Uitvoerende Kunstenaars

KASAROVA, VESSELINA

VESSELINA KASAROVA, KARAKTERSPEELSTER

“Na mijn eerste aria wilde ik vliegen als Batman” zegt de jonge Bulgaarse mezzo Vesselina Kasarova met een wat raadselachtige tweeslachtige gelaatsuitdrukking als ze gekleed als Romeo het enorme toneel van de Parijse Bastille opera afkomt. “Daar was die gigantische kloof tussen het publiek en mij”, zegt ze. Maar als men haar hoort en ziet in Bellini’s I Capuleti e i Montecchi lijkt ze allerminst nerveus. Met het zwaard in de hand struint ze over het toneel en lijkt ze precies op wat Romeo hoort te zijn: een levendige, impulsieve adolescent. 

“Romeo moet krachtig zijn, maar ook romantisch en somber, als een jongen”, zegt ze verder. In haar liefdesduet met Julia schuilt geen zedigheid of onhandigheid in het acteren, niets deftigs of gereserveerds ook ; ze is simpel, natuurlijk en innemend. Wie ziet hoe Arnold Schwarzenegger haar met de actiescènes en een paar gevaarlijke degengevechten helpt, raakt onwillekeurig onder de indruk. In het vergiftigingsduet bereikt haar acteervermogen tragische hoogten en op een bepaald ogenblik brengt Romeo’s emotionele ineenstorting haar abrupt tot zwijgen. Ze vertelt dat het allemaal in de partituur is terug te vinden.

“In een belangrijke dramatische scène waar je een grote dosis energie in wilt steken, maar de muziek nog steeds piano is, moet je een rustige manier vinden om die intensiteit te uiten.” Het is een getuigenis van haar succes dat zelfs in de geweldig grote ruimte van de Bastille haar zachte zang en intieme toneelverschijning sterk overkomen. Zelf zei ze ooit dat ze geen theatraal overdreven voorstelling wil geven wanneer ze zingt, maar een intiem relaas over het karakter, net alsof ze het aan haar moeder vertelt. Haar debuut aan de Parijse opera valt ongeveer samen met het uitbrengen van de opname van Bellini’s werk door RCA. Ze verklaart heel eerlijk dat ze heel nerveus was, maar niemand in het publiek lijkt dat te hebben gemerkt. De voorstelling was een succes, vooral ook dankzij Kasarova’s geconcentreerde uitbeelding, die Romeo tot het middelpunt van het drama maakte.

Vesselina Kasarova werd in 1966 in Sofia geboren en debuteerde daar aan de opera als Rosina in Rossini’s Barbier en Dorabella in Mozarts Cosí. In 1989 kreeg ze een engagement bij de opera in Zürich, waar ze onder meer onder Harnoncourt Annio in Mozarts La clemenza di Tito, een rol die ze in 1991 in Salzburg onder Colin Davis herhaalde. Als lid van het ensemble was ze vijf jaar aan de opera in Zürich verbonden. In 1992 was haar eerste optreden als Rosina aan de Weense Staatsopera, daar had ze gedurende twee jaar een vast engagement. Daar had ze zich in betrekkelijke rust kunnen voorbereiden op haar grotere rollen, zoals die in de Parijse Bellini opvoering. In 1995 werden de eerste uitstapjes in het Franse repertoire gemaakt met Berlioz’ Les nuits d’été en op het tonaal met Offenbachs La belle Hélène. In Mei ’97 volgde Cherubino in Mozarts Figaro onder Muti aan de Milanese Scala en het debuut als Rosina aan de New Yorkse Met. 

“Journalisten denken vaak dat de zangers onder grote druk staan, maar in feite staat of valt een opera nooit met één zanger. De inbreng van de dirigent en de regisseur zijn veel wezenlijker, zeker in dit geval. De communicatie naar het publiek was erg cruciaal voor me in Parijs gezien de enorme afmetingen van de zaal. Als ik me inhoud komen de emoties niet over omdat het publiek zo veraf zit.”

