STEFI GEYER: INSPRATIEBRON VOOR BARTÓK, SCHOECK EN SCHULTHESS
De Hongaarse violiste Stefi Geyer werd 28 juni 1888 in Boedapest geboren als dochter van een arts die zelf amateurviolist was en haar vanaf haar derde vioolles gaf. Op haar zevende begon de voorbereiding op haar beroepsopleiding bij Adolf Kálmán en ze werd op haar tiende in 1898 toelaten tot de Muziekacdemie in Boedapest waar ze vier jaar les had bij de beroemde Jenö Hubay en vanaf haar elfde al concertreizen in Europa en de V.S. ondernam. Ze moet een hoogbegaafde leerling zijn geweest en viel niet alleen op met haar muzikaal en technisch kunnen, maar ook met haar schoonheid: twee heldere blauwe ogen, blonde haren die in twee vlechten waren gebonden.. Aan lof en waarderende kritieken geen gebrek.
Aanvankelijk leefde Stefi Geyer een poos in Wenen, waar ze met de jurist Erwin Jung trouwde. Deze overleed tijdens de grote griepepidemie in W.O. I. Ze ontmoette daar Alban Berg, met wie ze bevriend raakte. Of ze ooit diens Vioolconcert heeft gespeeld?
Daarna streek ze in Zwitserland neer, trouwde in 1919 met de Zwitserse pianist/componist Walter Schulthess. Ze concerteerde veel, stichtte ter plaatse het Collegium Musicum Zürich, was daarvan concertmeester en werkte daarnaast als docente van 1934 tot 1953 aan het Conservatorium. Daar stierf ze ook 11 december 1956.
Geen wonder dat Geyer een inspirerende muze was voor Bartók, Schoeck en Burkhard. Geyer en haar oude studiegenoot Bartók ontmoetten elkaar waarschijnlijk in 1902 bij een concert in Boedapest. Hij omschreef haar als een ‘veertienjarige elfachtig meisje dat ik had ontmoet in Jászberényi’. De componist werd een paar jaar later op slag verliefd in haar. De herinnering aan die liefde eindigde pijnlijk voor de componist zoals blijkt uit de brieven die hij haar in 1907 schreef en zijn Vioolconcert nr. 1 uit 1907/8 met het Leitmotiv (Cis, E, Gis, Bis) dat daarvan een illustratie vormt. Bartóks brieven zijn bewaard gebleven, de antwoorden van Geyer helaas niet.
Gespeeld werd dat werk pas na beider dood; de publicatie was pas in 1959. Ook in Bartóks Strijkkwartet nr. 1 uit 1908 komt een cryptische toespeling op die liefde voor met het eerste thema uit het tweede deel, door de componist bestempeld als ‘mijn begrafenis elegie’.
Ook de liefde van Othmar Schoeck die ze tijdens een tournee in Zwitserland ontmoette en die haar bij een kamermuziekoptreden in 1908 begeleidde, bleef onbeantwoord. Wel droeg hij zowel de Vioolsonate in D op. 16 als het Vioolconcert in Bes op. 21 aan haar op.
In 1921 schreef Schulthess het Concertino voor viool en orkest voor haar. De derde componist die onder haar betovering kwam, was Willy Burkhard die in 1943 zijn Vioolconcert nr. 2 op. 69 aan haar opdroeg.
Haar glanstijd beleefde Stefi Geyer van 1843 tot 1953 toen ze veelvuldig optrad met Wilhelm Backhaus, onder meer om alle Vioolsonates van Beethoven uit te voeren. Tevens was ze in die periode concertmeester van het Luzern Festival orkest.
Discografie
Dvorak: Hongaarse dans nr. 2 in e op. 46/2. Stefi Geyer met Walter Schulthess. Pearl BVA 2, Instituto discografico Italoano IDIS 283.
Schoeck: Vioolconcert. Met het Tonhalle orkest, Zürich o.l.v. Volkmar Andreae. Jecklin JD 715-2.
Burkhard: Vioolconcert op. 69. Sibylle Tschopp met het Stedelijk orkest Winterthur o.l.v. Nicolas Carthy. Musica Helvetica 114.2.