HOLLIGER, HEINZ

HEINZ HOLLIGER: DE VRIJHEID UITBUITEN.

 

De Zwitserse hoboïst Heinz Holliger (1939) behoort tot de belangrijkste instrumentalis­ten van zijn generatie. De dokterszoon uit Langenthal studeerde al gedurende zijn gymnasi­umtijd aan het Berns conservatorium hobo bij Emile Cassagnaud en compositie bij Sándor Veress, die zelf leerling van Kodaly en Bartók was. Later ging hij in Parijs nog piano studeren bij Yvonne Lefébure en hobo bij Pierre Pierlot. Van 1961 tot 1963 nam hij deel aan compositieklassen, die Pierre Boulez in Bazel gaf.

In 1959 won Holliger een eerste prijs bij het concours in Genève, in 1960 de prijs van de Zwitserse Toonkunstenaarsvereniging en in 1971 de 1e prijs bij het concours van de Duitse omroep. Later werden hem ook diverse platenprijzen deelachtig.

Met zijn achtergrond is het geen wonder, dat Holliger zich behalve voor het wat beperkte traditionele hoborepertoire ook danig inzet voor de avant-gardistische en experimentele muziek. aangemoedigd door de "naïeve speeldrift" zoals hij dat zelf noemt, besloot hij om aan zijn instrument nieuwe klankmatige en technische mogelijkhe­den te ontlokken. Menig componist werd uitgenodigd om voor hem te componeren.

Onder hen Ernst Krenek, Klaus Huber, Henri Pousseur, André Jolivet, Krysztof Pende­recki, Hans Werner Henze, Luciano Berio, Vinco Globokar en Isang Yun.

Behalve regelmatige optredens en compositie maakt ook een lespraktijk deel uit van Holligers leven. Hij geeft in Freiburg les tien tot zeventien studenten, die vanuit alle windrichtingen naar hem toekomen.

 

Is het niet moeilijk om die studenten allen met hun eigen achtergrond en vaak met het klankideaal, dat bij hen thuis heerst, verder te helpen?

 

"Ik geef daar achttien uur per week les, doe dat eerlijk gezegd niet erg gemotiveerd - misschien als ik ouder ben wel - en laat elke student zoeken wat hij nuttig vindt en wat hij nodig heeft. Ik verbied ze meteen om me te imiteren."

 

Wat jonge mensen bij goede voorbeelden al gauw doen

 

"Natuurlijk, hij moet eerst een voorbeeld kiezen. Zelf heb ik heel verschillende klank­voorstellingen. De toon is voor mij niet primair bij het spel."

 

Bereidt  uw studenten ook voor op de orkestpraktijk?

 

"Helemaal niet. Ik ben ervan overtuigd, dat iemand die begaafd is de orkestroutine binnen drie maanden kan beheersen. Anders heeft hij het verkeerde beroep gekozen. Ik vind de gangbare conservatoriumpraktijk, waarbij zonder aan de omgeving en het grotere verband te denken braaf alle wezenlijke orkestpartijen worden ingestudeerd zinloos. Dat is erg onmuzikaal."

 

Bovendien is datgene wat wordt ingestudeerd meestal niet bar interessant en als het interessant dreigt te worden, stopt men meestal.

 

"Dat klopt ja. Ik heb nog nooit een orkeststudie gezien, die bijvoorbeeld een paar maten van Mahler bevat, terwijl die de mooiste hobosoli heeft geschreven. In plaats daarvan zijn het steeds Beethoven, Brahms, Strauss en Wagner. Partijen die toch al nooit van het blad worden gespeeld. Het komt er bij het orkestspel trouwens meer op aan, hoe een musicus op zijn omgeving reageert: orkestspel betekent zich aanpassen aan de omge­ving - dat kun je niet abstract leren."

 

Als het klopt, dat blazers in het algemeen bescheidener zijn en minder eigendunk hebben dan pianisten en strijkers, dan bent u het levend bewijs van die stelling. Het valt niet eenvoudig iemand die als instrumentalist en componist meer bescheidenheid aan de dag legt.

