DINU LIPATTI: LEGENDE EN WERKELIJKHEID
Columbia LB 109. Dat was in 1951 één van de eerste zelf van moeizaam gespaard zakgeld gekochte 78t. platen. Hij koste 6,50 gulden bij muziekhandel Rubens in Eindhoven en bevatte Jesu, joy of man's desiring, een pianobewerking door Myra Hess van ‘Wohl mir dass ich Jesum habe’ uit Bachs Cantate nr. 147 op de ene kant en de Siciliano uit de Fluitsonate in Es, bewerkt door Wilhelm Kempff. Speelduur: nog geen tien minuten. Het was balsem voor de pubergeest, die nog niet maalde om ‘authenticiteit’. Later volgden Bachs Partita nr. 1, de 14 Walsen van Chopin en de Pianoconcerten van Grieg en Schumann. Alles voor die tijd maatgevende opnames!
Lipatti’s aura dateert van 16 september 1950. Toen gaf hij in Besançon tijdens het festival daar zijn laatste recital met werken van Bach, Mozart, Schubert en Chopin. Voordien wist je van hem, nadien was hij legende. Voordien was hij een zeer begaafde jonge pianist, nadien een heilige. Van de slopende leukemie, die de pianist niet zo lang na dat ‘laatste recital’ definitief 2 december datzelfde jaar op 33-jarige leeftijd velde, was hier toen nog niet zoveel bekend, laat staan dat deze te genezen zou zijn geweest.
Dat laatste optreden - en hij was zich daarvan bewust - moet worden gerangschikt onder de belangrijkste piano avonden uit de muziekgeschiedenis. Daarover bestaat niet de geringste twijfel en de betekenis ervan herinnert aan de optredens van Sviatoslav Richter in New York in oktober 1960 en aan Vladimir Horowitz’ comeback in Carnegie Hall, 9 mei 1965. Alleen heerste er geen koortsachtige nervositeit in de zaal die de aandelenkoersen van zijn platenfirma had kunnen laten stijgen.
Lipatti vond gedurende die twee uur een losse houding, concentratie die hier en daar tot onvermoede hoogtepunten leidde en die het programma ver verhief boven zijn studio opnamen. Hoe hij als altijd begon met een paar aarzelende akkoorden om vervolgens het preludium van Bachs Partita in Bes prachtig op weg te sturen, frase na frase stralend vertolkte, zich geen omwegen gunde via ritardandi en accelerandi om zo de schijnbaar objectiverende boodschap van een barok tijdsbesef te weerspiegelen.
Hij vertolkte niet de ideologie van de ‘Werktreue’, maar men hoorde tot in de versieringen van de Sarabande hun subjectief juiste realisatie. Alsof geen toon wat anders teweeg had kunnen brengen, alsof de polyfone netwerken alleen zo en niet anders te verklaren waren. Een afgewogen Bach, niet overhaast en briljant zoals bij Weissenberg (EMI en niet idiosyncratisch gejaagd als bij Gould (Sony). Een Bach, die zich in de melodische periferieën van de Gigue als legato emulsie, maar dan ritmisch versterkt presenteerde.
Als vanzelf werd daarna Mozarts Pianosonate in a KV 310 luchtig gespannen weergegeven. Tijd voor rustige verpozing was er niet omdat de adembogen aan de korte kant waren. In de finale werd het presto eindelijk en duidelijk versneld, ongeremd in het maggiore gedeelte in A. De accenten werden steeds scherper. Dan volgden twee Impromptu’s van Schubert en nergens werd binnen zo’n klein bestek de metaforische omslag van klank naar ritme en weer terug zo duidelijk. Voor die omslag gebruikte Lipatti alleen maar achtsten binnen een maat, voor de integratie in het metrum nauwelijks vaststelbare vertragingen. Hier vormt het gebrek statische stroom geen innerlijke tegenspraak.
En tenslotte waren daar de Walsen van Chopin, een glanscyclus van hem die hij daarom waarschijnlijk ook driemaal liet vastleggen, telkens sidderend tussen genrestuk en grote opbloei, tussen standpunt en versplinterde emotie. De laatste wals (in As op. 34) speelde hij in Besançon niet meer omdat hem de kracht ontbrak. In plaats daarvan en tot besluit kwam als zijn motto die Bach/Chopin Jesu, joy of man’s desiring in de bewerking van Myra Hess.
