Uitvoerende Kunstenaars

FRENI, MIRELLA

MIRELLA FRENI: IK WEET WANNEER IK MOET STOPPEN

Italiaanse operastemmen zijn vaak als bloemen: heel mooi, maar fragiel. Makkelijk te beschadigen door overwerk. Vooral de lichte sopraan- en de tenorstemmen verbleken maar al te makkelijk. Maar met de lyrische sopraan Mirella Freni bracht Italië iemand voort, die duurzaam kon blijven zingen en die in staat bleek om de volle bloei van haar loopbaan tot ver in jaar vijftiger jaren voort te zetten. Het is niet gering, dat iemand ruim vijfendertig jaar na haar debuut nog steeds welkom is met glansrollen bij de Scala, de Met, Covent Garden en de Weense Staatsopera, theaters waar ze ongeveer vijfentwintig jaar eerder debuteerde. Zelfs met rollen, die normaal gesproken niet langer bij haar leeftijd passen als de koppige protagoniste in Puccini's Manon Lescaut en Mimi in diens La bohème.

Daarbij wordt nogal eens vergeten dat deze zangeres die men steeds meer is gaan vereenzelvigen met rollen uit het veristische- en Russische repertoire ooit is begonnen als lyrische coloratuur sopraan. Ze was bekend in een aantal romantische bel canto rollen, bijvoorbeeld als Elvira in I puritani. “Maar dat versierde repertoire lag me niet zo, mijn gevoel zoekt altijd naar een uitlaat voor expressie.”

Nooit is Mirella Freni alleen maar ‘slechts’ zangeres. De opera liefhebber slaat haar ook niet alleen zo hoog aan vanwege haar fraaie zangcultuur. Men kan haar beschouwen als reïncarnatie van Mimi (of Micaëla), in werkelijkheid zijn het haar hartstocht en de gevoelsintensiteit van haar voordracht die beklijven. Haar stem heeft alle nodige ingrediënten: metaal en fluweel, belcanto en een fraai aangezet hoog. Haar zang wordt puur gevoed door een natuurlijke muzikaliteit. Frappant is ook altijd de manier waarop ze haar rollen beheerst. Tot haar verdere wapenrusting behoren nog het vermogen emoties nooit te forceren, gevoelens nooit tot sentimentaliteit te laten afglijden en ook dramatische momenten nog te nuanceren.

Zelf weet ze niet, hoe ze haar stem zo lang in conditie heeft gehouden. "Ik heb altijd hard gewerkt, maar ik ben voorzichtig geweest in de techniek van mijn stemgebruik en ik heb steeds met zorg mijn repertoire gekozen. Te zware rollen heb ik altijd vermeden. Maar ik ken andere zangeressen, die net zo te werk gingen en die het niet hebben gered. Misschien heb ik erg veel geluk gehad. Ik wil niet beweren dat mijn techniek volmaakt is, ik sleutel er ook nog steeds aan. Ik ben ook heel gedisciplineerd. Dat is zeker op mijn leeftijd belangrijk. Ik ben nog gezond en in goede vorm, maar alles gaat wel moeizamer, de muziek stroomt niet meer zo makkelijk en ik moet onderzoeken hoe dat komt. Ik wil mezelf niet forceren, maar ik wil me ook niet minder geven. Ik moet vooral goed naar mijn lichaam luisteren en elke spier beheersen. Dat moet in alle rust gebeuren. Aan de andere kant mag het familieleven niet tekort komen. Mijn dochter Micaela heeft maar haar man een goede, dus drukke advocatenpraktijk en ik moet als oma nogal eens bijspringen."

Wie met Freni praat, wordt niet zozeer geconfronteerd met een gevestigde diva, maar met een jeugdig gebleven energiebundel, die ook tot het management van een groot bedrijf kon behoren. Wat insiders altijd opviel is niet zozeer Freni's voorzichtigheid, maar juist de schijnbaar onbesuisde overgave, waarmee ze zingt en de toenemende intensiteit van haar voordracht naarmate ze rijpte. "Geleidelijk aan kwam alles in evenwicht: de stem, de ademtechniek en de steun. Het is een aangename verrassing om te ontdekken, dat ik nu sommige rollen  makkelijk kan zingen, die dramatischer zijn dan alles waarvan ik droomde toen ik jonger was."

Tot die wat zwaardere rollen behoren de Tschaikovsky heldinnen, Tatiana in Eugen Onegin en Lisa in Pique dame, die ze in het Russisch zingt. Deze verrassende uitbreidingen van het repertoire van een rijpe Italiaanse sopraan behoren tot de leuke resultaten van theatergebeurtenissen in Freni's privé leven.