 

Maar terug naar uzelf.

 

“Mijn ouders waren niet bijster muzikaal, hoewel mijn vader amateur violist was. Toen ik vier was begon ik op de blokfluit, toen ik zes was op de piano. Ik had toen ook wel met de hobo willen beginnen maar in het dorp waar ik woonde kon niemand me lesgeven.”

 

U bent op uw tiende hobo gaan spelen bij een leraar in Bern.

 

“Ik was altijd al gefascineerd door het timbre van dat instrument, ook als ik hoorde dat er in het plaatselijk orkest slecht op werd gespeeld. Gek genoeg raakte ik toen ik hobo ging spelen weer meer geboeid door de piano en ik studeerde beide instrumenten naast elkaar. Zelfs nu nog speel ik af en toe duo’s voor harp en piano met mijn vrouw Ursula.”

 

U heeft op uw twaalfde de eerste compositiepoging ondernomen. Hoe zag u zelf de toekomst? U heeft eens gezegd, dat u het eindexamen eigenlijk terloops heeft gedaan.

 

"Dat moest ik natuurlijk wel doen, maar ik wist voordien al dat ik mijn eigen weg wilde gaan. In de vakanties ging ik naar Parijs. Ik heb daar nog een jaar aan het Conservatoire nationale gestudeerd, maar ik was teleurgesteld in het hobo onderwijs daar: ik moest alleen maar toonladders spelen. Maar ik heb er wel veel over de piano geleerd en ik ontmoette Messiaen. Alleen wist ik toen nog onvoldoende om daar profijt van te hebben omdat ik in een erg conservatieve sfeer was opgegroeid.

Eigenlijk schreef ik al muziek sinds mijn zesde. Ik veronderstel dat ik toen een soort impressionistische stijl hanteerde, heel epigonistisch. Of ik een goede instrumentalist zou worden, speelde geen rol. Ik heb er zelfs niet aan gedacht om in een orkest te beginnen. Dat kwam vanzelf na het Geneefse con­cours; op het conservatorium had ik twee maanden tevoren slechts een tweede prijs gekregen. De Franse studenten die het in Parijs zo goed hadden gedaan gingen zonder prijzen naar huis. De mensen in Bazel anticiperen er bijna op om prijswinnaars in het orkest op te nemen. Ik wilde dat best eens proberen dus bleef ik daar vier jaar. Ik heb er veel routine opgedaan, maar werkte ook in kamerorkesten en met het Festivalorkest in Luzern. Nadat ik het concours in München had gewonnen in 1961 kreeg ik meer kansen als solist. Ik kon ook opnamen gaan maken, al vergeet ik liefst de eerste, die bij een kleine firma ontstond. In 1964 echter kon ik mijn eerste serieuze opname voor DG maken: een Mozartconcert. In 1966 begon mijn relatie met Philips toen ik een paar opnamen maakte met I Musici.

Soms maak ik graag een opname omdat je dan iets kunt uitwerken dat overeenkomt met je ideeën over een bepaald werk. Maar soms moet je ook een opname maken onder een minder gunstig gesternte. Ik ben voor de microfoon zenuwachtiger dan voor publiek. Publiek ontspant me, hoewel ik moet toegeven dat ik er niet erg in ben geïnteresseerd om ermee te communiceren. Mijn eigen toestand heeft meer invloed op mijn vertolking dan de reactie van de mensen voor me.“

 

Speelt u dan niet graag voor publiek?

 

"Dat hangt er van af.... liever niet voor het gangbare abonnementspubliek, liever voor een publiek, dat niet uit routine of sociale overwegingen komt en dat opdraaft om mee te doen."

 

Maakt u zelf graag opnamen?

