UXÍA MARTÍNEZ BOTANA: ALLROUND CONTRA BASSISTE
Assepoester onder de strijkinstrumenten, maar fundament onder het orkest en heel present met kamermuziek- en solorepertoire.
Zoals het een instrumentalist van nu betaamt, ben je alom op internet aanwezig. Vooral natuurlijk met je eigen Engelstalige heel informatieve website www.uxiamartinezbotana.com waarop veel biografische gegevens, je omvangrijke repertoirelijst, foto’s en meer te vinden zijn. Je bent op FB en je bent via YouTube te zien en te horen. Maar laten we eens voor wat verdere informatie zorgen.
Als Spaanse begon je haast als wonderkind, had al vroeg les van de solo bassist van de Moskouse Virtuozen, Witold Patsevich en kwam tenslotte naar Nederland om in Amsterdam bij Peter Stotijn en Maggie Urquhart (o.a. bekend uit Orkest van de XVIIIe eeuw) op barokbas af te studeren. Wat bracht je uitgerekend naar Nederland?
Toen ik nog in Spanje woonde, had ik veel collega’s die in Nederland studeerden en die me buitengewoon dingen vertelden over het Amsterdams Conservatorium en de contrabas docent Peter Stotijn.
Wat me verder bijzonder beviel gedurende mijn studietijd, was de verscheidenheid en de plooibaarheid die in de opleiding werd geboden. Ik houd er niet van en ik geloof ook niet dat de dingen slechts op één manier gedaan moeten worden.
Ik geloof ook dat het in die jaren heel belangrijk was dat iemand me bijstond om mijn eigen muzikaliteit verder te ontwikkelen. Daarvoor had ik een opleiding en een leraar nodig die flexibel genoeg waren om daarvoor te zorgen.
Intussen maak je een wereldcarrière. Is er een plek waar je je het meeste thuis voelt? Zo ja: waarom? Vanwege het heersende muziekklimaat en de geboden mogelijkheden?
Mijn thuis is het podium omdat het daar is, dat ik me het best begrepen en het meest welkom voel. Als je wilt weten in welke stad ik me het prettigst voel, dan is dat Amsterdam omdat het zo’n belangrijk deel van mijn leven vult en het hectische ritme van de stad bij me past. New York beviel me ook goed, maar ik ben er niet zo zeker van f ik daar permanent zou willen wonen. Ik ben meer gesteld op de gezelligheid van Amsterdam.
Mijn lievelings toevluchtsoorden waar ik wel eens naar toe zou willen verdwijnen, zijn de Aeolische eilanden bij Sicilië en Florence.
Het grootste en laagste onder de strijkinstrumenten had vroeger drie, later vier, tegenwoordig vijf in kwarten gestemde snaren. Je hebt ook twee vormen: het gambamodel met een aflopende schouderlijn, een betrekkelijk korte hals en een vlak achterblad met soms een knik. Daarnaast het viooltype met een gewelfd achterblad, vrij ronde schouders die in de hals iets oplopen. Kun je daar wat meer verklarends over zeggen? Voor de klank maakt het waarschijnlijk niet veel uit. Heb je ervaring met beide? Bestaat een voorkeur?
Ik ben niet erg kieskeurig op het gebied van contrabasvormen. Ik let meer op hun kwaliteiten en op iets speciaals van de klank, iets dat veel verder gaat dan de uiterlijke esthetiek.
Ik ben gebrand op een ‘speciale ziel’ van het instrument, dat is iets unieks wat voor mij het verschil uitmaakt tussen het ene en het andere instrument. De onderlinge verschillen tussen contrabassen zijn groot. Net als bij mensen.
Zo bezit ik een gamba model uit 1850, een Duitse bas, de Ludwig Neuner. I houd van de vorm, maar daar gaat het me niet primair om. Het bijzondere van het instrument is dat ik het een hoogwaardig, krachtig instrument is dat je het gevoel geeft dat je in een auto of op een motor rijdt die een pittige motor heeft. Het is die kwaliteit van kracht die me zo overtuigd van Ludwig zoals ik hem liefkozend noem.
