Uitvoerende Kunstenaars

LANG LANG

LANG LANG: EEN OVERSCHAT TALENT?

Zoals Sony naar achteraf terecht is gebleken de als een vuurpijl omhoog geschoten Russische pianovirtuoos Volodos onder de aandacht heeft gebracht, zo probeerde DG dat sinds 2003 met de jonge fotogenieke Chinese pianist Lang Lang die eerder al in Amsterdam en Groningen optrad en die eind oktober 2005 met twee recitals terugkeert in Amsterdam en Utrecht. Is hier sprake van een geëxalteerde hype, van een strovuur? Afwachten maar hoe dat verder uitpakt.

Maar op basis van de rustig en herhaald thuis beluisterde drie cd’s van deze pianist (wiens naam als Lung Lung schijnt te moeten worden uitgesproken) ben ik allerminst overtuigd van zijn enorme pianistische grootte en artisticiteit. Geen twijfel: deze knaap beschikt over een enorme vingervaardigheid en een sterke persoonlijkheid en hij wordt in de muziekwereld opgestuwd door golven van positieve publiciteit.

Gezien en gehoord zijn optreden tijdens een Londense Prom in 2003 (waar hij het Tschaikovskyconcert aan flarden reet) en na studie van die cd’s vraag ik me af op zijn muzikaliteit en stijlbesef wel even groot zijn als zijn opgepepte profiel. In elk geval hoeven we bij het bestuderen van die cd’s niet zijn extatische gelaatsuitdrukking te zien die waarschijnlijk zelfs indertijd door Dirk Bogarde in de film Song without end overdreven zou zijn geacht.

Eerst het goede nieuws. In het recitalprogramma slaagden Schumanns virtuoos en levendig uitgevoerde Abeggvariaties en de geestige hoekdelen van de Haydnsonate. Het variatiewerk van Tan Dun kan er ook nog behoorlijk mee door. Maar de Wandererfantasie van Schubert klinkt nuchter en oppervlakkig. Vergelijk Sviatoslav Richter (EMI 566.895-2), Pollini (DG 419.672-2) en Perahia (Sony 42124), de Nocturne van Chopin klinkt plichtmatig, saai en ongeïnspireerd, in de stukken van Liszt wordt louter klatergoud vuurwerk getoond. Erger nog, in de Liebestraum en in Schumanns Träumerei komen teveel onaangename tempowisselingen voor. De met zijn vader gespeelde toegift heeft het karakter van een cabaret act, maar weinig substantie. Als geheel dus een tegenvallend optreden, verdeeld over twee cd’s, met op de tweede slechts 29’14” muziek.

Komen we aan de combinatie pianoconcerten van Mendelssohn en Tschaikovsky. Opnieuw storen in principe al vrij trage, maar bovendien weer hinderlijk gemanipuleerde tempi: felle, luide passages gaan versneld, langzame lyrische worden vertraagd, iets zo naïefs wordt een eerstejaars conservatoriumstudent al afgeleerd. Natuurlijk is er aan bewonderenswaardige virtuositeit geen gebrek hier, maar het wordt kwalijk als deze niet als middel maar als doel wordt beschouwd. Hoeveel spiritueler zijn Perahia (Sony 42401), Schiff (Decca 466.425-2) en Shelley (Chandos CHAN 9215) in het concert van Mendelssohn en wat overtuigen vooral Argerich met Dutoit (DG 439.420-2) c.q. Kondrashin (Philips 446.673-2), Ashkenazy (Decca 458-628-2) en Rudy (EMI 573.765-2) met veel meer allure en diepgang in Tschaikovsky.

Van hetzelfde laken een pak bij de Rachmaninov opname, waarin het Russische orkest dankzij Gergievs gevoel voor sfeer, drama, ontspanning en zijn aandacht voor het detail meer overtuigt dan de pianist, die ook weer eens te prominent is opgenomen. Vergeefs wacht men op blijken van orgiastische opwinding vòòr het maestoso gedeelte uit het eerste deel en ook daarna worden geen vitale vonken ontstoken en zijn er te weinig blijken van ware bevlogenheid: het klinkt alles tamelijk aardgebonden. 

Neem de bekende inzet van de solist aan het begin. Rachmaninov zelf (Naxos 8.110601, Biddulph LHW 036, RCA 09026-61658-2) had daar in 1929 slechts 25 seconden voor nodig, Ashkenazy (die de akkoorden met zijn kleine handen moet breken) in 1970 30 net als Andsnes in 2005; Zimerman komt met een meesterlijk dramatische opbouw tot 35, maar Lang Lang is het traagst en slechts melodramatisch met 45”. 

Eigenlijk geen moment in deze pseudo majestueuze aanpak is sprake van een gevoel van wanhoop dat vervolgens wijkt voor een plotseling vlam vattende euforie. Datzelfde geldt voor de Paganinirapsodie die het ontbreekt aan contrasterende stemmingen, aan durf.

Voor dit tweetal werken in dezelfde koppeling is het verstandiger om terug te grijpen op Ashkenazy (Decca 417.702-2, 460.632-2); voor het Tweede concert is men beter af met o.m. Andsnes (EMI 474.813-2), Zimerman (DG 459.643-2) en Richter (DG 447.420-2). En voor de Rapsodie Pletnev (Virgin 759.506-2).

 

Of hij tot de rangen der waarlijk groten behoort, moet Lang Lang eerst nog maar eens bewijzen.