 

"Ook dat is weer zo'n enerzijds/anderzijds kwestie. Aan de ene kant doe ik het graag omdat je aan het eind van de rit een enigszins nauwkeurige realisatie krijgt van wat je bedoelt. Aan de andere kant heb ik nog geen plaat gemaakt, waarover ik achteraf echt tevreden was. Soms gebeuren er ook rare dingen. Neem de plaat met hoboconcerten van Mozart en Strauss. Ik kon toen om te beginnen niet spelen op het instrument dat ik gewend ben, omdat het tengevolge van de kou een barst had opgelopen. Verder was het riet niet echt goed. Ik had mijn rietmesje vergeten en moest me toen met een zakmes behelpen. Toen heb ik teveel weggesneden."

 

Daar hoor je echter niets van.

 

"Maar de intonatie is problematisch. Juist ook, omdat de Engelse orkesten heel laag spelen. Dat mag ik graag, maar het riet was te kort en dat stoorde me danig."

 

Zijn er favorieten onder de eigen opnamen?

 

“Ik vind het nogal deprimerend dat de platen waarom ik niet zoveel geef een veel groter succes hebben dan de platen die ik zelf prefereer. Mogelijk mijn beste opname is een plaat waarop mijn naam niet eens voorkomt: op. 9 van Albinoni, solo- en dubbelconcerten van Albinoni met I Musici. Ook met de concerten van Händel ben ik aardig tevreden. Ik placht alleen het concert in g te spelen omdat ik de andere oninteressant vond. Achteraf bleek ik ongelijk te hebben. Verder beleef ik nog steeds plezier aan de Hummelvariaties - hoewel het een zwak werk is - en de Händelsonates."

 

Hoe ging het verder met componeren?

 

"Ook het componeren was quasi altijd bijzaak, ik rolde er vanzelf in nadat ik het eigenlijk teveel als een soort monoloog had beschouwd. Tengevolge van een aanbeveling kwam ik bij Schott terecht. Die bracht veel vroege werken van me uit, waar ik nu lang niet altijd meer achter sta. Van Siebengesang op tekst van Trakl maakte ik een nieuwe versie voor solo sopraan, klein koor, groot koor en drie instrumentale groepen. Voor de Schola cantorum in Stuttgart schreef ik Dona nobis pacem voor twaalf zangers in 1971. In een ander werk speel ik zelf terwijl ik een microfoon op mijn hart heb en het kloppende hart via een luidspreker wordt weergegeven."

 

Ik herinner me ‘Pneuma’, dat in 1970 in Donaueschingen werd uitgevoerd. In het programmaboekje uitte u twijfels over de realisatie.

 

"Die zijn ook geheel in vervulling gegaan. De blazers uit het Südwestfunk orkest vroegen extra honorarium omdat ze iets moesten doen, wat ze verder in hun leven blijkbaar nooit deden, namelijk ademen. Ik bedoel alleen maar ademen, terwijl het instrument niet in de mond is. En daarbij de lippen verschuiven en die adem verschillend te kleuren. Uitgerekend de drie hoboïsten weigerden om mee te doen. Toen mocht ik zelf met twee leerlingen meespelen. Ook twee van de fluitisten weigerden dienst."

 

Illustreert dat niet mooi het probleem van de traditionele orkestmusicus?

 

"Er komt een tijd, waarin er bij die orkesten drastisch zal moeten worden gesaneerd, maar dat kan een kwalitatieve verbetering betekenen. Ik kan zonder arrogantie zeggen, dat er heel wat musici zijn, die te weinig in huis hebben, zowel mentaal als muzikaal. Met de jongeren in het orkest heb ik nog nooit problemen gehad. Men waagt zich zonder vooroordelen aan het nieuwe. De orkesten zouden veel flexibeler moeten worden en bijvoorbeeld in kleine, middelgrote en grote formaties willen werken. In het contract van een orkestmusicus zou moeten worden opgenomen, dat hij ook zonodig in een trio moet spelen of dat hij incidenteel moet zingen."

 

Speelt u eigenlijk liever traditioneel of modern repertoire?