Als het meisje uit de provincie, het dromerige kind Tatiana met haar wat mollige voorkomen en haar blonde vlecht dat Poesjkin en Tschaikovsky voor ogen moet hebben gestaan, overtuigt Freni ook nog op hogere leeftijd; haar stem is weliswaar wat donkerder dan vroeger, maar klinkt verder nog opvallend jong. Tatiana is kennelijk een paraderol van haar geworden.

De gedachte om zich met deze Russische rollen vertrouwd te maken, komt niet van haar tweede echtgenoot Nicolai Ghiaurov maar van dirigent Bruno Bartoletti. Tijdens een gemeenschappelijke productie van Gounods Faust in Chicago drukte hij haar de partituur van Onegin in de hand. “Ik had die rol vroeger wel in het Italiaans ingestudeerd, maar nooit gezongen. Bartoletti vond dat hij volmaakt bij mijn stemtype en mijn stem paste. Maar ik vond het een zware opgave om een hele opera in het Russisch te moeten zingen. Toch was ik meteen verkocht. Ik riep de hulp in van een vrouwelijke Russische coach uit San Francisco. Ik zong de hele rol in sterk vertraagd tempo en met overduidelijke uitspraak voor haar op de band en zij corrigeerde me dan. Ze constateerde dat ik correct Russisch kon zingen met behoud van de warmte van een Italiaanse.

Later zette Nicolai de puntjes op de i; hij kon ook de nuancen in de expressie toelichten.” Freni is er intussen tamelijk trots op dat ze de bewuste teksten niet slechts fonetisch heeft ingestudeerd, maar ook precies weet wat zij en de anderen zingen. Het is haar herhaaldelijk gebeurd dat Russische luisteraars naar haar toekwamen en meteen Russisch met haar wilden spreken zonder te beseffen dat ze die taal niet volmaakt beheerst.

Russische medeklinkers zingen is nog weer een stuk lastiger dan Franse. "Maar door Tatiana in Onegin in te studeren ben ik het machtig geworden. Al is hij wat klassieker, toch beschouw ik Tschaikovsky als een Russische Puccini met zijn grote, lange frasen en al die passie. Ik houd van dat soort muziek en om tenslotte Tatiana te zingen was een droom, die in vervulling ging. 

Freni had groot succes met Onegin in Chicago en New York, waar ze met James Levine werkte. Later maakte ze met Thomas Allen in de titelrol in Dresden met hem de bekende DG-opname. Het succes met Tatiana moedigde haar aan om ook de rol van Lisa uit Pique dame in te studeren. Na Tatiana was deze Schoppenvrouw makkelijker. Ze zong dit werk o.a. in Milaan en Tanglewood; daar werd ook de RCA opname gerealiseerd.

 “Maar aan andere Russische rollen – Marina in Boris Godoenof, Jaroslavna in Prins Igor, Jolande of Maria in Mazeppa denk ik verder niet. Ik moet niet overdrijven, want tegenwoordig gaat het instuderen van nieuwe rollen niet meer zo vlot als vroeger.”

Freni’s tot voor kort nieuwste rol was die van Catherine Hubscher, de titelrol in Giordano’s vrijwel vergeten Madame sans-gène. Ze zong deze rol tot nu toe in Catania, Zürich en haar woonplaats Modena.

Hoe de relatie met Ghiaurov ontstond? Van tijd tot tijd trad ze in opera's als Gounods Faust op met deze Bulgaarse bas. Wat ooit begon als een vriendschappelijke beroepsmatige relatie bloeide op tot een echte romance. Beiden waren getrouwd, maar rustig en geduldig gingen ze beide scheiden (dat vergt vijf jaar in Italië). Intussen zijn ze al meer dan vijftien jaar getrouwd. Ghiaurov, die zijn opleiding in Leningrad kreeg, was daarom dus meteen mooi in staat om haar met de Russische operastijl en de taal te helpen.

Nu treden ze waar mogelijk samen op. "We doen bij voorkeur Eugene Onegin, maar ook Don Carlos en wat er zich verder aandient. Hoofdzaak is dat we liefst in dezelfde stad zijn al zingen we in verschillende werken. We zijn niet meer zo jong en we hebben niet eindeloos de tijd meer om op elkaar te wachten."