Haar Romeo was als een ouderwetse voorstelling in de beste betekenis van het woord. Er was absoluut geen sprake van oppervlakkigheid; iedere noot kreeg zijn volle waarde, elk woord werd duidelijk uitgesproken en haar acteren had een aura van waardigheid dat herinnerde aan de stijl van vorige generaties. Was dat omdat haar muzikale opleiding in Bulgarije nog waarde hechtte aan (of was blijven steken in) een oude traditie die in het Westen verloren is gegaan?

“Ik bracht gedurende vijf jaar vijf dagen per week door in de muziekacademie en onderging daar een heel intensieve opleiding volgens een strak en veeleisend rooster. Achteraf bezien was dat van groot voordeel. Het is niet voldoende om een paar uur per week contact te hebben met je hoofdvak leraar. Sport en muziek waren destijds activiteiten waar de staat flink in investeerde. Het was een hard systeem waarin alleen de besten overleefden en de eindstreep haalden. Er waren veel afvallers. Hier in het Westen zijn veel studenten met talent maar zonder het geld voor een verdere ontwikkeling, een trieste situatie. Tot nu toe heeft niemand van mijn studiegenoten een internationale carrière gemaakt, maar dat kan aan andere problemen gedurende hun opleiding liggen. Veel studenten toonden een hoge mate aan kleur en drama in hun zang wat vrij natuurlijk is voor Bulgaarse stemmen, maar ze werden te vroeg losgelaten op dramatisch repertoire. Ik had een heel goede leraar, die zelf een stem had die niet groot genoeg was voor de opera, dus drong ze me niet nadrukkelijk dramatische rollen op. U moet bedenken dat in Bulgarije het repertoire zwaar leunt op Verdi en Puccini. Mozart en Rossini worden daar minder uitgevoerd, dus heb je minder kans om je daarmee te profileren. Die lerares begon gelukkig bij mij meteen met Rossini, Gott sei dank!”

Om na de studie in het Westen voet aan de grond te krijgen is allesbehalve simpel. Goede contacten zijn daarbij van essentieel belang. Kasarova vertelt dat ze heeft getracht een paar Bulgaarse collega’s te helpen met audities bij haar concertagent maar tot op heden zonder succes.

“Zelf had ik het geluk de helpende hand te krijgen van Ann Murray, met name in La Scala. We troffen elkaar in La clemenza di Tito toen ik in die opera Annio zong en zij Sesto. Dat is nu zes jaar geleden in Zürich en ik wilde haar echt leren kennen omdat ze zo vriendelijk en open was, maar mijn Duits was nog niet goed genoeg. Ik vind het geweldig wanneer twee collega’s zoveel voor elkaar betekenen. De mensen moeten vooral niet denken dat twee mezzo’s automatisch rivalen zijn. We zijn twee verschillende persoonlijkheden met verschillende karakters.” 

In het dagelijks leven is Kasarova (31 in 1996) klein en sierlijk, elegant en charmant. Met een verrassend lichte en hoge spreekstem zou men eerder verwachten dat ze een soubrette is dan een lage mezzo. Na de voorstelling van Bellini’s opera houdt RCA een persconferentie om een exclusief contract aan te kondigen. Kasarova had haar reputatie toen al gevestigd en in kringen van cd kopers kende men haar al als veelbelovend soliste in een opname van Franse orkestliederen met Berlioz’ Les nuits d’été en Ravels Shéhérazade. In de cyclus van Berlioz nam ze het met redelijk succes op tegen gevestigde reputaties als die van Crespin, Baker en Graham. Iemand met zoveel stijlgevoel, elegantie en tekstgevoel moest wel zijn voorbestemd voor een grotere carrière.

