RADU LUPU: HAAST EEN GEREÏNCARNEERDE BRAHMS
Wie Radu Lupu achter de vleugel ziet zitten, wordt onwillekeurig herinnerd aan het bekende portret dat Willy von Beckeradt van de oude Brahms aan de piano maakte: achterover leunend op zijn stoel, de armen uigestrekt om de wat verder op afstand verkerende klaviatuur te bereiken. Zo oogt Lupu ook. Bovendien zijn beide mannen zwaargebouwd en grijzend (Lupu wordt in 2006 eenenzestig) en Brahms was ongeveer even oud toen dat portret werd gemaakt.
Lupu zit ook altijd op een stoel in plaats van op een pianokruk en zijn achterover leunende gestalte mag dan vreemd aandoen op het eerste gezicht, maar hij speelt voornamelijk met zijn vingers en beweegt zin armen en zijn rug betrekkelijk weinig. Frappant genoeg weet hij vanuit deze houding ongewoon mooie pianoklanken en –kleuren te genereren.
Radu Lupu werd 30 november 1945 in het Roemeense plaatsje Galatz geboren en trad voor het eerst als twaalfjarige op voor het publiek. Zijn pianistische opleiding genoot hij eerst bij Florica Muzicescu (die ook ooit les gaf aan Dinu Lipatti) voordat hij een studiebeurs kreeg om aan het conservatorium in Moskou verder te studeren. Daar behoorden de beroemde pianopedagogen Heinrich en Stanislav Neuhaus tot zijn docenten.
In 1966 was hij winnaar van het Van Cliburn concours in de V.S., in 1967 veroverde hij de eerste prijs bij het Enescu concours en in 1969, het jaar waarin hij zijn pianostudie afsloot, nogmaals een eerste prijs bij het pianoconcours in Leeds. Meteen daarna kon hij in Londen een eerste recital geven. Niet lang daarna mocht hij als solist mee met het Londens symfonie orkest tijdens een Europese tournee.
In 1972 maakte hij zijn debuut in de V.S., in 1975 was hij solist bij de wereldpremière van André Tschaikovsky’s pianoconcert. Bij de Salzburger Festspiele in 1978 trad hij als solist op tijdens een concert van het Berlijns filharmonisch orkest onder leiding van Herbert von Karajan; in 1978 keerde hij daar terug met het Weens filharmonisch orkest onder Riccardo Muti.
In 1995 kreeg Lupu een Grammy en een Edison voor zijn opnamen, die echter voor een groot deel uit de elpee tijd dateren toen hij Deccaplaten maakte. Later werkte hij incidenteel nog als duopartner van Murray Perahia voor Sony en van Daniel Barenboim voor Teldec opnamen.
In het centrum van zijn repertoire stonden altijd werken van de grote klassieken en romantici: Mozart, Beethoven, Schubert, Schumann en Brahms. Lyriek en bezonnenheid vormen de wezenskenmerken van Lupu’s spel dat prachtig sensibel, warm, verfijnd en genuanceerd klinkt met vooral heel mooie verinnerlijkte passages. Op treffende wijze heeft hij altijd de lichte en de donkere kanten van de muziek die hij speelt laten horen. Zijn beste troeven speelt hij als epicus uit in de werken van Schubert. Terwijl hij ooit verblufte met de pianoconcerten van Liszt en Prokofiev.
Jammer dat hij zo weinig meer schijnt op te treden en blijkbaar geen opnamen meer maakt. Met andere (over)gevoelige en/of temperamentvolle pianisten als Glenn Gould, Arturo Benedetti Michelangeli, Martha Argerich, Maria João Pires lijkt hij gemeen te hebben dat hij geen rondreizende virtuoos wil zijn, maar daardoor op de buitenwacht de indruk maakt een zonderling of een kluizenaar te zijn: iemand die graag en prachtig pianospeelt, maar die geen pianist wil zijn.