BORODIN KWARTET 60 JAAR
Gisteravond (28-11-2005) was ik in Utrecht om te luisteren naar het in 1945 opgerichte Borodin kwartet dat dus – weliswaar in gewijzigde samenstelling- nu zijn zestigste verjaardag viert. Dat riep talrijke herinneringen op. Ik hoorde het ensemble natuurlijk ettelijke malen eerder in Amsterdam, Wenen en Lockenhaus, kende de meeste opnamen die het maakte, hoewel veel uit de Sovjettijd hier in het Westen verborgen bleef.
Misschien wel de mooiste herinnering bewaar ik aan een intiem huisconcert bij Aart van Bochove in Wageningen Hoog begin jaren zeventig vorige eeuw. Het was de tijd dat menig Russisch kunstenaar uit de Sovjet heilstaat trachtte te ontkomen en daarvoor bestonden sluiproutes. Eentje daarvan voerde door Nederland en zo kon het gebeuren dat de toenmalige primarius van het kwartet, Rostislav Dubinsky en zijn vrouw Ljoeba Edlina met violist Mark Lubotsky ‘drosten’; de Dubinsky’s trokken later verder naar Engeland waar ze het Borodin trio vormden, Lubotsky bleef hier.
Van dat huisconcert herinner ik me uit gesprekken met de musici achteraf vooral cellist Valentin Berlinsky, toen waarschijnlijk al de senior van het ensemble dat door de ‘desertie’ van Dubinsky zijn eerste aderlating onderging. Tot mijn grote verrassing speelt de begin dit jaar tachtig geworden Berlinsky nog steeds mee en hij is ondanks zijn hoge leeftijd nog steeds een solide fundament van de huidige formatie met de violisten Ruben Aharonian en Andrei Abramenkov (in plaats van Yaroslav Alexandrov) en altist Igor Naidin (in plaats van Dimitry Shebalin).
Sommige kwartetten haalden net wel of net niet hun vijftigjarig bestaan: het Italiaans- en Amadeus kwartet bijvoorbeeld voordat ze door overlijden van één der leden implodeerden of door ruzie over de vervanging uiteenvielen, maar het Borodin kwartet, still going strong en getuigend van een geweldige cultuur, lijkt vooreerst alles te slaan ondanks andere leden.
Het Utrechtse programma was een opvallende mix van Beethoven en Shostakovitch en van beide componisten waren niet de meest voor de hand liggende werken uitgekozen. Nog opvallender was dat de programmavolgorde op het laatste moment werd gewijzigd omdat het dan ‘beter werkte’. Stond in het seizoenprogramma nog de volgorde Beethoven Strijkkwartet nr. 6 en Große Fuge voor de pauze en Shostakovitch nr. 4 en 11 daarna aangekondigd, in het avondprogramma zouden de gedeelten voor en na de pauze worden verwisseld, maar tenslotte werd de enthousiaste luisteraars eerst Beethovens op. 18/4, daarna Shostakovitch nr. 11 en na de pauze Shostakovitch nr. 4 en tot slot de fuga van Beethoven voorgeschoteld. En inderdaad, dat werkte wonderwel uit.
In de foyer waren cd’s van het kwartet te koop en tot slot konden die na het optreden (om 22.30, echt laat voor een om 20.15 begonnen kwartetavond) die nog worden laten gesigneerd. Of Berlinsky eigenlijk niet te moe was, zeker na die laatste Beethoven krachttoer? “Nee, dat gaat wel, ik ben dit leven gewend en zou niet zonder kunnen’. Hij heeft het wel en wee van het ensemble van begin af aan – de vorming door leden van het Moskou’s conservatorium in 1945 van het Moskou’s filharmonisch kwartet dat in 1955 zijn naam wijzigde in Borodin kwartet – meegemaakt, dus ook de personele wisselingen. Eerst werd primarius Rostislav Dubinsky vervangen door Mikhail Kopelman die in 1996 plaats maakte voor Ruben Aharonian; de tweede violist Andrei Abramenkov volgde in 1980 Yaroslav Alexandrov op en in 1996 verdween altist Dimitry Shebalin om plaats te maken voor Igor Naidin. Het ensemble heeft gelukkig niet geleden onder deze personeelwisselingen.
Het is zelfs frappant hoe constant de speeltrant van het ensemble door de jaren heen is gebleven. Er is hooguit sprake van een wat toegenomen verfijning en een iets minder pezige aanpak. Op ongeveer dezelfde manier waarop na de dood van Rudolf Barshai het Moskou’s kamerorkest werd ‘gedomesticeerd’.
Aan de hand van de in de discografie genoemde opnamen is die gelijkblijvendheid goed vast te stellen. Het beschikbare materiaal is over een groot aantal labels verdeeld en het leeuwendeel dat ooit bij Mezhdura Kniga, Melodiya en Russian Revelation beschikbaar moet zijn geweest was in het Westen nauwelijks of slechts kortstondig voorhanden. Dankbaar moeten we vooral zijn voor de opnamen die Chandos in zijn ‘Historical’ reeks heeft uitgebracht. Maar het is één ding om die waarschijnlijk uit de jaren zestig daterende opnamen in 2003 een digitaal geremasterde 24-bit/96kHz behandeling te laten ondergaan en iets anders om alle gegevens over opnamedata en locaties te verzwijgen.
Vooral waar het de kwartetten van Shostakovitch driemaal opnam: voor het eerst de toen beschikbare elf, daarna de dertien en tenslotte de volledige reeks van vijftien. Maar niet teveel geklaagd bij zoveel waardevols. Liever een dronk op “En nog vele jaren!”.