THOMAS HAMPSON: ZINGEN GAAT NIET OVER KELEN, MAAR OVER LUCHT EN GEDACHTEN
Het muzieklandschap is bezaaid met de carrières van zangeressen en zangers, die te snel teveel hooi op hun vork namen. De sopraan, die dacht dat ze op haar zesentwintigste rijp was voor Salome, de tenor die vond dat hij Tristan moest zingen terwijl hij beter in het gezelschap van Rossini had kunnen blijven. Bariton Thomas Hampson heeft dergelijke verleidingen altijd bewust weerstaan.
Hij behoort wel tot de soort zangers die in betrekkelijk korte tijd een plaats in de eerste rijen van het concertleven en de opnamewereld veroveren op basis van veelzijdige deugden als operazanger zowel als liedinterpreet met een breed programma, dat reikt van prominente deelname in Mozarts Così fan tutte en Rossini’s Barbiere di Siviglia via Mahlers Des Knaben Wunderhorn tot Bernsteins On the town en liederen van Schubert, Rossini, Meyerbeer, Ives, Griffes en MacDowell.
Natuurlijk, wanneer je erg talentvol bent, goed oogt en heel groot bent - en Hampson voldoet aan alle drie die voorwaarden - biedt de opera heel wat verleidingen. Hampson echter, probeert het hoofd koel te houden, hoewel zijn agenda voor de komende tien jaar al aardig vol raakt.
"Het is het middenregister van mijn stem, dat het zwaar te verduren heeft. De bariton stem valt goeddeels samen met de spreekstem en het is niet bepaald van voordeel om te zingen in hetzelfde domein, waarin je spreekt. Ik zou nooit een operarol willen zingen, die mijn stem geweld aandoet en die het onmogelijk zou maken om nog liederen te kunnen zingen."
Op zijn veertigste is de Amerikaan Hampson al bang een etiket te krijgen opgeplakt. Hij doet alles om dat te vermijden. Hij probeert in zijn loopbaan een evenwicht te vinden tussen liedkunst en opera met als toegift wat populairder Amerikaans repertoire. Hij heeft daar heel uitgesproken meningen over en aarzelt niet om die te uiten. De een noemt dat arrogant, de ander verstandig. Eigenlijk is het dus meer een kwestie van zelfbehoud, gevoed door voortdurend vragen en (zelf)onderzoek. Als hij soms met erg uitgesproken meningen komt, is hij ook weer bereid om die te relativeren. Soms is hij ook heel diplomatiek. Toen de redactie van Opera News een aantal mensen vroeg, aan welke opera ze de grootste hekel hadden, luidde het antwoord van Hampson: "Die heb ik nog niet gehoord."
Hampson is gezegend met een hoge mate aan presentie op het toneel en een prachtige, plooibare lyrische bariton, die met name opvalt in het mezza voce. Maar wat hem echt een pakkend kunstenaar maakt, is het feit, dat hij zijn zang zoveel inhoud geeft, dat hij weet wat de achtergronden zijn. Hij kan urenlang praten over elke rol die hij heeft gezongen, over macrobiotisch voedsel, filosofie, de Jugendstil, impresario's, regisseurs, astrologie, Mahler en zijn lievelings country and western zanger.
Om kort te gaan: hij is een denkende zanger, hoewel hij zichzelf niet bijzonder intelligent acht. "Er schuilt geen grein genialiteit in me. Ik ben helemaal niet briljant, maar ik weet goed mezelf met hulpbronnen te omringen. Ik weet vooral hoe ik moet leren." Als hij aan een nieuwe rol begint, verslindt hij eerst alle geschreven materiaal over het onderwerp. Niet alleen het libretto en het eventueel daaraan voorafgaande boek of toneelstuk. Voordat hij aan Don Giovanni begon, las hij niet alleen wat musicoloog Frits Noske te zeggen had, maar ook Jung en Kierkegaard. Hij ontleedt de rol en bouwt die vervolgens weer uit de puzzelstukjes op.
"Don Giovanni sterft aan zijn eigen ego, net als een slang die zijn eigen staart opeet. Voor mij is hij geen mythologische figuur, maar een levend iemand. De graaf (in Figaro) ook en Ulysses. Ik wordt gefascineerd door de figuren in de opera doordat zij het symbool zijn van levende, ademende menselijke wezens."
Voor Hampson is de tekst even belangrijk als de muziek en hij wil zijn stem graag behoeden door niet alleen zorgvuldig zijn repertoire te kiezen, maar door ook veel aandacht aan de dynamiek te besteden. "Zingen gaat niet zozeer over de stem als wel over gedachten en lucht. Ik ben bang, dat we onze akoestische gevoeligheid vaak opofferen aan 'expressie'. Het decibel niveau in de opera stijgt dramatisch; de operawereld wordt luider om 'expressiever' te worden. Zingen, de expressie van de menselijke geest, is iets prachtigs. Maar meer is niet noodzakelijkerwijs beter."
