2 in d bew 1002; solopartita nr. 3 in in E BWV 1006; Bartók: Roemeense volksdansen nr. 1-6 Sz. 56 (bew Székely); Beethoven: Vioolsonates nr. 5 in in F op. 24 ‘Lente’ en 9 in in A op. 47 ‘Kreutzer’; Brahms: Hongaarse dans nr. 1 in g (bew. Joachim); Dvorak: Slavische dans nr. in e B 78/2 (bew. Kreisler); ‘Largo’ uit Symfonie nr. 9 in e B. 178; Granados: Danzas españolas nr. 1-12 op 37a (bew. Kreisler; Kreisler: Caprice viennois op. 2; Nováček: Perpetuum mobile op. 5/4; Ravel: Pièce en forme de habanera (bew. Catherine); Sarasate: ’Malagueñua’ ‘Habanera’ en ‘Romanza andaluza’ uit Danzas españolas; Tartini: Vioolsonate in g ‘Duivelstriller’ (bew. Kreisler); Wieniawski: Scherzo tarantelle in g op. 16. Met Adolf Baller. Biddulph LAB 162/3 (2 cd’s). 1051

 

The Menuhin century. Warner 2564-67827-4 (80 cd’s en 11 dvd’s).

 

Ongepubliceerde opnamen en zeldzaamheden. Werken van J.S. Bach, Beethoven, Monsigny, Corelli, Bruch, Tartini, Debussy, Schubert, Wieniawski, Dvorak, Ravel, Kreisler Locatelli, Schumann, Händel, Scott, Nin, Bartók, Paganini, Green, Lalo, Chausson, Mendelssohn, Mozart, Brahms, Sarasate, Granados, Delius, Rimsky-Korsakov, Novácek, Debussy, Tchaikovsky, Delibes, Schubert, Fauré, Copland, Viotti, Pollini, Spohr, Boieldieu, Von Wilm, Rossini, Leclair. Warner 2564-677781-5 (22 cd’s).

 

The early recordings. Bach: Vioolconcerten in a BWV 1041 en E BWV 1042; Concert voor 2 violen en orkest in d BWV 1043; Solovioolsonates nr. 1 in g BWV 1001; 2 in a BWV 1003; 3 in C BWV 1005; Partita’s nr. 1 in b BWV 1002; 2 in d BWV 1004; 3 in E BWV 1006; Mozart: Vioolconcert nr. 3 in G KV 216; nr. 4 in D KV 218;nr. 7 in D KV 271a, in D KV Anh. 294a Adelaide; Vioolsonates in F KV 376; in A KV 526;  ‘Andante sostenuto’ uit vioolsonate in C KV 296; ‘Allegro’ uit Vioolsonate in G KV 301; ‘Andantino’ uit Vioolsonate in Bes KV 378; ‘Menuet’ uit Divertimento in D KV 334; Beethoven: Vioolsonate nr. 9 in A op. 47 ‘Kreutzer’; Schubert ‘Rondo brillant’ uit Vioolsonate in b op. 70, D. 895; Brahms: Vioolsonate nr.3 in d op.108; Paganini: Vioolconcerten nr. 1 in D op. 6 en 2 in b op. 7; Moto perpetuo in C op. 11; Capriccio’s in g op. 1/6, in E op. 1/9, in Bes op.1/13, in D op. 1/20, in Es op. 1/23 en in a op. 1/24; Mendelssohn: Vioolconcert in e op. 64; Dvorak: Vioolconcert in a op. 53, B. 108; Wieniawski: Légende op. 17; Elgar: Vioolconcert in b op. 61; Brahms: Hongaarse dansen nr. 1 in g, 4 in fis, 6 in Des, 7 in A, 17 in fis; Enescu: Vioolsonate nr. 3 in a op. 25; Szymanowski: Nocturne en tarantella op. 28; Prokofiev: Vioolsonate nr.1 in f op. 80; Ravel: Pièce en forme de habanera; Tzigane; Lalo: Symphonie espagnole op. 21; Chausson: Poème op. 25; Falla: ‘Spaanse dans’ uit La vida breve; Debussy: Prélude band I/8 ‘La fille aux cheveux de lin’; Dvorak: Slavische dans in e op. 46/2, B. 78 (bew); Brahms: Hongaarse dans nr. 12 in d (bew); Schubert: ‘Ave Maria’ op. 52/6 D. 839 (bew); Sarasate: Caprice basque op. 24; Malagueña op. 21/1; Habanera op. 21/2; Romanza andaluza op. 22/1; Zapateado op. w23/2; Bazzini: La ronde des lutins op. 25; Kreisler: Caprice viennois; Tambourin chinois; Schön Rosmarin; Prélude en allegro in de stijl van Pugnani; La chasse; Siciliano en rigaudon in de stijl van Francoeur; Recitativo en scherzo op. 6; Granados: ‘Andaluza’ uit Danzas españolas op. 37/5; Novácek: Perpetuum mobile op.5/4; Dinicu: Hora staccato; Bloch: Abodah; Wieniawski: Souvenir de Moscou op. 6; Moszkowski: Guitarre op. 45/2 (bew); Rimsky-Korsakov: ged. Uit De Tsarenbruid (bew); ‘De vlucht van de hommel’ uit Tsaar Saltan (bew). Met resp. Parijs’ symfonie orkest o.l.v. Georges Enescu (v), Hephzibah Menuhin (p), Hubert Giesen (p), Yaltah Menuhin (p), Gerald Moore (p), Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Malcolm Sargent, Parijs’ symfonie orkest o.l.v.Pierre Monteux, Ferguson Webster (p), Marcel Gazelle (p), George Enescu (p), Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. George Enescu, Londens symfonie orkest o.l.v. Edward Elgar; Artur Balsam (p), Hendrik Endt (p). Warner 019281-2 (12 cd’s). 1929-1948. 