 

"Die vraag heb ik mezelf nooit gesteld. Ik moet bekennen, dat ik bijvoorbeeld eerst met veel overgave Donizetti speel en daarna Stockhausen of Berio, of een Sonate van Händel. Mijn speeldrift is zo groot, dat ik me makkelijk kan identificeren met hetgeen ik speel. Ook als het gaat om componisten met wie ik verder geen verwantschap voel. Ik heb het etiket van specialist voor moderne muziek. Zodra iemand moderne muziek speelt, is hij ook een specialist. Dat is een soort roepmoord. Het is veel beter om zowel met oude als met nieuwe muziek bezig te zijn. Dat leidt tot verbetering van het spel. Met de hobo heb ik meteen het voordeel, dat ik ten opzichte van pianisten en violisten het excuus heb, dat het gangbare repertoire veel te klein is om daarvan alleen te kunnen leven. Ook al zou ik er als componist geen belang bij hebben, ik kan me mijn bestaan niet voorstellen zonder actuele muziek. Ik begrijp ook niet hoe iemand zijn leven lang op een instrument kan bespelen zonder zich ervoor te interesseren, wat er met zijn instrument nog meer mogelijk is dan wat hij altijd al wist, wat hij er nog meer aan klankkleuren uit kan halen."

 

In ander opzicht bent u inderdaad een pionier. Sinds de jaren vijftig is steeds beweerd, dat hèt blaasinstrument voor de moderne muziek de fluit is. U heeft bewezen, dat ook de hobo enorme mogelijkheden heeft. Het lijkt onwaarschijnlijk, maar zouden een fagotsolist of een hoornsolist iets dergelijks kunnen bereiken?

 

"Zeker, met name met de fagot. In Milaan is een fagottist, Benazzi. En bij de hoornisten ken ik Georges Barboteu in Parijs. Hij componeert ook en ontdekte veel nieuwe mogelijkheden voor zijn instrument. Denk ook aan wat Globokar voor de trombone heeft gedaan. Zijn instrument kent nauwelijks nog grenzen: het kan alles uitdrukken wat tot de moderne taal behoort."

 

Aan de andere kant van het muziekhistorische spectrum vinden we de authentieke muziekpraktijk. Hoe staat u daar tegenover?

 

"Aan de ene kant fascineert die ontwikkeling me erg omdat de klank die we tegenwoor­dig produceren helemaal niet overeenkomt met de klankvoorstellingen uit de barok. Aan de andere kant ben ik te perfectionistisch om er zo maar terloops aan mee te doen. Velen doen het zonder op gewoon gebied uit te blinken omdat het goed betaalt en consideratie jegens onvolmaaktheden bestaat. In mijn ervaring kun je nauwelijks met dezelfde mate aan perfectie even goed op moderne en oude instrumenten spelen. Als ik wat doe, wil ik dat ook honderd procent goed doen. Ik heb het voor mezelf natuurlijk wel geprobeerd. En neem de sonates van Zelenka: die kun je op een barokhobo nauwelijks beter realiseren, omdat er toch al zulke zware eisen aan de uitvoerenden worden gesteld. Het gaat om triosonates voor twee hobo’s, fagot en continuo. Voor mij is er nooit fascinerender muziek voor de hobo geschreven dan door deze Tsjechische tijdgenoot van Bach. Hij bleef vrijwel onbekend. De aartsbisschop van Dresden verbood hem zijn muziek te publiceren vanwege intriges tegen Hasse. Experimentele barokmuziek, complex van harmonie en contrapunt.

En om alleen wat sonates van Lavigne, Philidor, of Gaillard te spelen, dat interesseert me niet. Dan liever wat concerten uit Les goûts réunis van François Couperin. In tegendeel, ik concentreer me liever op stukken, die helemaal niet primair voor de hobo zijn bedoeld, maar wel goed op de hobo kunnen worden uitgevoerd. Stukken, die eenvoudig voor een bovenstem zijn geschreven. Ik heb bijvoorbeeld stukken van Marais gespeeld, die voor gamba waren geschreven. Maar Marais zelf zei, dat ze ook op orgel, klavecimbel, gitaar, traverso en hobo konden worden uitgevoerd. Ook van de Fluitsonate in b van Bach uit zijn tijd in Cöthen heb ik naar g getransponeer­d uitgevoerd. In de kritische Bach uitgave komt namelijk een handschrift van een klavecimbelstem in g voor. Op een traverso kun je dat werk niet spelen omdat het tot de lage C gaat, terwijl de fluit slechts tot D komt."

