IDA HAENDEL (1923- 2020): BIJNA EEN EEUW GROOT VIOLISTE
Er zijn maar weinig musici die zolang zijn opgetreden als de 15 december 1923 in Polen geboren violiste Ida Haendel die in 1935 als elfjarige het Wienawskiconcours won en tot op hoge leeftijd als soliste, kamermuziekspeelster en docente actief was.
Op driejarige leeftijd pakte ze de viool van haar oudere zus op en probeerde ze een liedje na te spelen dat haar moeder Fela vaak zong. Zo luidt het verhaal. Niet eens zoveel later, ze was toen zeven, speelde ze tijdens dat concours het Vioolconcert van Beethoven, maar haar 27-jarige rivaal David Oistrakh won en zij werd zevende. Ze kreeg veel lof van Bronislaw Huberman en Joseph Szigety. Een normale schoolopleiding volgde ze nooit.
Maar ze was wel Carl Flesch opgevallen die haar in Londen les gaf en Enescu die dat in Parijs deed. Daar trof ze Yehudi Menuhin en Ginette Neveu als medestudenten. In 1936 debuteerde ze in Londen. Nadat Ginette Neveu in 1949 bij een vliegtuigongeluk omkwam, was Haendel jarenlang de enige violistische superster met een bijzondere stokvoering. Ze was in het bezit van de Stradivarius Sleeping beauty uit 1726.
Gedurende W.O.II bracht ze veel tijd door met optredens voor de geallieerde troepen nadat ze in 1940 de Engelse nationaliteit had aangenomen. Na de oorlog trok ze al musicerend de wereld tot in Azië en Zuid Amerika over en trad ze 68x op tijdens de Londense Proms. In 1952 verhuisde ze naar Montréal en in 1979 vestigde ze zich in Miami met haar hond Decca, die zo was genoemd naar de eerste firma die opnamen van haar maakte. Maar ze behield Londen als uitvalsbasis.
Haar eerste concertopnamen waren gewijd aan Bruch (1948) en Beethoven (1951) de ze samen met Rafael Kubelik en het Philharmonia orkest vastlegde. Met de gepassioneerder Sergiu Celibidache nam ze in 1955 het Vioolconcert van Brahms op (Testament SBT 1038). Dat werd gevolgd door het Vioolconcert van Sibelius, waarvan ze minstens vier versies naliet, de laatste met Simon Rattle.
Ze had een heel breed repertoire dat zich uitstrekte tot misschien minder voor de hand liggende componisten als Reger, Bloch, Vaughan Williams, Casella, Dallapiccola (Tartinia seconda) en Petterson die zijn lange en lastige Vioolconcert nr. 2 aan haar opdroeg (Caprice CAP 213 59).
Al vóór de tweede Wereldoorlog trad Haendel in Nederland op (in 1936 in Maastricht en Den Haag) en was in 1966 in de Sovjet Unie, in 1973 met het Londens filharmonisch orkest in Hong Kong en in 1981 in China met het BBC Symfonie orkest als eerste Westerse soliste na de Culturele Revolutie.
Veel studeren vond ze tijdverspilling; vijf minuten per dag was genoeg.
Er is een autobiografie met de titel Woman with violin uit 1970 en de Nederlander Paul Cohen maakte in 2004 de filmdocumentaire I am the violin over haar. Er is ook een Poolse documentaire van Christine Jezior uit 2011 ’This is my heritage’.
Ida Haendel was een muzikale natuurkracht die niet kon wachten om haar activiteiten te beginnen en evenmin om daarmee te stoppen.