In die twee uur te Besançon leek Lipatti zijn loopbaan nog een keer samen te vatten, de wezenlijke werken uit zijn repertoire nog een keer voor de geest te halen. Bijna vijftig jaar na dato houdt dat optreden nog steeds stand. Het hoeft niet als ‘historisch’ te worden gerubriceerd. Het was echt onvergetelijk. Gelukkig was er toen geen door de media veroorzaakte overdreven heisa. Zo kunnen ‘live’ opnamen dus ook zijn.
Sinds zijn jeugd had hij te kampen met een zwakke gezondheid, die in zijn laatste jaren nog werd verergerd door reumatische artritis. Zijn laatste maanden werd hij met hulp van vrienden dankzij cortisone injecties (die toen $50 per dag kostten) op de been gehouden.
Geplande opnamen van Chopins Eerste pianoconcert in f, diens Mazurka's en Bartóks Derde pianoconcert konden niet doorgaan. Wat bleef, is een legende en een al met al ongeveer negen uur in beslag nemende reeks klinkende muziekdocumenten.
Zijn pianistiek was ‘clean’ in de beste betekenis van het woord. Hij was tenslotte geen echte bravuraspeler, maar vooral geschoold in de Franse traditie, vrij sec spelend, maar met eigen toegevoegde waarde in de vorm van warmte en zonnestralen.
Bij hem niet alleen geen foute noten, maar vooral ook geen vals sentiment. Als hij aan het slot van elk optreden als eerste toegift Jesu, joy of man's desiring speelde, klonk dat als een soort gebed. Hij had wel gedurende drie jaar talloze aanloopjes en ‘takes’ nodig, voordat hij de uiteindelijke plaatversie sanctioneerde.
Het waardevolste Lipatti-document is waarschijnlijk de Barcarolle van Chopin. De technische horden van dat moeilijk te benaderen stuk worden met transcendentaal gemak genomen. De lyrische gedeelten zijn breed en manlijk opgezet, de dramatische gedeelten massief, stevig zonder onder druk te worden gezet. Maar het opvallendst is het subtiele filigraanwerk.
Dat Lipatti een geheimtip voor insiders was, vloeide goeddeels mee voort uit het feit, dat hij nooit het grote concertpodia circuit aflegde. De eerste jaren na zijn tragische dood viel Lipatti een bijna extatische overwaardering ten deel. Tot op zijn platenhoezen, waar sprake was van ‘kuise luciditeit’ ‘beangstigende rijpheid’ en een ‘martelaar, die nog één keer met de waarlijk magische en toch zo humane kunst van zijn spel betovert’. Nu kan dit slotrecital worden gezien als de bundeling van een te korte carrière, waarin de hoogtepunten uit zijn repertoire bondig zijn samengevat.
Maar martelaren spelen nu eenmaal niet altijd prachtig. Alsof Clara Haskil, Edwin Fischer en Walter Gieseking steeds mooi speelden. Dat hebben ze niet en dat is maar goed ook: Ars longa, vita brevis. Op zijn best is hij verder te horen in die Partita en miniaturen van Bach, de Walsen van Chopin, de Impromptu's van Schubert, de Pianoconcerten van Grieg en Schumann, Mozarts Pianosonate nr. 8 en Alborada del gracioso van Ravel. Op zijn best betekent: als musicus met een onfeilbare smaak en gevoeligheid, in combinatie met een voortreffelijke techniek. Het resultaat had dan iets uitgesproken aristocratisch. Minder imposant is hij bijvoorbeeld in het Eerste pianoconcert van Chopin en diens Derde pianosonate. Vermoedelijk uit nederigheid had Lipatti besloten voorlopig geen Beethoven te spelen. Artur Schnabel haalde hem over om dat toch te doen en er bestond een BBC opname van de Waldstein sonate.
Het is belangrijk Lipatti in zijn tijd te zien, Een tijd, toen het grote pianistische gebaar zich als sentiment en onweer manifesteerde en de titanen noten instudeerden en vrees inboezemden. Hoe anders was Lipatti met zijn rustige, lineaire manier van musiceren. Niet iedereen besefte, dat je de voet van het rechter pedaal kunt lichten en toch muziek kunt maken.
