KATHLEEN FERRIER (1912-1953): SOMBERE, WELLUIDENDE ALT
Een in november 2013 door de ntr uitgezonden filmdocumentaire over deze beroemde Engelse zangeres met haar diepe rijke altstem in het algemeen, met haar doorleefde voordracht en met de schoonheid van haar stem zal haar vooral bij oudere muziekliefhebbers weer levendig in de herinnering hebben gebracht. Gelukkig zijn veel herinneringen opgetekend en is aardig wat materiaal op cd en film bewaard zodat een goed overzicht van haar te korte leven mogelijk is.
Aan haar veelzijdige artistieke begaafdheid heeft nooit twijfel bestaan. Ferrier was een amateurpianiste op behoorlijk niveau, schilderde verdienstelijk en ontpopte zich hoewel ze ongeschoold was al vroeg als begaafde zangeres in de dop. In 1937 nam ze zonder grote verwachtingen deel aan een concours in Carlisle en won tegen de verwachting in. Zo besloot ze op haar vijfentwintigste om de stap naar het leven van een beroepszangeres te wagen, naam aanvankelijk bij Hutchinson les, trad met succes op tijdens een lunchconcert in Londen en werd vervolgens gedurende negen jaar onder de hoede genomen van de bekwame zangpedagoog Roy Henderson.
Ferrier was wars van primadonna gedrag, beschikte over veel gevoel voor humor
Het geheim van haar stem moet schuilen in haar royale borstkas en longen, haar ruime keelholte en haar nogal groot uitgevallen mond. Om ‘aangesproken’ te worden, hebben de lange stembanden voor de laagste alttonen veel lucht nodig. Mogelijk had deze dispositie ook grote invloed op het somber overpeinzende karakter van haar voordracht die haar stem meteen uit honderden herkenbaar maakt.
In 1943 debuteerde ze in Händels Messiah in Westminster Abbey en beperkte zich aanvankelijk vooral tot oratoriumrepertoire. Naderhand raakte Bruno Walter in haar ban en trad regelmatig met haar op in Europa en de V.S., met name met Mahlers Lied von der Erde en in liederenprogramma’s.
Daar kwam verandering in toen Benjamin Britten, onder de indruk van haar bijzondere stem, haar uitnodigde voor de titelrol in zijn opera The rape of Lucretia.
Haar eerste H.M.V. opname met aria’s en liederen van Gluck, Brahms en Elgar maakte Ferrier in 1944, haar laatste met aria’s van Bach en Händel in 1952. Het valt te betreuren dat al dit waardevols werd vastgelegd in een tijd toen opname- en weergavetechniek nog niet op de hoogste stand waren. Dat gemis is hoorbaar. In de tussenliggende jaren van haar achtjarige carrière vonden veel optredens plaats en werden gelukkig heel wat meer opnamen gemaakt.
Met Nederland onderhield de zangeres innige banden en ook daarvan is het nodige gedocumenteerd zoals uit de Discografie blijkt. Jammer dat er nooit een opname blijkt te zijn gemaakt van de wereldpremière van Brittens Spring Symphony in 1949 in Amsterdam.
Maurice Leonhard schreef een goede biografie over Ferrier: Kathleen (Huchinson, 1988).
Selectieve discografie
Decca Kathleen Ferrier Edition. Decca 478.3589 (14 cd’s).
EMI Kathleen Ferrier Edition. EMI 956.284-2 (3 cd’s).
Bach, J.S.: Hohe Messe in d BWV 232. Suzanne Danco (s), Kathleen Ferrier (a), Peter Pears (t), Bruce Boyce (b), Norman Walker (bs) met het BBC koor en het Boyd Neel orkest o.l.v. Georges Enescu. BBC Legends BBCL 4008-7 (2 cd’s).
Bach, J.S.: ‘Buss’ und Reu’ uit Matthäus Passion; ‘Es ist vollbracht’ uit Johannes Passion; ‘Agnus Dei’ uit Hohe Messe; Händel: ‘Return o God of hosts’ uit Samson; ‘O thou that tellest good tidings’, ‘He was despised’ uit Messiah; ‘Father of heaven’ uit Judas Macabaeus. Met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. Decca 433.474-2.
Bach, J.S., Händel, Gluck, Mendelssohn, Schubert, Schumann, Wolf: Aria’s en liederen. Naxos 8.112071.
