BURGT, MARRIT VAN DER

MARRIT VAN DER BURGT: KOSTUUMONTWERPEN VOOR HACQUART’S DE TRIOMFERENDE MIN

Als één van de belangrijkste bijdragen aan het Festival Oude Muziek 2012 geldt de productie van wat wel globaal is omschreven als “Nederlands oudste opera”: de barokmusical De triomferende min kwesties van Moord, oorlog, maar vanzelfsprekend ook liefde en vrede uit het rampjaar 1672 aan de orde worden gesteld. Dat alles op basis van een herdersspel op tekst van Dirk Buysero naar aanleiding van de vrede van Nijmegen in 1678 en op muziek van Carel Hacquart (ca. 1640- ca. 1701).

Het gaat om een ‘vredespel, gemengd met snarenspel, vliegwerken en balletten’ waarin Venus, Bacchus, Comus, Cupido goddelijke invloeden uitoefenen en geldt als een der eerste Nederlandstalige opera’s. Het muzikale aandeel is in handen van Camerata Trajectana o.l.v. Louis Peter Grijp. Bij dit soort opvoeringen wordt altijd de aandacht gericht op de muziek, de zangers – in dit geval sopraan Hieke Meppelink, counter tenor Sytse Buwalda en tenor Nico van der Meel – en de begeleiding, hier door Camerata Trajectina, terwijl de decors en kostuums hooguit terloops ter sprake komen. Reden genoeg voor nu eens wat vragen aan kostuumontwerpster Marrit van der Burgt.

alt

Kostuums passen voor De Triomferende Min: Marrit van der Burgt (rechts),
met zangeres Elsbeth Gerritsen en Sytse Buwalda (als Apollo) Foto: NRC Floren van Olden.

Je genoot je opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Ging het daar specifiek om de studierichting Textiel en Mode?

Marrit“Ik genoot inderdaad welbewust mijn opleiding aan de kunstacademie in Den Haag. Ik wist al tevoren dat ik theaterkostuums wilde gaan ontwerpen maar in die tijd bestond er nog geen specifieke studierichting voor. Dus ben ik begonnen met mode, maar had al snel door dat dit niet helemaal was wat ik wilde. Dus ben ik naar de directrice (Marian conrads) gestapt en heb ik haar gevraagd of ik een paar vakken mocht volgen uit de monumentaaltextiel richting (dat is vrije kunst met textiel). Hier kon ik meer mijn gang gaan met "kunst om het lichaam" te maken. Ik kon daar ook met andere materialen experimenteren in plaats van gewoon textielstof. En dat doe ik nog steeds.”

Wat was je motivatie om speciaal daarvoor de kiezen? Van je hobby je werk maken?

“Zoals ik al zei, ik wist vast ik het theater in wilde en hoe dat gekomen is weet ik niet zeker maar dat is vanzelf gegroeid en gestimuleerd op de Vrije school waar ik naar toe ging.Er word daar veel aan toneel gedaan, maar op het toneel staan vond ik verschrikkelijk dus ik maakte me al snel nuttig achter de schermen, waar ik tot op heden verkeer.Verder maakte ik al veel van mijn kleding zelf omdat ik 1m90 lang ben en er weinig leuks te vinden was en is naar mijn smaak.”

Sta je als beoefenaar van een vrij beroep te boek?

“Formeel gezien wel want ik heb me als free lance gevestigd, dat is zoals bij veel artistieke beroepen een onbeschermde status.”

Liggen na zo’n opleiding de baantjes voor het opscheppen? Wilde je absoluut de theater- en filmrichting uit?

“Allerminst. Ook hier is het een kwestie van tien procent talent en 90 procent bloed, zweet en tranen. Ja theater lokte me erg en doorzettingsvermogen, motivatie helpen erg.”

Nooit overwogen om een winkel met bruidskleding te openen?

“Daar heeft nooit een haar op mijn hoofd aan gedacht!”

Waarmee begon je actieve loopbaan?