 

U vindt dus, dat het geen zonde is om baroktranscripties te gebruiken?

 

"Nee, alleen al om de horizon wat te verbreden. Al mijn studenten moeten bijvoor­beeld het Concert in g BWV 1056 van Bach spelen, dat men als fluitversie kent. Ik laat heel wat werken spelen, die niet voor hobo zijn gecomponeerd."

 

Voert u die bewerkingen ook op het concertpodium uit?

 

"Nee, dat niet. Dat vind ik niet juist om fluitconcerten op de hobo te spelen. Maar bij de werken welke ik op de hobo speel valt dat te verdedigen."

 

Wat vindt u van de praktijk van een Maurice André en een James Galway?

 

"Die zijn zuiver commercieel bezig. Ze spelen los en vast in de vaak verschrikkelijkste bewerkingen. Maar André heeft het excuus, dat er zo weinig solorepertoire voor de trompet is. Natuurlijk heeft de industrie gemerkt, dat je zo aardige omzetten kunt halen."

 

Klinkt hier iets van frustratie door omdat het hoborepertoire zo beperkt is?

 

“Ik ben steeds op zoek naar meer. Thuis heb ik honderden ongepubliceerde werken voor hobo. Het uitsorteren van de goede werken vergt tijd. Ik kam steeds museum catalogussen uit en kijk in musea. Heel wat 19e eeuwse werken wachten op herontdekking, bijvoorbeeld Rimsky-Korsakofs variaties voor hobo en harmonie orkest en een stuk van Ponchielli. Er is zelfs een mogelijkheid van een concert van Beethoven. De schetsen daarvoor zijn bekend, het wordt genoemd in een brief van Haydn en in een inventarisatie van Diabelli’s muziekwinkel. Die had in 1820 nog een kopie.”

 

Uw echtgenote is harpiste.

 

"We zijn in 1962 getrouwd, wonen in Bazel en hebben een dochter. We spelen graag en vaak samen, alleen is er geen groot repertoire voor onze combina­tie. Gelukkig zijn er wel werken voor ons geschreven. In het Holland Festival 1972 komen we met een nieuw Dubbelconcert van Krenek en de Trois danses van Martin. En dan is er een Hoboconcert van Lutoslawski. Ook Henze en Krenek bedienden ons. Verder verlopen onze carrières vrijwel onafhankelijk van elkaar. Soms zijn we wel drie maanden achtereen van huis. Mijn schoonmoeder verzorgt dan onze dochter. Ik reis niet zo graag, maar wat blijft je over als je in Zwitserland woont? Gek genoeg ben ik nauwelijks naar Amerika geweest. Buitenlandse blazers zijn daar niet erg ‘in’, dus worden ze niet gevraagd. Barokmuziek wordt er niet zoveel gespeeld en als dat al gebeurt dan bij voorkeur verkeerd. De universiteiten uitgezonderd. Japan is aantrekkelijker wat dit betreft."

 

Wat zijn uw favorieten onder de eigentijdse componisten?

 

"Moeilijk te zeggen. Ik ben gefascineerd door heel wat werken van Stockhausen. Bijvoorbeeld door Gruppen für 3 Orchester en Zeitmasse. Dan Boulez natuurlijk, die mijn leraar was, vooral zijn 2e Pianosonate. Van Berio de Sequenza VII en andere werken en van Kagel bijvoorbeeld Heterophonie. Ook Globokars muziek sla ik hoog aan. Dan zijn er behalve de aan het begin al ter sprake gekomen werken een briljant concert van Rodney Bennett, Castiglione en de Rus Denisof."

 

Is de acceptatie van dergelijke muziek door het publiek een probleem?