Mirella Freni werd 27 februari 1935 in Modena geboren, dezelfde stad waar Luciano Pavarotti vandaan komt. Haar moeder en die van Pavarotti waren vriendinnen en kochten babymelk bij dezelfde vroedvrouw. Mirella zong al als kind en nam als tiener zangles. Op haar elfde zong ze al voor de lokale omroep in een soort Playback Show avant la lettre: ze zong niet alleen de favoriete aria 'Un bel di vedremo' uit Madama Butterfly, maar imiteerde ook perfect Toti dal Monte na in Lucia di Lammermoors ‘Waanzinaria’; Beniamino Gigli hoorde haar bij die gelegenheid. Hij bemoedigde haar, maar waarschuwde meteen om voorzichtig om te gaan met een zo kostbaar orgaan als de stem. Pas op haar vijftiende begon ze met echte zanglessen. In 1955, een paar weken vòòr haar twintigste verjaardag, maakte ze bij de plaatselijke opera, het Teatro communale in Modena, haar debuut als Micaëla in Carmen. In 1958 won ze een concours, dat haar een engagement in La bohème opleverde met de grote tenor Giuseppe di Stefano. Bijgevolg waren er veel optredens in het buitenland, tijdens het Holland Festival (1960), in Glyndebourne (1960) en Covent Garden (1961). Voor La Scala in Milaan werd ze pas in 1962 goed genoeg bevonden. Ze zou daar in het piccolo theater als Romilda in Händels Serse debuteren, maar moest een paar dagen voor de première op het laatste moment invallen voor Renata Scotto als Nanetta in Falstaff.

Even onderbrak ze haar loopbaan nadat ze trouwde met een jeugdvriend, de dirigent en zangpedagoog  Leone Magiera. Daarna wierp ze zich op nieuw repertoire, meer opera's en volgde het ene debuut na het andere: tot aan de Weense Staatsopera en de Met in New York (1965). Maar ze trad ook in Duitsland, Spanje en op het Festival in Aix-en-Provence op. Haar rollen bestonden toen vooral uit Adina in Elisir d'amore, Nannetta in Falstaff, Micaëla in Carmen en Zerlina in Don Giovanni. In 1963 was ze opnieuw in Milaan aan de Scala in de intussen legendarisch geworden opvoering van Puccini's La bohème met Karajan als dirigent en Zeffirelli als regisseur. Later kon ze veel met andere beroemde regisseurs als Visconti, Zeffirelli, Barrault, Vilar en Strehler werken. Dat heeft haar acteren een stuk verder geholpen. 

"Met de regisseurs heb ik veel geluk gehad. Van Barrault leerde ik de innerlijke voorbereiding op een situatie, voordat ik die in gebaar hoefde uit te drukken. Hij heeft me in Faust bijgebracht hoe ik de innerlijke gevoelens als lichaamstaal kon uitdrukken. Van Strehler leerde ik vooral de manier waarop ik recitatieven vorm moest geven. En dan was daar de Russische filmregisseur Kontschalovsky die aan de Scala Onegin regisseerde. Tijdens de repetities hebben we een hele dag besteed om grondig over alle emoties, alle gebaren en zelfs over de cultuur uit de tijd waarin de handeling speelt te praten. Iets dergelijks gebeurde met Vladimir Delman die in Bologna mijn rolopvatting nog verder uitdiepte."

Tot vandaag aan toe lijkt Mirella Freni uiterlijk niet erg veranderd te zijn sinds de beginjaren zestig. Ze heeft nog steeds een volle donkerblonde pruik, grote expressieve bruine ogen en een volle, sensuele mond. Haar figuur is wat voller en ronder geworden, maar het is haar niet aan te zien, dat ze grootmoeder is. In artistiek opzicht heeft ze zich in de loop der jaren wel duidelijk verder ontwikkeld. "Hoewel Micaëla in Carmen een meisje is, zing ik die rol nog steeds graag. Ik heb hem onlangs voor de derde keer opgenomen, maar ik wordt er nu minder vaak voor gevraagd. 

Tegenwoordig komen Adriana Lecouvreur, Eugen Onegin en Manon Lescaut meer aan bod. Het zijn meer dramatische rollen, waar ik erg op gesteld ben. Maar ik ben nog steeds een lyrische sopraan en zing dus ook nog steeds lyrische rollen zoals Liù in Turandot."

Charmant, uitgesproken vrouwelijk en heel levendig vertelt ze vrijmoedig over haar loopbaan. Ze heeft in de loop der tijd heel wat rollen dubbel of zelfs drie keer opgenomen. Van Madama Butterfly maakte ze los daarvan nog een TV film. Heeft ze die rol verder ooit op het toneel gezongen? "Nee, nee en nogmaals nee! Het is een heel veeleisende partij, met name in de tweede akte. Dat is goed en wel op een dag dat ik in goede vorm ben, maar zangers zijn gewone mensen en we worden nu eenmaal niet elke dag in topvorm wakker. Als ik me moet forceren om Butterfly op een minder goede dag te zingen, dan zou dat mijn instrument kunnen schaden."