Hampson leek helemaal niet voorbestemd voor de opera, hoewel hij opgroeide in een muzikaal gezin in Spokane, Washington. "Het verrassende is, dat ik een klassiek musicus ben. Ik was altijd al geïnteresseerd in het vertellen van verhalen. Mijn moeder speelde heel goed piano. Muziek maakte deel uit van ons dagelijks leven, maar daarbij ging het meer om Mantovani en Peter Nero. Ik zong in koren, speelde tuba en kreeg pianoles net als elk welopgevoed Amerikaans kind. Ik prutste wat in de muziek."
Maar in 1980 was het afgelopen met dat gepruts. Toen won hij de audities van de New Yorkse Metropolitan Opera, wat aanleiding gaf tot een contract bij de opera in Düsseldorf. Al snel leerde hij, dat de muziek een uitputtende aangelegenheid is, een echte Business. "Die business is diametraal tegengesteld aan de muziek helaas. Vaak leef ik uit de koffer en ben ik voortdurend op reis." Hampson definieert zijn woonplaats als "De plaats, waar de muziek en de boeken zijn" is in Wenen gevestigd, maar mijn eigenlijke thuis is in Spokane en de belastingdienst beschouwt Walla Walla als mijn domicilie.
Gedurende de afgelopen tien jaar nam Hampsons loopbaan een grote vlucht. Toen hij voor het eerst Don Giovanni aan de Met zong, schreef Donal Henahan in de New York Times: "Mr. Hampson is beslist voorbestemd als de Don Giovanni van zijn generatie."
Maar de bariton zelf was intussen bang over een ander lot: "Ik was bepaald niet tevreden over de manier waarop ik zong." Mogelijk kreeg hij een soort innerlijke waarschuwing, dus ging hij zichzelf ‘reorganiseren en herstructureren’. Als resultaat is hij een groot pleitbezorger van natuurlijk voedsel, meditatie en "de prachtige verbintenis" tussen Oosterse en Westerse gedachten. "Mijn stem is geen instrument, ik zelf ben dat instrument. Hoe alerter ik ben, hoe levender, hoe bewuster ik mezelf ben van mijn functioneren als psychologisch, biologisch, spiritueel wezen, des te beter besef ik hoe andere mensen werken. Ik ben ervan overtuigd, dat gedachtenpatronen kunnen worden beïnvloed door voedsel. Ik zou best een studie willen doen naar de eetgewoonten van beroemdheden."
Als hij daar maar tijd voor had. Hij was net bezig met het samen opnieuw redigeren van een kritische uitgave van Mahlers Des Knaben Wunderhorn en deed onderzoek naar de uitvoeringspraktijken bij Mahler. "Ik streef ernaar om het zingen van Mahler te normaliseren en verbeteren." Tussendoor wijdt hij zich aan een nieuwe favoriet in de liedkunst: de Ballades van Carl Loewe, maar ook aan Amerikaanse liederen.
Op zijn agenda prijken operarollen als Eugen Onegin (in het Russisch), Billy Budd, Don Carlos en Hamlet. Verder maakt hij veel opnamen. Hoewel hij al aan heel wat opera-opnamen meewerkte - onder andere een La Bohème onder Bernstein voor DG en Don Giovanni onder Harnoncourt voor Teldec, neemt hij liever liederen op, "omdat die intiemer zijn”.
Hoe eclectisch hij is in zijn repertoirekeus illustreren zijn verschenen en komende opnamen. Ze verraden tevens duidelijk zijn belangstelling en zijn achtergrond. EMI bracht een cd met songs van Cole Porter uit; Annie get your gun volgde. Cosi fan tutte (Teldec) werd een succes, net als de drie cyclussen orkestliederen van Mahler met Bernstein en het Weens filharmonisch onder Bernstein. "Ik ben zo dankbaar, dat ik nog met Lenny heb kunnen samenwerken."
Wat Hampson beschrijft als "een van de belangrijkste musicologische gebeurtenissen uit de afgelopen vijfentwintig jaar" is de opening van de muziekarchieven nu historische opnamen op cd worden heruitgegeven. Hij geniet daar enorm van, maar raakt er ook lichtelijk gefrustreerd door: "Ik zou de eerste zijn, die al mijn spaargeld wilde opofferen om Vogl met Schubert zelf te kunnen horen zingen." Maar onvermijdelijk heeft deze revolutie ook een netelige vergelijkingsmogelijkheid met zich meegebracht. "Wie is de beste? Dat is natuurlijk onzin. Menigeen kan niet langer van de kunst van het muziek maken genieten, maar leeft alleen nog van de competitie. Of het me stoort dat mijn Don Giovanni op de plank staat naast meer dan een dozijn andere? Natuurlijk stoort me dat omdat het vernederend is. Maar de muziek roept en het gaat niet om egotrips. Waar het ons om zou moeten gaan is om wat Don Giovanni betekent... en dat heeft niets met competitie te maken!"
Wat zijn de geheime verlangens van de elegante Hampson? "Pensionering", zegt hij laconiek en ongeloofwaardig. Maar wat zou hij werkelijk willen? "Ik zou best een duet opname met Randy Travis willen maken. Ik zou ook Ella Fitzgerald willen ontmoeten." En na een pauze ineens heel serieus: "Ik zou graag nog een keer met Lenny willen dineren."