 

“Gek genoeg niet. Experimentele muziek brengt vaak het publiek in veel nauwer contact met de componisten en de uitvoerenden. Berio en Stockhausen leggen nu makkelijker contact met de jonge generatie dan met hun vroege werken. Er bestaat dan meer coöperatie tussen vertolkers en toehoorders is mijn indruk.”

 

(1979)

 

DISCOGRAFIE HEINZ HOLLIGER

Als solist

Albinoni: De 12 Concerten op. 7; 2 Sonates op. 2. Met Maurice Bourgue en I Musici. Philips 432.115-2 (2 cd’s).

Albinoni: 8 Hoboconcerten uit op. 7. Met Hans Elhorst en de Camerata Bern o.l.v. Alexander van Wijnkoop. Archiv 427.111-2.

Albinoni: 6 Hoboconcerten uit op. 9. Met Maurice Bourgue en I Musici. Philips 434.157-2, 456.333-2 (2 cd’s).

Albinoni: 6 Concerten uit op. 9. Met Felix Ayo en I Musici. Philips 426.080-2.

C.Ph.E. Bach: 2 Hoboconcerten e.a. werken. Met het Engels kamerorkest o.l.v. David Zinman. Philips 442.592-2 (2 cd’s).

Bach: De 6 Brandenburgse concerten. Met andere solisten en I Musici. Philips 412.790-2 (2 cd’s).

Bach: Brandenburgse concerten no. 1-3. Met andere solisten en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 400.076-2.

Bach: Hoboconcerten. Met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Philips 412.851-2.

Bach: Oboe d’amore concert; Sinfonia van Cantate no. 156; Trio BWV 1040; C.P.E. Bach: Hoboconcerten in Bes en Es. Met Camerata Bern c.q. Massimo Polidori, Andreas Erisman en Thomas Zehetmair. Philips 454.450-2.

Bach: Viool/hoboconcert; de Vioolconcerten. Met Gidon Kremer en de Academy of St. Martin-in-the-Fields. Philips 434.730-2 (idem met Vioolconcerten van Vivaldi: 411.466-2).

Bach: Viool/hoboconcert; de Vioolconcerten. Met Les solistes romands. Philips 420700-2.

Bach: Triosonates BWV 525-530. Met Christiane Jaccottet, Tabea Zimmermann en Thomas Demenga. Philips 422.328-2.

Beethoven: Pianokwintet; Mozart: Pianokwintet. Met Alfred Brendel, Eduard Brunner, Hermann Baumann en Klaus Thunemann. Philips 420.182-2.

Beethoven: Pianokwintet (met septet). Met Andras Schiff, Eduard Brunner, Radovan Vlatkovic en Klaus Thunemann. Philips 434.036-2.

Berio: Sequenza's no. 3 en 7; Différences; Due pezzi; Kamermuziek. Met Cathy Berberian en het Juilliard ensemble o.l.v. Luciano Berio. Philips 426.662-2.

Britten: 6 Metamorphoses after Ovid; Phantasy quartet; 2 Insect pieces; Temporal variations. Met Thomas Zehetmair, Tabea Zimmermann en Thomas Demenga. Philips 434.076-2.

Carter: A mirror on which to dwell; Hoboconcert; Esprit rude/esprit doux; Penthode. Met Phyllis Bryn-Julson, Sophie Cherrier, André Trouttet en Ensemble InterContemporain o.l.v.Pierre Boulez. Erato 2292-45364-2.

Carter: Trilogie voor hobo en harp; Pianokwintet; Holliger: Pianokwintet; Veress: Sonatine voor hobo, klarinet en fagot; Diptych voor blaaskwintet. Met Klaus Thunemann, András Schiff, Ursula Holliger, Elmar Schmidt, Radovan Vlatkovic en Felix Renggli. Philips 446.095-2.

Carter: Hobokwartet; A six letter letter; Yun: Hobokwartet. Met Thomas Zehetmair, Ruth Killiys en Thomas Demenga. ECM 472.787-2.

Cimarosa, Albinoni, Marcello, Sammartini en Lotti: Hoboconcerten. Met I Musici. Philips 420.189-2.

Globokar: Discours III voor vijf hobo’s. Met instrumentalisten. Schwann 310.632.

