Uitvoerende Kunstenaars

MINTZ, SHLOMO

SHLOMO MINTZ: ONBESTENDIG VIOLIST/DIRIGENT

Shlomo Mintz is een van de jongste en laatste succesvolle violisten uit de New Yorkse school. In 1957 in Rusland geboren, kwam hij als tweejarige met zijn ouders naar Israël en kreeg als kind al viool onderwijs bij Ilona Fehrer, die ook Shmuel Ashkenazy en Pinchas Zukerman de eerste beginselen van het vioolspel bijbracht. Mintz werd door Isaac Stern als veelbelovend talent ontdekt en in 1973 naar New York gehaald. Hij werd daar overgedragen aan Dorothy DeLay, die jarenlang assistente was van Ivan Galamian.

“Ze waren allebei geweldig”, zegt de violist over zijn beide leraressen, “zonder hun leiding was ik nooit zo ver gekomen als ik nu ben.” In 1973 debuteerde hij in New York met het Pittsburgh symfonie orkest onder William Steinberg. Hij kreeg toen een aantal uitnodigingen, maar sloeg die af om zijn studie in alle rust te kunnen beëindigen. Alleen een paar afspraken in de V.S. en een optreden met het Israël filharmonisch orkest onder Zubin Mehta werden geaccepteerd.

Na een paar andere vroege optredens lukte Mintz de doorbraak naar het internationale podium tweede helft jaren zeventig. In mei 1976 kwam hij als invaller van Zino Francescatti voor het eerst naar Europa. In 1977 gaf hij concerten met Carlo Maria Giulini, Antal Dorati en Daniel Barenboim, in 1980 gaf hij tijdens het Salzburg festival een Brahmsrecital, in 1985 speelde hij daar Bachs Solosonates en -partita’s en in 1982 nam hij deel aan het Hubermann festival in Tel Aviv. Met zijn vrouw en zijn zoon verblijft hij beurtelings in New York en Stresa. Mintz bespeelt een Pietro Guarneri ‘da Venezia’ viool uit 1742: de ‘Baron Knopf’.

De internationale erkenning leverde hem in 1981 120 concerten op. “Heel veel”, vindt hij zelf tijdens een pauze in de opnamesessies voor zijn derde plaat bij DG: Paganini’s 24 Caprices op. 1. De opname begon in augustus in Hamburg en wordt in december afgerond. “Ik ervaar positieve reacties, ik wordt overal gevraagd en dat voldoet aan mijn wens om me tijdens optredens te bewijzen en veel te spelen.”

Iedere jonge virtuoos wordt geconfronteerd met een falanx beroemde voorgangers, die nu in de tijd van de elektronische media nog machtiger moet lijken dan vroeger. Men wat voor instelling bent u aan uw loopbaan begonnen: denkt u dat u een nieuw interpretatie concept moet aanbieden of vindt u het belangrijker om de besten van die voorgangers zo dicht mogelijk te benaderen?

“Ik ben niet erg voor de revolutie. Over violisten en hun instrumenten is al zoveel gezegd. Daardoor is het voor mij als jonge violist wel erg moeilijk wat anders te zeggen. Maar natuurlijk heb ik de droom, waarin ik iets presteer wat anderen voor mij nog niet hebben gedaan. Als ik alleen maar alles herhaal, kan dat niet bijster interessant zijn voor het publiek. Wat ik voor alles wil? Een brug slaan naar de componist, zijn visie op het werk vertolken. Ik ben een medium dat moet weergeven wat de componist heeft opgeschreven. Maar binnen zekere grenzen is nog een zekere interpretatieve ruimte open. Wanneer ik die zodanig gebruik dat een fundamenteel eigen vertolking tot stand komt, dan is mijn droom in vervulling gegaan.”

Als uw eerste platen niet bedriegen schijnt voor u deze weg naar zelf verwerkelijking van deze droom tot een heel bewuste en beheerste ontwikkeling te leiden.

“Bedankt voor het compliment.”

Dat was niet als compliment bedoeld maar als poging om een bepaalde interpretatieve benadering onder woorden te brengen.