Lang niet alle gambamodellen die ik heb uitgeprobeerd bezitten een dergelijk groot vermogen; daarom koos ik hem uit.
Dankzij de winkel voor luthiers van Harry Jansen in Amsterdam belandde ik in een andere baswereld. Daar was ik in de gelegenheid om een anoniem instrument uit 1800 te proberen dat volgens Jansen de ‘English lady’ heet.
Daarbij gaat het om een vioolmodel met volledig andere kenmerken dan de Ludwig. Het is een heel verfijnd klinkend instrument met een enorm bereik aan kleuren; ideaal voor kamermuziek met iets dat het andere instrument niet heeft.
Ik geloof dat er wat anders dan vorm en esthetiek is dat een instrument zo bijzonder maakt. Het is altijd een compromis tussen het instrument en de bespeler en dus gaat het om zeer persoonlijke keuzes.
Vertel iets over je eigen The English Lady uit 1800. Wat trok je zo aan in dit instrument behalve de klank? Mogelijk dat het makkelijk ‘aanspreekt’? Zeg ook wat over de strijkstok die je hanteert. Houd je die vast op de Franse manier of op de Duitse manier (met de hand om de slof)?
Behalve wat ik al van het instrument noemde over het enorme klank- en kleurbereik werd ik verliefd op het instrument omdat het me heel specifiek vertelt hoe het bespeeld wil worden. Verder heb ik ontdekt dat ik er heel wat dingen mee kan doen die met het andere instrument onmogelijk zijn. Dat geldt dus vooral voor het kamermuziekrepertoire.
Wat de strijktechniek aangaat, houd ik persoonlijk meer van de Duitse manier. Zo heb ik altijd gespeeld, het helpt me en geeft me meer kracht. Maar ik heb ook heel krachtige bassisten met de Franse stijl gehoord; ik denk weer dat het hier om een heel persoonlijke keuze gaat.
Is het lastig om bij bepaalde spelmogelijkheden – tremolo, pizzicato, con sordino, dubbelgrepen, flageoletten – de traagheid van het instrument te overwinnen?
Ga er rustig van uit dat alles met de contrabas moeilijk is. Soms denk ik wel dat de mensen geen idee hebben van hoe je moet zwoegen om iets moois en elegants uit een contrabas te toveren. Dat gaat van een simpel pizzicato tot de meest complexe techniek oefeningen voor de strijkstok of de linkerhand. Ik geloof das bassisten in een bijzondere wereld leven die heel verschillend is van die van de andere strijkers.
Zoals de meeste trompetconcerten in D staan, staan de meeste contrabasconcerten in Es. Heb jij daar een verklaring voor?
Daar zou ik nader naar moeten informeren! Maar tussen haakjes: Es-groot is niet mijn lievelingstonaliteit!
Vroegere virtuozen waren Dragonetti, Sperger, Bottesini, Koussevitzky, Mehta, Seldis, Nanny, daarna kwamen Streicher, Pösch, Stotijn, Gilav, Slatford, Azarkin en Breuer. Wie kunnen, behalve jijzelf, als huidige grootheden aan dat lijstje worden toegevoegd? Ik ken alleen de Venezolaan Edicson Ruiz die al op vijftienjarige leeftijd in Indianapolis een internationaal concours voor bassisten won. Twee jaar later werd hij aangesteld in de bassectie van het Berlijns filharmonisch orkest.
Een paar namen schieten me onmiddellijk te binnen: Olivier Thiery, Szymon Marciniak, Edgar Meyer……
Intussen heb je een rijke veelzijdige ervaring: je speelde in orkesten (ook het Concertgebouworkest), maakte kamermuziek en kunt ook in je eentje optreden met onder meer sonates van Hindemith, Weinberg, Misek, Goebaidoelina, Vasks, Persichetti en Henze. Geef je daarmee her en der solo optredens?