Het begin van Lipatti's loopbaan was weinig spectaculair, maar wel bijzonder. Hij werd 19 maart 1917 in Boekarest geboren in een muzikale familie. Vader amateur violist. Hij had bij Sarasate en Flesch gestudeerd. Zijn moeder was pianiste. De Roemeense componist en violist Georges Enescu was zijn peetvader en stimuleerde hem; later schreef hij muziek voor hem. Samen met Enescu maakte Lipatti opnamen van zijn Vioolsonates. Op zijn vierde gaf Lipatti zijn eerste benefietconcert; pianolessen kreeg hij thuis van Florica Musicesco en aan het plaatselijk conservatorium. In het omineuze jaar 1933 van Hitlers machtsovername in Oostenrijk nam hij deel aan een pianoconcours en werd tweede. Het gerucht gaat, dat Alfred Cortot uit protest uit de jury stapte omdat hij niet had gewonnen. Diezelfde Cortot raadde hem aan naar Parijs te komen, waar hij Lipatti zelf in 1934 onder zijn hoede nam, al delegeerde hij zijn meeste lessen aan Yvonne Lefébure. Lipatti nam directielessen bij Charles Münch, compositieles bij Paul Dukas en Nadia Boulanger.
Van groot persoonlijk belang was de ontmoeting die hij in 1935 had met zijn 23 jaar oudere landgenote Clara Haskil met wie hem de rest van het leven een hartelijke vriendschap verbond.
Met Nadia Boulanger daarentegen maakte hij in 1937 zijn eerste plaatopnames: vierhandige Walsen van Brahms. Ook werkte hij mee in het Vocaal Ensemble Boulanger, dat onder andere werken van Monteverdi uitvoerde. In 1936 was hij al in Berlijn en Italië opgetreden.
Omdat Roemenië zich noodlottig genoeg met de As mogendheden had verbonden, vocht dat land aan de zijde van de Duitsers en Oostenrijkers. Op de een of andere manier werd Lipatti gedwongen om in het tijdvak van 1941 tot 1943 tournees door Duitsland te maken. In 1943 wist hij met zijn vrouw Madeleine via Stockholm naar Zwitserland uit te wijken; hij arriveerde in oktober van dat jaar in Genève.
Daar kreeg hij aan het conservatorium op zijn zevenentwintigste meteen een aanstelling als hoofd van de piano afdeling en kon hij de meesterklassen piano leiden. De eerste leukemie ziekteverschijnselen openbaarden zich al vroeg en was aanleiding om geplande tournees naar de V.S., Z. Amerika en Australië af te zeggen. Wel gaf hij optredens in Europa, ook in Nederland, maar met uitzondering van Duitsland en Oostenrijk. Verder besteedde hij tijd aan het componeren, onder andere aan zijn Roemeense dansen voor piano en orkest.
De Lipatti's hadden even buiten Genève een villa gehuurd, die ze niet zo vaak meer verlieten. Eén van de uitzonderingen was het Londense debuut in Schumanns Pianoconcert met Karajan; in 1946 tekende hij een contract met Columbia en maakte voor dat label tot 1950 opnamen. In juni 1946 werden in Zürich wat bandopnamen gemaakt, maar de geluidskwaliteit daarvan was dermate pover dat Lipatti al in oktober daarop voor het eerst naar Londen reisde om Liszts Petrarca sonnet no. 104, de Etude de concert La leggierezza en voor de andere kant van de plaat een Wals van Chopin op te nemen.
In de Londense Abbey Road studio's volgden meer sessies. Eerst voor het Pianoconcert van Grieg met het Philharmonia orkest onder Alceo Galliera (september ’47), in april voor het Schumannconcert met Karajan. Het is waarschijnlijk de opname die hem destijds beroemd maakte. In 1948 maakte Lipatti nog opnamen van Chopins Barcarolle en Ravels Alborada del gracioso. De laatste registraties vonden in Genève plaats; producer Walter Legge sleepte het opnameteam en de nodige apparatuur daarheen. Daar werden om te beginnen de 14 Walsen van Chopin vastgelegd en daar tussendoor Bachtranscripties en 9 juli de Partita van Bach. Op dezelfde avond tussen 19.00 en 22.00 uur Mozarts Sonate in a KV 310, een lievelingsstuk van de pianist. Daarna nog een Mazurka van Chopin (Legge wilde ze compleet opnemen). Op 11 juli volgde de definitieve versie van Jesu, joy en de dag daarop de laatste Wals van Chopin. De paar zomermaanden in 1950, waarin hij behalve in Besançon nog 23 augustus met Karajan en het Zwitsers Festivalorkest in Luzern het Mozartconcert KV 467 opnam, hielden hem met behulp van cortisone injecties op de been.