In haar vroege jaren in Glyndebourne zong Freni Zerlina in Mozarts Don Giovanni en Susanna in Le nozze di Figaro.. Rollen, die ze nadrukkelijk op haar repertoire hield. Behalve Faust en Carmen zong ze uit het Franse repertoire Gounods, Mireille, Roméo et Juliette en Massenets Manon. Ze vindt de techniek om in het Frans te zingen niet zo anders als die voor het Italiaans, maar ze moet wat meer werken omdat sommige medeklinkers moeilijker te projecteren zijn.

"Ik geef de voorkeur aan Puccini's Manon Lescaut. Mogelijk trekken de kracht en passie van haar me nu meer omdat ik ouder ben geworden, misschien ook omdat ik meer levenservaring heb."

Voor de meeste van haar collega's heeft ze alle waardering. Bewondering koestert ze nog altijd voor Herbert von Karajan, die een grote invloed had op haar loopbaan. Hij begeleidde haar letterlijk en figuurlijk naar de wat dramatischer rollen in de opera's van Verdi, zoals Elisabetta in Don Carlos, Desdemona in Otello en zelfs als Aida. "Er heerste altijd een speciaal gevoel tussen ons, een soort mentale telepathie en dat werkte heel inspirerend. Van hem leerde ik de juiste verbinding tussen toneel en muziek te maken. Laatst, toen ik net Manon had gezongen, kwam ik thuis en zag ik op TV de door hem gedirigeerde Madama Butterfly film, waaraan ik meewerkte. Die had ik nog nooit gezien, maar ik bleef tot vier uur 's nachts op om hem uit te kijken. Het riep heel wat herinneringen op na al die jaren. 

Eigenlijk is Mimi altijd een ideale rol voor me geweest.

Wat me bij Karajan vooral opviel, was hoe we samen prachtig fraseerden. Ik heb ontzettend veel aan hem te danken. Het was altijd heel makkelijk om met hem samen te werken; ik wist meteen wat hij bedoelde zonder dat we daarover hoefden te praten. Dat hij me te vroeg een aantal partijen liet zingen – de Violetta in Milaan in 1964 bijvoorbeeld – vergeef ik hem graag. Het was de enige echte nederlaag in mijn loopbaan en ik heb ervan geleerd dat je ook nee moet durven zeggen. Zijn dood was een groot verlies voor me. Ik wist dat het hem niet goed ging, maar ik wist ook, dat hij veel om me gaf; hij zorgde voor me, alsof ik zijn kind was."

Maar er waren best andere probleemrollen: Aida en Leonora di Vargas….

“Aida heb ik alleen in Salzburg gezongen en daarna nog eens in Houston. Die Leonora heb ik alleen bij Muti voor een opname gezongen. Ik zou die rol nooit op het toneel zingen.”

Andere dirigenten, waarmee ze een heel hechte artistieke band ontwikkelde, zijn Carlos Kleiber, James Levine en Giuseppe Sinopoli. "Het is een geweldig gevoel als je met dirigenten werkt, die gevoelig zijn voor de inbreng van een zanger en die daar ontvankelijk op reageren. Mensen die zelf niet zingen kunnen misschien moeilijk begrijpen, hoe bevredigend een dergelijke samenwerking is. Een dergelijke samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend, ook niet met de grootste dirigenten. Het resultaat kan dan toch prachtig zijn, maar er ontbreekt eenvoudig iets. Als het echter wel goed klopt, is die relatie zo krachtig, dat je hem in je lichaam kunt voelen, in je huid. Hij wekt een soort elektriciteit op, die het hele theater magisch vult."

Ze spreekt ook waarderend over andere zangers en zangeressen. Zij en Renata Scotto hebben heel wat zelfde rollen gezongen, maar ze zijn vriendinnen en geen rivalen. Tenoren heten vaak wispelturig te zijn, nog grilliger dan prima donna's, maar Freni heeft met de grootsten gezongen, inclusief José Carreras, Placido Domingo en Luciano Pavarotti en dat ging steeds probleemloos.

