GUNDULA JANOWITZ: TUSSEN DE STOELEN GEVALLEN
Aan het begin van de jaren zestig werd de sopraan Gundula Janowitz voor de grammofoonplaat ontdekt door Karajan. Bijna twee decennia was zij een stervertolkster in het ‘Duitse vak’ van Mozart tot Strauss. Zonder haar loopbaan te hebben gestaakt, komt ze sinds begin van de jaren tachtig nauwelijks meer met nieuwe opnamen in de catalogus voor. Ze is naar blijkt vermalen in de molen, die concertbedrijf heet..
"Dat men plotseling niet meer gevraagd wordt, heeft alles met politiek te maken. Met de politiek van de muziekindustrie en de opera-instellingen, maar ook met die van sommige dirigenten.
Bij mij begon het met een Fidelio. Solti had me eind jaren zeventig uitgenodigd om met hem een concertante uitvoering van dat werk in Chicago te geven. Die uitvoering zou meteen worden opgenomen en op de plaat worden uitgebracht. Ik heb toegestemd en de voorbereidingen begonnen.
Toen kreeg ik een telefoontje van de Weense Staatsopera. Daar zou in januari 1979 een Fidelio onder Bernstein worden opgenomen. Catarina Ligendza, die Leonore zou zingen, had afgezegd. Of ik zo goed wilde zijn om voor haar in te springen. Dat is heel kwalijk, heb ik toen gezegd, maar ik zal het wel moeten doen omdat ik lid van de Staatsopera ben. Vervolgens heb ik een brief aan Solti geschreven om hem uit te leggen, dat ik me vanwege dat andere verdrag moest terugtrekken. Hij heeft me dat niet kwalijk genomen, was ook niet beledigd en heeft me later nog een kans gegeven in Figaro. Natuurlijk had ik met dat afzeggen ten gunste van Wenen wel wat eigen glazen ingegooid.
Toen ik in Wenen aantrad, merkte ik van meet af aan, dat Bernstein me eigenlijk afwees, zoals een tegenstander van atoomkracht tegen een kerncentrale is. Als ik dat tevoren had geweten..... Ligendza, met wie ik een goed contact onderhoud, vertelde later, dat Bernstein op haar was gefixeerd en haar dag en nacht achtervolgde om toch die Fidelio met hem te maken. Doch de Weense Staatsopera wilde liever mij hebben."
Bent u toen niet in bescherming genomen door uw platenfirma?
"Integendeel. Regisseur Schenk ging zich ermee bemoeien en koos partij voor Bernstein. Intendant Seefehlner heeft sindsdien zelfs geen poging ondernomen om me voor een andere, nieuwe rol te vragen. Ik treed nog steeds in Wenen op, maar niet in de grote, nieuwe producties.
Een ander gevolg was, dat Karajan nijdig op me was, omdat ik in Wenen bij Bernstein had gezongen. Ik was tussen diverse stoelen gevallen blijkbaar. Wat Karajan betreft, geloof ik dat hij zich destijds bewust van me afkeerde. Misschien was dat zelfs wel goed; hij wilde waarschijnlijk met nieuwe zangers werken, die hem een nieuwe resonantiebodem gaven. Je mocht blij zijn, dat je met hem mocht musiceren. Hoe lang dat duurde, bepaalde hij alleen.
De enige, die me daarna nog voor al het mogelijke inschakelde, was Böhm. Dat had natuurlijk te maken met het feit, dat hij uitsluitend nog met zangers wilde samenwerken, waarop hij honderd procent kon vertrouwen."
U vertelt dit zonder de geringste emotie en bitterheid, alsof het om een ander gaat. Het moet u toch wel erg hebben geraakt?
"Het meeste ervoer ik pas lang achteraf. Zelf had ik part noch deel aan het gebeurde. Ik houd niet van intriges, ik heb ook nooit bij Deutsche Grammophon of EMI geantichambreerd toen ik nauwelijks meer voor opnamen werd uitgenodigd.
Dat doe ik categorisch niet. Ik heb ook niet de eerzucht om met bepaalde rollen ergens aanwezig te zijn. Ik wil zingen, omdat ik me mijn leven zonder zang niet kan voorstellen. En wat ik doe, wil ik zo goed mogelijk doen."
Maar de mogelijkheden om iets zo goed mogelijk te doen, hangen in hoge mate van de artistieke omgeving waarin men werkt af. De plaat of de cd kunnen daarbij toch een nuttig hulpmiddel zijn?