Ja, ik geef ook solo recitals, het lopende seizoen bijvoorbeeld in Brussel, Luxemburg en Moskou, maar (nog) niet in Nederland.
In je lijstje miste ik Françaix, Skalkottas, Schuller en Urbanner. Ben je nog steeds op zoek naar vers moois?
Het vinden van nieuw repertoire hangt niet alleen van mezelf af. Ik sta altijd open voor nieuw en interessant repertoire en probeer dat ook te ontdekken.
Terzijde: het lijkt me een mooie klus om al die 25 Parables van Persichetti eens bij elkaar te brengen, tot tuba, koperkwintet, carillon en pianotrio aan toe.
Heb je de basversie van Berio’s Sequenza XIV ook op je repertoire?
Nog niet, maar het staat op mijn lijst voor de toekomst!
Je speelde mee in Gidon Kremers Kremerata Baltica. Vertel: was dat niet erg inspirerend? Wat speelde ja daar?
We hebben samen heel wat muziek gespeeld…. Alle soorten repertoire. Van Beethoven-, Brahms- Shostakovitch kwartetarrangementen, trio’s, kwintetten tot vele andere werken voor kamerorkest. Ik naam ook deel aan heel wat repertoire van Weinberg.
Ik heb met heel wat inspirerende mensen samengewerkt, maar Gidon Kremer is voor mij de veruit bijzonderste. Hij bezit een uiterste gevoeligheid en een ongewone, unieke en zeldzame persoonlijkheid. Het is lastig om zo iemand in de huidige maatschappij te vinden.
Steeds opnieuw verbaast hij me. Ik werkte voor het eerst met hem samen toen ik 24 was. Ik ben hem dankbaar voor de ondersteuning die hij me altijd gaf. Hij geloofde in mijn kwaliteiten als bassiste en musicienne, hij was niet geïnteresseerd in je afkomst, leeftijd of wat dan ook. Hij maakte dat ik optimaal presteerde als musicus, maar hij toonde ook persoonlijk medeleven. Dat beviel me best want het maakt het werken een stuk aangenamer omdat je vrijuit kunt zeggen wat je denkt zonder dat sprake is van enigerlei hiërarchie tijdens het werk. Daar zal ik hem altijd dankbaar voor zijn.
Het leerde me ook veel over mezelf in mijn ontwikkeling als musicienne. Dingen die ik diep in me wel wist, maar waarover ik te bescheiden was om ze te tonen. En ook dingen die ik niet besefte kwamen zo naar voren. Dat zorgde voor geweldige ervaringen. Ik geloof dat het belangrijk is voor een jonge musicus om iemand te hebben die zijn waardering toont voor je werk en die je steunt.
Verder ben je een spil in het in 2014 gestichte Rubik Ensemble. Heeft dat als strijkkwartet met Nikita Boriso-Glebsky en Solenne Paidassi (v), David Cohen (vc), Dana Zemtsov (va), Andreas Hering (p) en jou een vaste bezetting of wisselen jullie of zorgen indien nodig voor aanvulling?
Het Rubik ensemble is mede opgericht om alle mogelijke combinaties van de zes musici uit de groep van duo, via trio, kwartet tot sextet te exploiteren. Niet voor niets is de naam ontleend aan de zes kleuren op de puzzelkubus van de Hongaarse wiskundige Ernö Rubik. Door die kleuren op bepaalde wijze te rangschikken krijg je een volmaakte overeenstemming.
Wij doen hetzelfde met muziek met behulp van allerlei onderlinge combinaties wat dan weer aanleiding is tot heel diverse en interessante programma’s. Op YouTube hebben we alleen videomateriaal geplaatst waar we allemaal samenwerken. Maar er zijn natuurlijk ook solo-, duo- en trio bijdragen. De rest is nog niet gereed, maar verschijnt spoedig op de website
Op YouTube zijn jullie present met delen uit Dvoraks strijkkwintetten. Noem eens meer van jullie programma’s?