"Luciano en ik kennen elkaar van kinds af aan; onze vriendschap bestaat nog in de vorm van een  uitstekende verstandhouding. We hebben het allebei erg druk met ons werk, maar we telefoneren vrij vaak. Ik ben blij voor hem, dat hij zo'n prachtige carrière heeft, maar thuis in Modena behandelen we elkaar alsof dat alles niet bestaat, alsof we nog student zijn en discussiëren over hetgeen waarmee we bezig zijn. We praten open over goede en vervelende kwesties. Luciano is altijd een goede collega geweest. De druk om op het hoogste niveau te presteren, kan een artist soms moeilijk maken, maar als hij dat met mij zou proberen, zou ik hem zeggen, dat hij me respect is verschuldigd. Tenslotte ben ik bijna een jaar ouder."

Mirella Freni's lange loopbaan is voortreffelijk gedocumenteerd op platen; de meeste oudere daarvan zijn op cd herverschenen. Zo maakte ze bijvoorbeeld vijf opnamen van La bohème, de eerste in 1963 voor H.M.V. Video-opnamen tonen haar aan het werk bij La Scala, de Met en elders. Er zijn van haar ook losse schijven met aria's en duetten. Zij bevatten vaak interessant materiaal uit onbekende opera's. Een beloofde Decca-opname van Verdi's Il trovatore is nooit verschenen en één van haar Nozze di Figaro versies onder Böhm is allen in video beschikbaar.

Freni luistert blijkbaar zelden of nooit naar haar eigen opnamen: "Ik geef ze meestal aan mijn moeder of mijn dochter en bewaar de exemplaren thuis meestal in het cellofaan. Misschien kom ik aan het luisteren toe als ik me heb teruggetrokken." Freni weet nog niet hoe lang ze zal doorgaan met zingen. "Als jonge vrouw, die alles opgeeft voor de liefde en de kunst kan ik dat niet meer. Voor de rest hangt het er vanaf, hoe lang mijn stem in goede conditie blijft. Zodra het te inspannend wordt, houd ik ermee op."

Hoe staat de zangeres tegenover modern repertoire? “Ik ken mijn beperkingen. Het modernste wat ik heb gezongen is Poulencs Gloria in Parijs. In tegenstelling tot Callas en Tebaldi aan het begin van hun loopbaan en Scotto aan het eind daarvan heb ik me ook nauwelijks aan Duits repertoire gewaagd hoe interessant het ook is. Een paar liederen van Schubert en Strauss’ Vier letzte Lieder – dat was alles.”

Sommige van haar collega's blijven op het toneel om de rollen van moeders, verpleegsters, heksen of aardse godinnen te vertolken, maar dat behoort niet tot Freni's plannen. "Voorlopig denk ik daar niet aan. Wat moet ik na vijfendertig jaar nog bewijzen? Sommige zangeressen gaan maar door omdat ze geen ander leven kennen. Mijn andere leven in Modena is erg aangenaam. Nicolai komt daar ook graag en ik heb er mijn familie: mijn moeder, mijn oom, mijn broer, mijn dochter en bovenal mijn twee kleinkinderen. Die kleinkinderen vormen mijn contact met de buitenwereld. Ik ben dol op ze en ze schenken me veel plezier. Het zal heel fijn zijn als ik ze straks vaker kan zien wanneer ik ben opgehouden met zingen."

Als de tijd daarvoor rijp is, willen Freni en Ghiaurov graag gaan lesgeven. "We willen onze ervaringen graag doorgeven aan jongere zangers." Ze denkt daarmee niet aan het cultiveren van kasplanten, maar meer in termen van een bokscoach: "Wij zangers zijn net als boxers; we hebben onze eigen categorieën en het is gevaarlijk om die te verlaten. In plaats van een paar seizoenen als mededinger bij de zwaargewichten ben ik tevreden geweest met een lange carrière als wereldkampioen weltergewicht."

Freni’s lange loopbaan is door de muziekindustrie goed gedocumenteerd. “Geen wonder want na mijn succes  als Mimi regende het aanbiedingen. Tijdens een optreden in Covent Garden kreeg ik zelfs van Richard Bonynge het verzoek om in de travestierol van Oberto naast Joan Sutherland in Händels Alcina mee te doen.” In de dertig daarop volgende jaren heeft ze menige rol – Mozarts Susanna, Puccini’s heldinnen Manon, Mimi, Tosca, Butterfly tweemaal en Bizets Carmen zelfs drie keer laten vastleggen. Niet alleen de Russische rollen, maar ook de drie sopraanpartijen in Puccini’s Trittico kwamen pas na haar zestigste aan bod. Beluistert ze haar opnamen regelmatig?
”Nee, ik sta erg nuchter tegenover dat werk. Ik doe mijn werk zo goed mogelijk, controleer onmiddellijk na de opname mee of het goed is en laat de rest over aan de producer, de technici en de kwaliteitscontrole.”