"Ik geloof, dat de situatie de laatste tijd drastisch is veranderd. Bij de grote platenfirma's heeft men zich erg op een paar uitgekozen kunstenaars geconcentreerd. Er is haast van inteelt sprake. Ook daar doe ik niet aan mee en in zoverre ben ik blij, dat ik daarbuiten sta."
Hoewel uw naam toch groot werd dankzij de grammofoonplaat?
"Zeker die heeft me indertijd ook flink gepusht"
Is het dan zo vreemd te veronderstellen dat u eigenlijk dolgraag wilt blijven opnamen maken?
"Nee. Vroeger produceerde DG ongelooflijk veel materiaal. Als ik eraan terugdenk, dat we in coproductie met de Beierse omroep destijds vlak na elkaar Capriccio en Lohengrin opnamen, dat alles binnen veertien dagen en met vrijwel dezelfde bezetting..... Toen ging het heel anders. De zangers bleven ook veertien dagen lang in München.
Dat zou nu onmogelijk zijn. Voor de Ariadne beeld- en geluidsopname met Böhm een paar jaar geleden heb ik het duet zonder René Kollo moeten zingen omdat hij elders vertoefde. Later heeft hij als Playback zijn aandeel ingezongen. Ik had geen idee, hoe het eindresultaat zou klinken. Toen heb ik gezworen: dat doe ik niet langer, ik houd daarmee op."
Jammer genoeg zijn er bij de grote theaters ook geen ‘Janowitz Premières’ meer.
"Aanbiedingen genoeg, maar niets wat me echt aanspreekt, wat de moeite waard is voor me."
Welk aanbod zou u wel en graag accepteren?
"Als nieuwe rollen interesseer ik me erg voor de opera's van Gluck. Ik zou bijvoorbeeld graag Alceste zingen."
Ongeacht de regie?
"Nee, ik zou bijvoorbeeld nooit met Neuenfels of Wernicke willen samenwerken. De muziek kent zekere grenzen, die je niet met een willekeurige malligheid mag opzadelen. Het liefst zou ik in een enscenering van Rennert meedoen, als die nog bestaat."
U wilt zich dus niet alleen indekken tegen verstuikte enkels, maar ook...
".. om het werk te beschermen. Waarom hebben deze werken een paar honderd jaar repertoire gehouden? Daar moet een goede reden voor zijn. Waarom zou uitgerekend nu behoefte bestaan aan een actuele vormgeving met de nodige humbug?
Overigens, een andere rol die ik graag zou zingen, is Santuzza in Cavalleria rusticana."
Tien jaar geleden heeft u in een interview gezegd dat u over tien jaar op een leeftijd kwam, waarop u onmiddellijk zou ophouden als er ook maar het geringste probleem met de stem was. Wat u zojuist zei, klinkt echter nogal toekomstgericht.
"Zo op de toekomst gericht ben ik helemaal niet. Ook zonder direct problemen met mijn stem te hebben, zou ik soms liever vandaag dan morgen stoppen."
Ondanks dat plezier aan het zingen?
"Zingen kan ik thuis ook."
Maar zou u dan het publiek niet missen?
"Och, weet u, het plezier aan het repertoire is helaas weg. Op het laatste moment te moeten inspringen is vaak een kwelling. Het maar al te vaak onprofessionele musiceren.... niet zelden is het je reinste 'Schule der Beiläufigkeit'. Het publiek wordt voor dom versleten. Natuurlijk is het ook gek: enerzijds hoor je van dat publiek krachtig boegeroep, anderzijds laat het zich kritiekloos van alles voorzetten. Als het maar luid, snel en hoog is.
Dat is een ander probleem. De meeste mensen lijken zich minder intensief met muziek bezig te houden. Ik stel de laatste jaren een opvallend verminderde concentratie vast bij de luisteraars. Vaak is het erg onrustig in de zaal."
Voelt u zich als kunstenares in de steek gelaten?
"Het muzikale klimaat is niet bijster gunstig. Je stuit te vaak op een geborneerde stemming. Zo van: 'Dat kennen we nu allemaal wel'. Je moet bereid zijn om wat moeite te doen voor kunstgenot. Dat begint met de opvoeding, die nogal te wensen blijkt over te laten. Ik ben dus nogal sceptisch voor de toekomst.
In zoverre zou ik ook rustig kunnen ophouden, omdat ik in mijn leven al zoveel fenomenaal mooie muziek heb meegemaakt en gehoord, dat het eigenlijk voldoende is om gedurende twintig levens te recapituleren."
(november 1982)