Nogal een raadsel is de opname van Bachs Pianoconcert nr. 1 in d, dat hij in de Busoni bewerking 2 oktober 1947 met het Concertgebouworkest onder Eduard van Beinum heeft gespeeld – fraai onromantisch, bijna koel en zonder woekering van bijzaken - en dat (door een amateur?) is opgenomen. In de discografie van het Concertgebouworkest is daarvan niets terug te vinden. Maar de bewuste opname is gelukkig gered in het herdenkingsalbum van Eduard van Beinum. Daarentegen is de opname uit 1948 van Chopins Eerste pianoconcert (met onbekende dirigent of mogelijk zelfs zonder) slechts een zwakke afspiegeling van Lipatti’s kunst.
Lipatti's klinkende nalatenschap uit de jaren 1937 tot 1950 is beperkt. Beethoven ontbreekt geheel omdat hij zichzelf tot zijn veertigste niet competent en rijp genoeg achtte om iets van hem te spelen. Vrijwel al het materiaal verscheen bij EMI (moedermaatschappij van Columbia), op de Jecklin radio-opnames na.
Het zou de moeite waard zijn om ook die eerste Brahmsopname met Boulanger en de eigen composities Concertino en style classique uit 1936 voor piano en kamerorkest, die hij in 1943 in Boekarest voor DLX met een orkest onder Hans von Benda maakte, met de Pianosonate voor de linkerhand ter beschikking te krijgen. Last but not least moet er ook nog een Decca live opname van het Schumannconcert zijn, 22 februari 1950 gemaakt met het Suisse romande orkest onder Ansermet. Wat er over is van Lipatti's klinkende nalatenschap getuigt noot voor noot van groot kunstenaarschap en de grootst mogelijke integriteit.
Voor een waardevolle aanvulling op de schaarse gegevens over Dinu Lipatti (en Clara Haskil) zorgt het recente (Franstalige) boekwerkje met 2 cd’s vol eerder onuitgegeven materiaal van Jérôme Spycket Clara et Dinu, Deux êtres de lumière, een coproductie van o.a. Franse Harmonia Mundi, Tahra. De SWR, de NCRV en Espace 2 (Tahra TAH 366/7).
DISCOGRAFIE
Afzonderlijke opnamen
Bach
02-10-1947 Pianoconcert nr. 1 in d BWV 1052. Met het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum.
09-07-1950 Partita nr. 1 in Bes BWV 825. EMI 769.800-2, 767.163-2.
16-09-1950 Partita nr. 1 in Bes BWV 825. EMI 565.155-2, 562.820-2.
04-1941 Uit Cantate nr. 147/10, arr. Myra Hess: Koraal Jesus, joy of man’s desire. IDI 341.
24-09-1947 Uit Cantate nr. 147/10, arr. Myra Hess: Koraal Jesus, joy of man’s desire. Tahra TAH 4022 (2 cd’s), APR 5509, Archiphon 112/3 (2 cd’s).
10-07-1950 Uit Cantate nr. 147/10, arr. Myra Hess: Koraal Jesus,joy of man’s desire. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s), 769.416-2 (2 cd’s), Philips 456.892-2.
10-07-1950 Koraalvoorspel Nun komm’ der Heiden Heiland BWV 659 arr. Busoni. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s).
06-07-1950 Siciliano uit Fluitsonate nr. 2 in E BWV 1031, arr. Kempff. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s).
10-07-1950 Koraalvoorspel Ich ruf zu Dir, Herr Jesu Christ BWV 639 arr. Busoni. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s).
Bartók
30-05-1948 Pianoconcert nr. 3 Sz. 119. Met het SWF Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Paul Sacher. EMI 567.572-2.
Brahms
? Intermezzi in a op. 116/2 en bes op. 117/2. Archiphon 112/3 (2 cd’s).
03-1937 Uit Walsen voor pianoduet op. 39 nr. 1 in B, 2 in E, 5 in E, 6 in Cis, 10 in G, 14 in Gis, 15 in As. Met Nadia Boulanger. EMI 763.038-2, 566.425-2, 567.566-2, Philips 462.699-2.
Chopin
07-02-1950 Pianoconcert nr. 1 in e op. 11. Met het Tonhalle orkest Zürich o.l.v. Otto Ackermann. EMI 763.497-2, 767.163-2, 574.802-2.
01/4-03-1947 Pianosonate nr. 3 in b op. 58. EMI 763.038-2, 767.163-2, 567.566-2, Philips 462.699-2.