Haar toen eerstvolgende project gold Rossini’s Tancredi, waarna een recitalplaat volgde onder de titel “Vesselina Kasarova: Een portret” met een paar onontkoombare hits als ‘Voi che sapete’ uit Mozarts Nozze di Figaro en bekende Rossini items. Maar het waren toch vooral de fragmenten uit Donizetti’s Anna Bolena en Bellini’s I Capuleti e i Montecchi die een aanwijzing inhielden dat er niets routineus en gewoontjes was met deze mezzo. Het gaat echt om een volledig toegeruste dramatische coloratuur mezzo in de pakkende traditie van Agnes Baltsa. De raison d’être achter dat recital cd is doodsimpel. “Het gaat om zo ongeveer alles wat ik in de nabije toekomst ga zingen”, zegt ze, “natuurlijk wilde ik de mooiste aria’s, maar ik moest ook oppassen dat ze bij me pasten.”

Een recital met liederen van Schubert, Schumann en Brahms staat ook in de planning, net als een cd met aria’s van Mozart, waarin Colin Davis haar zal begeleiden. Ambitieuzer is haar deelname aan een nieuwe Oberon van Weber met Inga Nielsen en Peter Seiffert plus natuurlijk die opera van Bellini met een bezetting die verder bestaat uit Eva Mei, Ramon Vargas en Samuel Ramey. Zelf is de zangeres tamelijk filosofisch over de plaats die opnamen innemen in de loopbaan van een vocale solist. “Men zegt dat opnamen alleen weinig tot een carrière bijdragen omdat de basis altijd besloten ligt in gewone optredens.”

Vervolgens legt ze uit dat haar vocale gaven en haar stembereik niet de belangrijkste criteria waren. Dramatische veelzijdigheid is even cruciaal. “Ik wilde de verschillende karakters die ik speel ook op het toneel uitbelden. Er is altijd een gevaar dat je stem voortdurend hetzelfde klinkt, hoeveel vocale kleuren je ook ter beschikking hebt tijdens een recital. Daarom moet je het programma aan de dramatische kant variëren.”

Binnen die dramatische kant weigert Kasarova opera’s te vertolken als een ‘methode’ actrice. Ze houdt zich niet alleen maar bezig met karakters die mijlenver van haar eigen persoonlijkheid zijn verwijderd om ze te kunnen spelen. “Je kunt niet altijd anticiperen op wat dramatisch is in een opera, maar het is belangrijk om elk zweem van drama dat je in een rol ontdekt ook te communiceren – maar dan wel met je eigen persoonlijkheid.”

Voor dat doel is de frasering erg belangrijk. Kasarova beweert dat karakteriseren de melodische lijn schept. Rossini, Bellini en Donizetti nodigen uit tot versieringen, maar wanneer haar wordt gevraagd of ze bijvoorbeeld Rossini zingt met een lange, gladde legatolijn of met een versierd of onsamenhangend staccato, praat ze verder over karakteriseren in plaats van over vocale techniek. “Je moet een karakter voor de geest hebben als je Rossini fraseert. Je wilt geen show met een heleboel ornamenten of kunstige loopjes showen. Ja, Rossini nodigt de zanger uit om zijn verbeelding te gebruiken, maar dat is niet hetzelfde als een show ten beste geven.

Als goede tragédienne geniet Kasarova van dramatische afwisseling en is ze even gelukkig of ze in Offenbachs geestige La belle Hélène zingt of in de huid kruipt van Bellini’s Romeo. “Ik heb het gevoel dat het gezonder is om een mengeling van tragische en komische rollen  te zingen. Als ik eerst Rosina zing en daarna Romeo om vervolgens weer terug te keren naar Rosina heb ik telkens iets nieuws over haar karakter ontdekt dat ik me tevoren niet bewust was. Het is als het herlezen van een favoriet boek – je ontdenkt dat de nieuw opgedane levenservaring invloed heeft of de manier waarop je personen en situaties ziet.”