Het kwintet van Dvorak is maar één onderdeel van ons programma. Tijdens ons laatste optreden in Amsterdam stonden ook Schuberts Forellenkwintet, het strijkkwartet nr. 3 van Shostakovitch, Schindlers List van Solenne Paidassi en enige delen uit Tchaikovsky’s Notenkrakersuite in het piano arrangement van onze pianist Andreas Hering op het programma.
Voor een eerder concert waren dat het Dvorak kwintet, duo’s voor twee violen van Wieniawski, het strijktrio voor 2 violen en altviool van Dvorak en de Chassidische dansen van Zikmund Schud voor cello en altviool.
Heb je eigenlijk – behalve in orkestverband en met Kremer – cd opnamen gemaakt? Zo nee, zou je dat wel graag willen? Met welk repertoire?
Er is een cd-project in de planning voor 2017. Over het repertoire kan ik nog niets kwijt, want dat moet een verrassing blijven!
Ik had dat best eerder willen realiseren maar het vergt veel tijd en met alles wat ik al doe lukt dat niet in een handomdraai.
Verder ben je soms aangewezen op arrangementen van celloliteratuur, zoal de in allerlei vorm florerende vioolsonate van Franck, de cellosonates van Brahms en Rachmaninov, Bruchs Kol Nidrei, Ricercar VI van Gabrieli. Zijn dat nuttige, mogelijk noodzakelijke uitbreidingen?
Die zijn nuttig omdat het interessant is repertoire voor andere instrumenten te leren kennen en om die vervolgens op de contrabas te spelen. Alles wat maar bijdraagt tot uitbreiding ban het contrabas repertoire is zinvol.
Kom je er soms ook toe om een tweede bassist mee te krijgen in de Canonische duetten van Telemann, of een cellist in het duet van Rossini? Het Rubik ensemble kan je op dreef helpen.
Uiteraard kan het Rubik ensemble daarbij behulpzaam zijn. Voor de Telemann met twee bassen moet ik speciaal een van mijn collega’s uitnodigen!
Is er al een werk aan je opgedragen?
In september 2017 ga ik met het Symfonieorkest uit Galicië onder leiding van Dima Slobodeniuk een wereldpremière van de componist Wladimir Rosinskij voor solo contrabas, hobo, cello en orkest uitvoeren. Dus j, er is er eentje.
Gelukkig zijn er in de klassieke muziekwereld emancipatoire ontwikkelingen, waarbij we steeds meer vrouwen tegenkomen bij de trompetten, hoorns en contrabassen. Heb je in het buitenland meer vrouwelijke collega’s dan in Nederland? Wie?
Ik geloof dat er op het ogenblik ongeveer evenveel vrouwelijke als manlijke collega’s zijn in Nederland, Duitsland, Spanje en vele andere landen. Als ik ze allemaal zou moeten opsommen, zou een best lange lijst ontstaan.
Ik wil daar nog wel een kanttekening bij plaatsen. Ik ben nog steeds verrast wanneer iemand me vraagt of zegt dat het ongebruikelijk is om een vrouw contrabas te zien spelen. Het is waar dat dit in het verleden gangbaar was. Maar dan denk ik ook: Waarom? Het is waar dat in het verleden het instrument voor de man erg voor de hand lag. Maar dat verschil is weggevallen. Ik ben zowel heel begaafde vrouwelijke als manlijke studenten tegengekomen en ik denk dat degenen die nog verbaasd zijn om een bassiste te zien anno 2016 slecht zijn geïnformeerd.
Je kent vast de uitspraak van Brahms’ vader in een vertrouwelijke bui: “een zuivere toon op een contrabas is puur toeval." Vind jij ook dat het spelpeil de afgelopen decennia in het algemeen veel is verbeterd?
Het niveau is erg snel gestegen en daar ben ik reuze blij mee. Ik geloof dat de contrabas enigszins in de schaduw leefde in het verleden. Wat het publiek de komende jaren ervaren, is een instrument met evenveel mogelijkheden als andere instrumenten die tot nu toe ‘populairder’ waren, een instrument dat veel meer naar voren komt. De contrabas als ‘instrument van de toekomst’.