21-02-1948 Barcarolle in fis op. 60. EMI 747.390-2, 769.802-2, 767.163-2, 566.222-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
? 1950 Etudes in Ges op. 10/5 en 17 in e op. 25/5. EMI 574.802-2, 767.163-2, Archiphon 112/3 (2 cd’s). EMI 747.390-2, 769.802-2, 767.163-2, 566.222-2, 566.904-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
20-02-1950 Mazurka in cis op. 50/3. EMI 747.390-2, 769.802-2, 767.163-2, 566.222-2.
24-09-1947 Walsen nr. 1-14 (volgorde onbekend). APR 5509, Dutton 9719.
03/12-07-1950 Walsen nrs. 4, 5, 6, 9, 7, 11, 10, 14, 3, 8, 12,13, 1, 2. EMI 747.390-2, 769.802-2, 767.163-2, 566.904-2.
16-09-1950 Walsen nr. 5, 6, 9, 7, 11, 10, 14, 3, 4, 12, 13, 8, 1 (Besançon). EMI 565.155-2, 562.819-2.
Enescu
? Pianosonate nr. 1 in fis, deel 2. Philips 456.892-2 (2 cd’s).
? Pianosonate nr. 2 in f op. 6. Philips 456.892-2 (2 cd’s).
18-10-1943 Pianosonate nr. 3 in D op. 25. EMI 763.038-2, 767.163-2 (5 cd’s), 567.566-2.
Fauré
24-05-1947 Après un rêve op. 7/1 arr. Casals. Archiphon 112/3 (2 cd’s).
Grieg
18/9-09-1947 Pianoconcert in a op. 16. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Alceo Galliera. EMI 763.497-2, 767.163-2 (5 cd’s), 574.802-2, Dutton 9717, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
Lipatti
1948 Concert en style classique op. 3. Met Kamerorkest o.l.v. Hans von Benda. Archiphon 112/3, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
1948 Danses roumaines pour piano et orchestre op. 3. Met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Archiphon 112/3 (2 cd’s), Philips 456.892-2 (2 cd’s).
04-03-1943 Pianosonatine voor de linkerhand. Tahra TAH 4022 (2 cd’s), Philips 456.892-2 (2 cd’s).
Liszt
06-06-1947 Pianoconcert nr. 1 in Es S. 124. 06-06-1947. Met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. EMI 567.572-2, Archiphon 112/3 (2 cd’s).
24-09-1947 Sonetto del Petrarca nr. 104 uit Années de pèlerinage II. EMI 763.038-2, 767.163-2 (5 cd’s), 567.566-2, APR 5509.
? Konzertetüde nr. 2 Gnomenreigen S 145/2. Archiphon 112/3 (2 cd’s).
? La leggierezza nr. 2 uit Grandes études de concert S. 144-2.
Mozart
23-08-1950 Pianoconcert nr. 21 in C KV 467. Met het Luzern festival orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.792-2, 767.163-2 (5 cd’s), 567.774-2.
01/4-09-1947 Pianosonate nr. 8 in a KV 310. APR 5509.
06/10-07-1950 Idem. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s), 566.988-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
16-09-1950 Idem. EMI 565.155-2, 562.820-2.
Ravel
17-04-1948 Alborada del gracioso uit Miroirs. EMI 763.038-2, 767.163-2 (5 cd’s), 567.566-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
24-05-1947 Vocalise-étude en forme de habanera. Archiphon 112/3 (2 cd’s).
Rimsky-Korsakov
24-05-1947 Vlucht van de hommel uit Tsaar Saltan. Met Antonio Janigro (vc). Archiphon 112/3 (2 cd’s).
D. Scarlatti
20/27-09-1947 Sonates in E K. 380, d K. 9, G K. 387. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s),566.988-2, APR 5509.
? K. 14. Archiphon 112/3 (2 cd’s).
Schubert
16-09-1950 Impromptu’s in Es D. 899/2 en Ges D. 899/3. EMI 769.800-2, 767.163-2 (5 cd’s), 565.155-2, 566.988-2, 562.820-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
Schumann
09/10-06-1948 Pianoconcert in a op. 54. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.792-2, 767.163-2 (5 cd’s), 567.774-2, Philips 456.892-2 (2 cd’s), Brilliant Classics 99228, Dutton 9719.
22-02-1950 Idem. Met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 417.464-2, 425,968-2, 480.0078 (2 cd’s).
? Uit Études symphoniques op. 13 nr. 9. Archiphon 112/3.