“Ik ben tijdens mijn opleiding al begonnen met een stage bij de Haagse Komedie. Daar moest ik samenwerken met een Italiaanse ontwerpster die hele wilde ontwerpen had gemaakt van allerlei plaksels en foto’s. Die moest ik integreren en er vervolgens kostuums van maken. Vooral vogels en pratende honden waren daar onderdeel van waarvoor ik uit een berg lapjes, stoffen en gekke materialen moest kiezen. Het werkte meteen want hoewel we nauwelijks een woord konden wisselen, verstonden we elkaar perfect in de vormtaal. Zelfs tijdens mijn eindexamen ben ik nog een paar keer terug gevraagd om kostuums te verven en te bewerken. Ook deed ik af en toe werk als kleedster (wassen, strijken, vermaken, repareren). Ik vond dat alles fantastisch! Na de Academie hoorde ik via het Haagse atelier dat iemand werd gezocht op het atelier van het Nederlands Danstheater, daar ben ik op afgestapt en ik werd aangenomen. Toen ik met de kostuums voor een ballet bezig was voor vormgever Tom Schenk bleek onze vormtaal ook goed te klikken.

aan het werk
Aan het werk...
Hijzelf had weinig tijd voor dat project want hij was bezig met het grote Faustproject van toneelgroep De Appel. Ik moest dus veel alleen doen, maar dat ging perfect, zelfs zo goed dat hij me vroeg om bij De Appel te komen werken. Dat was al lang een droom van me, sinds ik op mijn zestiende naar voorstellingen van dat gezelschap ging. Bij De Appel ben ik vijftien jaar hoofd van het kostuumatelier geweest, maar daarnaast kon ik veel ontwerpen maken voor andere gezelschappen. 
In 2000 ben ik voor mezelf begonnen. Ik had net die zomer een opera van Saskia Boddeke (de vrouw van Peter Greenaway) aangekleed. Hij zag me improviserend en theatraal aan het werk en vroeg of ik zijn volgende film wilde aankleden. Ik viel bij dat aanbod haast van mijn stoel want dat is de droom van iedere ontwerper: om samen met zo’n grote kunstenaar zulke uitgesproken sterk visuele films te kunnen maken.Met Peter en Saskia werk ik nu dertien jaar samen. Daarnaast ben ik in allerlei andere projecten gerold, onder andere van de Internationale Opera, Opera Zuid, bij Joop van den Ende en diverse film producenten. Dus met heel hard werken, veel investeren en een beetje geluk ben ik gekomen waar ik nu ben.”

Je was een poosje werkzaam voor Internationale Opera. Vertel daar iets meer over.

“Bij de Internationale Opera ben ik terecht gekomen door Marc Krone; hij had mijn werk gezien bij Opera Zuid. Ik geloof Tsaar Saltan of Rusalka en hij wist me te achterhalen. Ook met hem verliep de samenwerking uitstekend.We zouden Der Zigeunerbaron gaan doen in de Oekraïne maar voordat het zover kwam werd ik nog gebeld door de producer om eerst Don Giovanni te doen in Odessa want de kostuumontwerper daar had zich teruggetrokken. Toen dus Der Zigeunerbaron en daarna volgden Aida, Tosca en Rigoletto plus vervolgens weer met Marc Die lustige Witwe. Ik heb toen in een week geleerd een Aida te ontwerpen, in lichaamstaal Oekraïns te praten, me op te winden en kwaad te worden en vooral krankzinnig veel te improviseren zonder budget. In de Oekraïne en Bulgarije heb ik zoveel avonturen beleefd en ik zou er zoveel anekdotes over kunnen vertellen dat ik ze liever voor mijn memoires bewaar. Het was natuurlijk een heel bijzondere, maar ook erg zware tijd waar ik met gemengde gevoelens op terugkijk. Toch zou ik zeker weer teruggaan, dat wel….”

Kun je wat producties noemen waar je met genoegen op terugkijkt?

“Vooral op de grote Wagneropera Lohengrin in het Landestheater in Innsbruck. Daar was ineens weer alles mogelijk. Ik heb daar met prachtige stoffen gewerkt in een heel goed team met David Prins als regisseur en Arnold Schalks als decorontwerper. Uiteindelijk heb ik een maand in Innsbruck gewoond om alle kostuums met latex veren en van alles te bewerken; geweldig: mijn zus, mijn dochter, een vriendinnetje hebben allemaal geholpen. We hebben er een kleurrijk sprookje van gemaakt en ik kon daar zelf enorm van genieten, zowel bij het kijken als het luisteren. De sfeer in het theater was geweldig. Mevrouw Brigitte Fassbänder zat er toen nog. Nog steeds kijk ik daar met een blij en trots gevoel op terug. De stad is ook heerlijk.