Händel:Hoboconcerten; Alexander’s Feast. Met het Engels kamerorkest o.l.v. Raymond Leppard. Philips 426.082-2.

Henze: Dubbelconcert voor hobo, harp en strijkers (met Sonata per archi en Fantasie voor strijkorkest). Met Ursula Holliger en het Collegium musicum Zürich o.l.v. Paul Sacher. DG 449.864-2.

Honegger: Concerto da camera; Antigone de Jean Cocteau; Petite suite; Martinu: Hoboconcert; Martin: 3 Dansen; Pièce brève; Petite complainte. Met Aurèle Nicolet, Ursula Holliger en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 434.105-2.

Krommer: Fluitconcert; Fluit/hoboconcert; Hoboconcert, Met Peter Lukas Graf en het Engels kamerorkest. Claves CD 50-8203.

Lebrun: Hoboconcert no. 1; Dittersdorf: Hoboconcert in G; Salieri: Viool/ho­bo/cellocon­cert in D. Met Thomas Füri, Thomas Demenga en de Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Archiv 427.125-2.

Lutoslawski: Concert voor hobo, harp en kamerorkest (en Celloconcert + 3 Préludes). Met Ursula Holliger en het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Witold Lutoslawski. Philips 416.817-2.

Maderna: De hoboconcerten. Met het Keuls omroeporkest o.l.v. Gary Bertini. Philips 442.015-2.

A. Marcello: 6 Concerti La cetra. Met Louise Pellerin en de Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Archiv 427.137-2.

Martinu: Hoboconcert; Honegger: Concerto da camera; Petite suite; Antigone de Cocteau; Martin: 3 Danses; Pièce brève; Petite complainte. Met Aurèle Nicolet en Ursula Holliger. Philips 434.105-2.

Messiaen: Concert a 4; Les offrandes oubliées; Le tombeau resplendissant; Un sourire. Met Catherine Cantin, Yvonne Loriod, Mstislav Rostropovitch en het Orkest van de Bastille opera o.l.v. Myung-Whun Chung. DG 445.947-2.

Milhaud: Fluitsonatine; Hobosonatine; Sonate voor fluit, hobo, klarinet en piano. Met Aurèle Nicolet, Eduard Brunner en Oleg Maisenberg. Orfeo C 060831.

Mozart: Serenades en divertimenti voor blazers. Met het Holliger blazersensemble. Philips 422.505-2 (6 cd’s).

Mozart: Concertante symfonie KV 297b; Hoboconcert KV 314 (e.a. werken voor fluit en orkest). Met Aurèle Nicolet, Hermann Baumann, Klaus Thunemann en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 411.134-2 c.q. 442.299-2 (2 cd’s).

Mozart: Hoboconcert; Lebrun: Hoboconcert. Met Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Archiv 471.724-2.

Salieri: Fluit/hoboconcert; Cimarosa: Fluit/hoboconcert; Concertante in G; Stamitz: Fluit/hoboconcert in G. Met Aurèle Nicolet en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Kenneth Sillito. Philips 416.359-2.

Schulhof: Divertissement voor hobo, klarinet en fagot (met Strijkkwartetten no. 1 en 2; 5 Stukken voor strijkkwartet en Concertino). Met Eduard Brunner en Klaus Thunemann. Philips 434.038-2.

Schumann: Werken voor hobo en piano. Met Alfred Brendel. Philips 426.386-2.

Skalkottas: 2 Piano/blazerskwintetten; Concertino voor hobo en piano; Concertante voor fagot en piano. Met Bruno Canino, Hakan Hardenberger en Klaus Thunemann. Philips 442.795-2.

R. Strauss: Hoboconcert; Metamorphosen. Met het Chamber orchestra of Europe. Philips 446.105-2.

R. Strauss: Hoboconcert; Muziek voor blaasensemble. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Edo de Waart c.q. het Nederlands blazersensemble. Philips 438.733-2 (2 cd’s).

Telemann: Hoboconcerten. Met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Philips 412.879-2.