Britten: The rape of Lucretia. Margaret Ritchie (s), Kathleen Ferrier (a), Peter Pears (t) met het orkest van de English Opera Group o.l.v. Benjamin Britten. Wisp 25966/7 (2 cd’s).
Idem. Met Joan Cross (s), Peter Pears (t) en het orkest van de English Opera Group o.l.v. Benjamin Britten. Music & Arts CD 901.
Chausson: Poéme de l’amour et de la mer; Brahms: Vier ernste Gesänge op. 121; Mahler: ‘O Mensch, gib Acht!’, ‘Es sungen drei Engel’ uit Symfonie nr. 3 in d. Met het Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli c.q. het BBC Symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult. SOMM SOMMCD 075.
Gluck: Orfeo ed Euridice. Kathleen Ferrier, Greet Koeman, Nel Duval met het Ensemble van de Nederlandse Opera o.l.v. Charles Bruck. EMI 586.194-2 (2 cd’s).
Gluck: Aria’s van Orfeo uit Orfeo ed Euridice. Met het Glyndebourne koor en het Southern Philharmonia orkest o.l.v. Fritz Stiedry. Decca 433.468-2.
Mahler: Das Lied von der Erde. Met Julius Patzak en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. Decca 414.194-2.
Mahler: Das Lied von der Erde; Brahms: Altrapsodie op. 53. Resp. Kathleen Ferrier en Richard Lewis met het Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli en het Oslo filharmonisch koor en orkest o.l.v. Erik Tuxen. ARP 5579.
Idem; 3 Rückert liederen. Naxos 8.110871.
Mahler: Das Lied von der Erde. Met Set Svanholm en het New York filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. Naxos 8.110029.
Mahler: ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’, ‘Ich atmet’ einen linden Duft’, ‘Um Mitternacht’ uit Rückert Lieder; Brahms: Altrapsodie op. 53; Vier ernste Gesänge op. 91 (Engels). Met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter, c.q. het Londens filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Clemens Krauss c.q. het BBC Symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Decca 433.477-2.
Mahler: Symfonie nr. 2 in c. Jo Vincent (s), Kathleen Ferrier (a) met het Toonkunstkoor Amsterdam en het Concertgebouworkest o.l.v. Otto Klemperer. Decca 425.970-2, Guild GHCD 2210.
Mahler: Kindertotenlieder; Brahms: Liebeslieder Walzer nr. 1-18; Uit Neue Liebeslieder Walzer op. 65 ‘Zum Schluss’. Met Irmgard Seefried, Julius Patzak (t), Horst Günter (b), Clifford Curzon en Hans Gál (p). Decca 425.995-2.
Mahler: Kindertotenlieder; Gluck: ‘Chiamo il mio ben cosi’, ‘Deh! Placatevi con me’; ‘Che puro ciel’; ‘Che farò senza Euridice’ uit Orfeo ed Euridice; Purcell: ‘Come, yes ons of art, away’ uit Ode to the birthday of queen Mary; ‘Let us wander’ uit The Indian queen; Händel: Ged. uit Ottone, re di Germania; Greene: ‘O praise the Lord, ye that fear him’; ‘I will lay me down in peace’; Mendelssohn: ‘Ich woll’t meine Lieb’ ergösse sich’. Met o.a. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter, Orkest van de Nederlandse Opera o.l.v. Charles Bruck en Gerald Moore (p). EMI 761.003-2, 566.911-2.
Monteverdi: ‘Lasciatemi morire’ uit Arianna; Schubert: ‘Lachen und weinen’, Brahms: ‘Sonntag’; J.S. Bach: Altaria’s uit Matthäus Passion. Met Giorgio Favaetto (p) c.q. het Weens symofonie orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Tahra TAH 462.
Schubert, Brahms en Schumann: Liederenrecital Edinburgh 1949. Met Bruno Walter (p). Decca 433.476-2.
Schumann: Frauenliebe und Leben op. 42; Brahms: Vier ernste Gesänge op. 121; Brahms: Zigeunerlieder op. 91 nr. 1-2; Botschaft, Sapphische Ode; Altrapsodie op. 53. Met resp. Phyllis Spurr (p), Max Gilbert (va) en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Clemens Krauss. Naxos 8.11009.
Aria’s van Gluck, Händel, Bach, Mendelssohn en Pergolesi. Decca 433.470-2.
Engelse volksliedjes. Met Phyllis Spurr. Decca 433.475-2, Naxos 8.111081.