Ze zegt dat Mozart en Rossini – componisten die haar kernrepertoire vormen – nog altijd de componisten die ze zou meenemen naar een onbewoond eiland. Het was ook met Rossini, om precies te zijn met Tancredi, dat ze haar eerste triomf vierde. Ze zong de rol zowel voor cd als op het toneel.

Tijdens een concertuitvoering bij het Salzburg Festival in 1992 verving ze de ziek geworden Marilyn Horne, die in haar beste dagen tot de beste Rossinivertolkers hoorde. Kasarova heeft de grootste bewondering voor haar, maar ze werd niet afgeschrikt door de uitdaging en wilde dolgraag meewerken aan de eerste volledige opname van de oorspronkelijke versie van het werk.

“Toen Marilyn Horne de rol opnam, was ze midden vijftig. Ik zou heel gelukkig zijn wanneer ik zo nog zo geweldig goed kan zingen als ik zo oud ben. Nu ben ik nog een erg jonge Tancredi en het is belangrijk om ook deze jeugdige vertolking vast te leggen.”

Horne is dus een van Kasarova’s idolen. Edita Gruberova, de beroemde coloratuur sopraan is een ander. Ze zijn enige keren samen opgetreden en maakten ook een cd (met o.a. Rossini’s kattenduet).

“Edita Gruberova beschikt over een fantastische techniek. Als ik met haar zing geeft ze me zoveel energie dat we elkaar stimuleren als in een wedstrijd. Het is als een snelle tennis match waarin je meer risico’s kunt nemen. Heel opwindend.”

Nu ze haar debuut heeft gemaakt aan een paar grote operatheaters ligt het eerste stadium van haar loopbaan achter haar. Nu is de tijd aangebroken dat ze meer aanbiedingen krijgt dan er dagen in het jaar gaan. Oppassen dus! Toch wachten nieuwe uitdagingen. Händel bijvoorbeeld. “Jammer genoeg worden er maar weinig opera’s van Händel opgevoerd, maar ik heb zelf erg genoten van de Händel die ik in München mocht zingen. Logisch dat Mozart een grotere rol speelt. Het lijkt belangrijk en nuttig voor me om met Colin Davis samen te werken want hij is voor mij de inspirerendste Mozartdirigent tot nu toe. Ik hoef maar oogcontact met hem te hebben en ik weet precies wat hij van me verlangt. En dan is daar de Staatskapel uit Dresden. Hoe geweldig speelt die Mozart!”

Mitridate in Salzburg, Idomeneo in Chicago en Cosi fan tutte in Zürich staan in haar agenda genoteerd. Daarna waaiert Kasarova’s weg blijkbaar in verschillende richtingen uit. “Ik wil liefst nooit een specialist in een bepaald Fach worden. Natuurlijk zal het bel canto domineren, omdat dit het verlengstuk is van de stijl van Mozart en Rossini, voortbouwend op de piano schrijfwijze van Mozart en de coloraturen van Rossini om vervolgens de vormgeving van de bel canto melodielijnen te ontwikkelen. Ik vind het ook heerlijk om bel canto duetten te zingen – uit Semiramide, Norma, Anna Bolena – liefst met Edita Gruberova die over de beste techniek die ik ken beschikt. In de verdere toekomst zou ik me graag verder ontwikkelen in de richting van La favorite, dan mogelijk Carmen en Charlotte in Werther. Maar dat zijn rollen die ik vast niet ga opnemen voordat ik ze uitgebreid op het toneel heb gezongen. Wat het publiek via min cd’s hoort, verwacht het ook in het theater te horen.” De zangeres heeft duidelijk haar eigen normen bepaald en lijkt daarnaar te handelen.

 

Mozart en Rossini daargelaten, is er een fantasie- of droomrol voor haar? Giechelend oppert ze Wagner en zet de Walkürenritt in. Opzij nazaten van Birgit Nilsson!