 

First recorings 1928-1930. Korte werken van Ries, Fiocco, Monasterio, Saenger, Händel, Bloch, Mozart, Leclair, Samazeuilh, Serrano, Spohr, Wieniawski, Dvorak. Sony 88644-5725667-2. Met Louis Persinger (p).

 

Radio opnamen 1940. Bach, J.S.: Vioolconcert nr. 2 in e BWV 1042; Brahms: Vioolconcert in D op. 77; (cadensen van Enescu); Paganini: Vioolconcert nr. 1 in Es op. 6   (cadens Sauret); toegift: Bach, J.S.: ‘adagio’ en ‘fuga’ uit solovioolsonate nr. 1 in g  BWV 1001. New friends of music orkest o.l.v. Georg Schneevoigt. Benefietconcert Palestijnse vluchtelingen.

Radio opname 1947. Paganini: Vioolconcert  nr. 2  in b op. 7. BBC symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult.

Radio opname 1949 (eerste verjaardag van de V.N. verklaring van de rechten van de mens). Bach, J.S.: ‘Chaconne’ uit Partita nr. 2 in d BWV 1004; Preludium uit Partita nr. 3 in E BWV 1006. Doremi DHR 7781-2 (2 cd’s).   

 

Ongepubliceerde opnamen en zeldzaamheden. Werken van J.S. Bach, Beethoven, Monsigny, Corelli, Bruch, Tartini, Debussy, Schubert, Wieniawski, Dvorak, Ravel, Kreisler Locatelli, Schumann, Händel, Scott, Nin, Bartók, Paganini, Green, Lalo, Chausson, Mendelssohn, Mozart, Brahms, Sarasate, Granados, Delius, Rimsky-Korsakov, Novácek, Debussy, Tchaikovsky, Delibes, Schubert, Fauré, Copland, Viotti, Pollini, Spohr, Boieldieu, Von Wilm, Rossini, Leclair. Warner 2564-677781-5 (22 cd’s).

 

Zaal- en festival opnamen. Warner 2564-6777-4 (7 cd’s).

 

Complete opnamen met Hephzibah Menuhin. Warner 2564- 67770-6 (20 cd’s).

 

De virtuoos en zijn mijlpaal opnamen. Warner 2564-67770-7 (13 cd’s).

 

West ontmoet Oost. Warner 2564-64841-5.

 

Volledige Amerikaanse Victor opnamen. RCA 88875-19854-2 (6 cd’s). 

 

East meets west. Met Ravi Shankar (sitar). BGO BGOCD 445 en 571

 

Als dirigent

 

Mozart: Serenades in D KV 250 ‘Haffner’ en in D KV 239 ‘Serenata notturna’. Bath festival orkest. EMI 767.053-2. 1962

 

Schubert: Symfonieën nr. 1-9. Warschau sinfonia. G.I.B. 7905-2 (5 cd’s). 1997