Vivaldi: 12 Concerti op. 7. Met Salvatore Accardo en I Musici. Philips 426.940-2 (2 cd’s).

Isang Yun: Hobosonate. Met Ursula Holliger e.a. Camerata CM 22.

Zelenka: 5 Capricci, concerto a 8, Sinfonia a 8; Ouverture a 7 en Hipocondrie a 7. Met de Camerata Bern o.l.v. Alexander van Wijnkoop. Archiv 423.703-2 (2 cd’s).

Zimmermann: Hoboconcert e.a. werken. Met het Symfonie orkest Baden-Baden o.l.v. Michael Gielen. Philips 434.114-2.

Heinz Holliger at the Opera. Werken van Rossini, Mozart, Donizetti, Wagner, Chopin, Schubert, Donizetti, Pasculli en Ponchielli. Met Ursula Holliger en Gabriel Burgin. Philips 426.288-2.

Hobowerken van Bellini, Molique, Moscheles, Rietz, Fiala en Hummel. Philips 426.972-2.

Hobowerken van Wagenseil, Monn, Albrechtsberger, Starzer, Dittersdorf, Vanhal, Zimmer­mann en Salieri. Met Thomas Demenga en de Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Archiv 410.599-2 (2 cd’s).

 

Als dirigent

Holliger: Vioolconcert. Thomas Zehetmair met het SWR symfonie orkest o.l.v. Heinz Holliger. ECM 476.194-1.

Koechlin: La course de printemps; Le buisson ardent.Omroeporkest Stuttgart. Hänssler 93.045.

Schönberg: Verklärte Nacht; 2 Kammersinfonien. Chamber orchestra of Europe. Warner Apex 0927-44399-2.

 

Als componist

Alb-Chehr; Beiseit. Diverse solisten en ensembles. ECM 447.391-2.

Chaconne. Thomas Demenga. ECM 445.234-2 (2 cd’s).

Donna nobis pacem; Psalm. Schola cantorum Stuttgart o.l.v. Clemens Gottwald. Cadenza D 800.893.

Elis. Klara Kórmendi. Hungaroton HCD 531606.

Die Jahreszeiten; Strijkkwartet. Schola cantorum Stuttgart o.l.v. Clemens Gottwald c.q. Berns Strijkkwartet. Wergo CD 6084-2.

Lied; Studie über Mehrklänge. Heinz Holliger. Denon DC 8006.

Holliger: Lieder ohne Worte I en II; Sequenzen over Johannes I/32; Trema; Präludium, arioso en passacaglia; Elis; Sequenzen über Johannes 1, 32; Trema. Thomas Zehetmair, Thomas Larcher en Ursula Holliger. ECM 457.066-2.

Nuages gris; Unstern. SWF symfonie orkest o.l.v. Zoltan Peskó. Arte Nova 74321-12787-2.

Ostinato funèbre; Turm-Musik; Ubungen zu Scandarelli; ‘(t)air(e). Ensemble Modern o.l.v. Heinz Holliger. ECM 437.441-2 (2 cd’s).

Holliger: Pianokwintet. Heinz Holliger, Klaus Thunemann, András, Elmar Schmidt en Radovan Vlatkovic. Philips 446.095-2.

Scardanella-Zyklus I-III. Heinz Holliger, Aurèle Nicolet, London voices e.a. ECM 437.441-2 (2 cd’s).

Holliger: Schneewitchen. Juliane Banse, Cornelia Kallisch, Steve Davislim, Oliver Widmer en Werner King met het Opera orkest Zürich o.l.v. Heinz Holliger. ECM 465.287-2 (2 cd’s).

Holliger: Studie über Mehrklänge; Trema; Duo. Thomas Demenga e.a. Met Ensemble Modern o.l.v. Heinz Holliger. ECM 833.307-2 en 437.441-2.

Holliger: Siebengesang; Der magische Tänzer. Met div. ensembles. DG 445.251-2.

Vioolconcert. Thomas Zehetmair met het SWR symfonie orkest o.l.v. Heinz Holliger. ECM 476.194-1.