Gecombineerd
Bach: Pianoconcert nr. 1 in d; Chopin: Pianoconcert nr. 1. Keuze uit de Etudes en Nocturnes. Met het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum c.q. het Tonhalle orkest Zürich o.l.v. Otto Ackermann. Jecklin JD 541-2.
Bach: Partita no. 1; Jesu, joy of man’s desiring; Nun komm’ der Heiden Heiland; Ich ruf’ zu Dir; Mozart: Pianosonate nr. 8; Scarlatti: Sonates L 23 en 413; Schubert: Impromptu's D. 899/2 en 3. EMI 769.800-2, 566.988-2, 562.819-2.
Bach: Partita nr. 1; Jesu joy of man’s desiring; Brahms: 7 Walsen uit op. 39; Chopin: Barcarolle; Pianosonate nr. 3; Nocturne in Des; Grieg: Pianoconcert; Mozart: Pianosonate nr. 8; Ravel: Alborada del grazioso; Schubert: Impromptu’s D. 899/ 2 en 3; Schumann: Pianoconcert. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Alceo Galliera c.q. Herbert von Karajan. Philips 456.892-2 (2 CD’s).
Chopin: Pianoconcert nr. 1; Grieg: Pianoconcert. Met het Tonhalle orkest, Zürich o.l.v. Otto Ackermann c.q. het Philharmonia orkest o.l.v. Alcea Galliera. EMI 763.497-2.
Chopin: Pianosonate nr. 3; Liszt: Gedeelten uit Années de pèlerinage 2; Ravel: Ged. uit Miroirs; Brahms: Walsen op. 39/1, 2, 5, 6, 10, 14 en 15; Enescu: Pianosonate nr. 3. Met Nadia Boulanger. EMI 763.038-2, 567.566-2.
Chopin: De 14 Walsen; Barcarolle; Nocturne op. 27/2; Mazurka op. 50/3. EMI 769.802-2, 566.904-2.
Lipatti: Concerto en style classique. Met symfonie orkest o.l.v. Hans von Benda; Pianosonate voor de linkerhand. . Archiphon 112/3, Philips 456.892-2 (2 cd’s).
Mozart: Pianoconcert nr. 21; Schumann: Pianoconcert. Met het Luzern festival orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.792-2.
Schumann: Pianoconcert; Mozart: Pianoconcert nr. 21. Met resp. het Philharmonia- en het Luzern Festival orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 567.774-2.
Pianowerken van Chopin, Enescu, Ravel, Liszt en Brahms. EMI 567.566-2.
Laatste recital, Besançon, 16-09-50. Bach: Partita BWV 825; Chopin: 13 Walsen; Mozart: Pianosonate KV 310; Schubert: 2 Impromptu’s. EMI 565.166-2.
The legacy of Dinu Lipatti. Alle EMI materiaal. EMI 767.163-2 (5 cd's).
The art of Dinu Lipatti. Chopin: Pianoconcert nr. 1; Mozart: Pianoconcert nr. 21; Grieg: Pianoconcert; Schumann: Pianoconcert; Mozart: Pianosonate nr. 8; Bach: Partita no. 1; Chopin: Pianosonate nr. 3; Chopin: De 14 Walsen. Met resp. het Tonhalle orkest Zürich o.l.v. Otto Ackermann, het Luzern festival orkest o.l.v. Herbert von Karajan en het Philharmonia orkest o.l.v. Alceo Galliera en Herbert von Karajan. EMI TOCE 6383-90 (3 cd's).
Les inédits. Liszt: Pianoconcert nr. 1; Lipatti: Concertino en style classique; 3 Roemeense dansen; Symphonie concertante; Tziganes en werkjes van Bach, Bartók, Brahms, Chopin, Enesco, Fauré, Liszt, Ravel, Rimsky-Korsakof, Scarlatti en Schumann. Archiphon ARC 112/3.
Great pianists of the 20th century. Werken van Bach, Bach/Hess, Chopin, Grieg, Ravel, Schubert en Schumann. Philips 456.892-2 (2 cd’s).
Hommage à Dinu Lipatti. Bach : Koraalvoorspel Nun komm’ der Heiden Heiland; Bartók: Pianoconcert nr. 3; Lipatti: Pianosonate voor de linkerhand. Met het Südwestfunk symfonie orkest o.l.v. Paul Sacher; 3 korte interviews (in het Frans). Tahra TAH 367.
Cornerstones. Chopin: Pianoconcert nr. 1 en andere solowerken. Archiphon ARC 127.