“Zo werd ik getraind. Er zijn fantastische musici die absoluut niet weten wat ze doen. Dat gaat, het lukt. Dergelijke mensen zijn als de Grand Canyon - natuurfenomenen. Ik vind dat geweldig, maar ik hoor tot het type musicus dat zijn emoties onderwerpt aan intellectuele controle. Ik wil niet zeggen dat dit een weg is die tot grote successen leidt. Maar ik heb beide nodig om een zekere meerdimensionaliteit in mijn interpretatie te bereiken, die me als ideaal voor ogen staat. Mijn algemene opvatting over ‘intellectuele’ en ‘emotionele’ musici: een kunstenaar moet op het podium zo emotioneel zijn als hij wenst. Maar wanneer iemand hem vraagt waarom hij een passage zus of zo heeft gespeeld, moet hij in staat zijn om daarop een intellectueel gefundeerd antwoord te geven.”

Met uw aan Fritz Kreisler gewijde plaat heeft u heel bewust getracht om bepaalde stilistische eigenaardigheden van Kreislers spel over te nemen en toe te voegen aan onze huidige, wat nuchterder opvatting. U geeft de muziek wat extra Weens flair mee. Gaat u iets dergelijks doen met de Caprices van Paganini?

“In de meeste tot nu toe verschenen opnamen wordt het étudeachtige, het technische aspect van deze stukken onderstreept. Ik wil proberen aan te tonen hoeveel muziek er in deze werkjes van Paganini schuilt en ik ben er honderd procent van overtuigd dat ik daarmee op de goede weg ben. Wanneer bijvoorbeeld van de vierentwintigste caprice drie, vier of vijf componisten bewerkingen hebben gemaakt voor andere instrumenten of er variaties over hebben geschreven, dan voel ik me bevestigd in mijn opvatting. Want een Liszt, een Brahms, een Schumann, een Rachmaninof waren daar nooit aan begonnen als ze niet voor alles de muziek in dat stuk hadden ontdekt.”

Vertegenwoordigen uw tot nu toe verschenen opnamen uw idealen uit de vioolliteratuur? Heeft u bijvoorbeeld een voorliefde voor naklassiek virtuozenrepertoire?

“Nee. Natuurlijk heb ik bepaalde voorliefdes. Op het ogenblik houd ik meer van Bach dan van Schönberg, prefereer ik Mozart boven Schubert enzovoorts. Maar zo mag ik niet antwoorden. Ik moet in mijn beroep alle componisten even goed behandelen. Als interpreet mag ik mijn sym- en antipathieën niet in het geding brengen. Een ‘performer’ moet alles even goed kunnen, alles even objectief goed proberen te doen. Dat kan gevaarlijk zijn. Maar ik beschouw het als de plicht van de uitvoerende, ik voel een zekere verantwoordelijkheid om alle aspecten van de muziek zo goed als ik maar kan weer te geven.”

Andersom  gevraagd: is er ook muziek die  in geen geval wilt spelen?

“Ik wil zoals gezegd alles spelen. Een uitzondering vormen alleen werken die ik absoluut niet begrijp.”

Welke werken begrijpt u bijvoorbeeld niet?

“Bijvoorbeeld momenteel het vioolconcert van Schönberg. Niet alleen gevoelsmatig, ook analytisch bezorgt het me problemen. Ik kan sommige passages geen betekenis geven…. Misschien over een jaar of vijf. Daarentegen speel ik graag muziek die volgens de heersende opvattingen tweederangs is, maar die door de uitvoerenden een eersteklas rang kan worden verleend. Een van de taken van een vertolker is om de mening van het publiek te beïnvloeden, te veranderen. Om het van werken te overtuigen waarvan men zelf overtuigd is.”

Op het gevaar af dat u daarmee net als Gidon Kremer het publiek teveel provoceert?

“Ik deins daar in bepaalde gevallen niet voor terug, maar het is geen doel op zichzelf. Kremer is zeker niet mijn ideaal; ik kom uit een heel andere school. Hij is een fantastische collega en hij heeft violistisch enorm veel te bieden. Maar … I don’t disrespect, I disagree.”

Tien jaar later is het stil geworden rond Shlomo Mintz. En ineens duikt hij dan op als dirigent bij het Limburgs symfonie orkest. Niet bepaald een sterkte bod. Incidenteel is hij nog als solist te horen. Helaas vaak met teleurstellend resultaat. De stunt met Paganini’s Vioolconcert op de speciaal uit Italië gehaalde viool kon er nog mee door, maar de manier waarop hij bij herhaling Vioolconcerten van Mozart afraffelde was triest. Zijn toon is nobel en krachtig gebleven, maar in emotioneel opzicht lijkt hij niets meer te zeggen te hebben.

(1982)