alt
Scène uit Lohengrin
Een andere mijlpaal was de film Nightwatching van Peter Greenaway. We hebben acht weken in Polen en Wales gefilmd om deze Rembrandt film te maken. Het budget hield niet over dus ik heb met weinig middelen moeten toveren en dat is wonderwel gelukt. Ik denk dat ik wel achthonderd kostuums bij me had waar we hele massa’s mee moesten aankleden. De samenwerking met Martin Freeman was ook heel bijzonder en we hebben samen bedacht hoe we Rembrandt op een natuurlijke en herkenbare manier zouden neerzetten. Volgens mij is dat goed gelukt. De première in Venetië was heel leuk met die rode lopers, applaus en zo. alt
Uit Nightwatching 
We hebben vijf nominaties en drie Gouden Kalven gewonnen en de kostuums zijn in Polen genomineerd. Een heel bijzondere ervaring. Ik voelde me na dat project wel tien jaar ouder!”

Terug naar De triomferende min: werd je uitgenodigd om daarvoor kostuums te maken, of moest je naar deze baan solliciteren te midden van andere gegadigden?

“Voor De triomferende min werd ik gevraagd door Marc, zo gaat dat meestal; de regisseurs hebben vaak mensen die ze al kennen, met wie ze graag werken en met wie op dezelfde golflengte zitten.”

alt
Installatie Amerongen

Baseerde je de ontwerpen op schilderijen uit de periode rond 1670/80? Kun je wat inspiratiebronnen noemen?

“Voor mij is deze periode in de geschiedenis gesneden koek, want ik heb ook de installatie aangekleed in het kasteel Amerongen. Deze installatie bestond eruit dat het hele kasteel vol hing met filmdoeken waar overal  filmpjes op werden geprojecteerd van het leven van de inwoners van kasteel Amerongen, dus niet alleen Margareta en haar familie maar ook van het personeel. Peter Greenaway had de teksten geschreven en Saskia Boddeke had het geheel geregisseerd. Ik had natuurlijk ook al Nightwatching gedaan en ook nog een installatie in Turijn met 200 filmpjes ook rond deze zelfde periode. Maar ik heb inderdaad heel veel schilderijen bestudeerd en boeken gelezen om te leren hoe het er aan toe ging in die tijd.”

Is het in het algemeen leuk om nauw bij de voorbereiding van zo’n productie betrokken te zijn? Je moet haast wel omdat je maatkostuums vervaardigt. Is daar nog veel discussie over?

“In dit specifieke geval wel. Omdat de opvoeringen in een kerk plaatsvinden, mogen bijvoorbeeld geen doorzichtige stoffen worden gebruikt. Ik ben nog bezig met de laatste kostuums voor De triomferende min en heb net de tweede jurk voor Venus gemaakt, een gele kindermaillot afgeknipt voor Bacchus en wat badeendjes op een Oekraïnse vilten kroon geplakt met wat waterplanten voor Neptunus, raar vak heb ik hoor.”

Voel je als regel ook duidelijk een eventueel groeiend muzikaal engagement naarmate de repetities vorderen of is het gewoon een kwestie van ontwerp is ontwerp en daarmee basta? Hoe zit het überhaupt met je muzikale smaak, je sym- en antipathieën op dit gebied?

“Ik doe heel graag opera omdat ik dan heerlijk mee kan genieten van de muziek tijdens de repetities, de muziek komt daardoor heel dichtbij en de waardering voor de verschillende componisten wordt groter. Ik ben heel erg van Purcell gaan houden , door de Dido en Aeneas die ik ooit gedaan heb met het Combatimento Consort, (Jan Willem de Vriend is mijn zwager) maar dat was toeval. Ik ben zelfs van Wagner gaan houden na onze Lohengrin in Innsbruck, daar zitten prachtige gevoelige stukken in. Als kind hoorde ik altijd klassiek en opera thuis, zelf heb ik daar nog wereldmuziek aan toegevoegd en dat zijn eigenlijk nog steeds mijn muzikale voorkeuren. Van de pop muziek enzo ben ik niet, nooit verder gekomen dan de Beatles, nu ik kinderen heb leer ik wel meer en begin het ook wel hier en daar te waarderen maar ik heb nooit geleerd daar naar te luisteren, denk ik. Zelf speel ik fagot eerst tien jaar in een dubbel blaaskwintet en nu in een klezmerband. Heel leuk en lekker om even iets heel anders te doen dan kostuums.”

Opvoeringen van De triomferende min: 28 en 29 augustus 2012 in de Utrechtse Nicolaïkerk