Uitvoerende Kunstenaars

BAKER, JANET

JANET BAKER, LIED VON DER ERDE

Eén ding hebben alle musici groot en klein gemeen, ongeacht hun stemtype of instrument, ongeacht ook hun repertoire: de behoefte, de noodzaak om te communiceren. Wie ooit de alt Janet Baker heeft gezien en gehoord tijdens een optreden, weet dat zij met al haar vezels heel geëngageerd zong en alle beschikbare emotionele energie ter beschikking stelde aan haar voordracht.

De 21 augustus 1933 in Hatfield, Yorkshire geboren zangeres is intussen al even de zeventig gepasseerd en is ruim eenentwintig jaar niet meer opgetreden op het operatoneel. Een goed moment dus om haar loopbaan in duidelijk perspectief te plaatsen. Ze bracht een deel van haar jeugd door in New York, daarna in Grimsby waar ze al als amateur zong. Na haar zangstudie bij Helene Isepp in Londen te hebben afgerond, won ze in 1956  een tweede prijs tijdens het Kathleen Ferrier concours die haar in staat stelde aan het Salzburgs Mozarteum te gaan studeren. Ze had nog nooit een opera gezien toen ze dat jaar deel ging uitmaken van het Glyndebourne operakoor. In de programma’s van 1956/7 staat ze bij de ‘contraltos’ vermeld. Tot haar koorcollega’s behoorden Patricia Kern, Elizabeth Bainbridge en Eric Shilling die ook voor belangrijke carrières in de wieg waren gelegd. Bij het management en het publiek zag men haar toen nog allerminst als soliste in een opera. Toch maakte ze datzelfde jaar haar debuut als Roza in een studentenopvoering van Smetana’s De kus bij de Oxford University opera club. 

In 1958 zong ze bij het Morley College mee in Glucks Orfeus, in 1959 won ze de Queens prijs aan het Royal College of music en kreeg ze kansen bij Sadler’s Wells en kon ze als Eduige meezingen in een productie van de Händel Opera Society van Rodelinda waarin Joan Sutherland de titelrol voor haar rekening nam. Daar bestond een opname van maar die is al geruime tijd uit roulatie. Haar stem is onmiddellijk herkenbaar, de uitspraak is heel helder, het ontbreekt niet aan dramatische zeggingskracht. Maar het ware karakter van Bakers stem was nog niet geheel gevormd; die substantie, het kleurengamma binnen elke afzonderlijke noot en die ietwat bedaarde kwaliteit kwamen pas later. Niettemin was toen wel duidelijk dat iedereen die toen – en ze was 25 – met haar te maken had haar potentiële mogelijkheden inzag. 

Sinds 1960 nam haar loopban echt een grote vlucht met optredens tijdens het Edinburgh festival, waar ze in Purcells Dido and Aeneas zong, later diezelfde opera met de English Opera Group deed en tijdens de Londense Proms optrad. Al gauw volgden andere Händelrollen in Ariodante, Tamerlano en Orlando. In 1961 zong ze voor het eerst in het buitenland, onder andere Bach in Berlijn en Kopenhagen waar ze haar eerste liederenrecitals gaf; verder was toen in Engeland haar eerste recital met Gerald Moore en zong ze de altsolo uit Mahlers tweede symfonie bij Klemperer in Edinburgh. 

Er zijn drie opnamen uit die periode welke aantonen hoezeer haar zang was gerijpt en een persoonlijk karakter had gekregen. Om te beginnen Händels Messiah onder Charles Mackerras als een der eerste pogingen richting ‘authentieke’ uitvoeringsstijl. Verder Purcells Dido die aanvankelijk op een Oiseau Lyre lp verscheen en Rameau’s Hipolyte et Aricie, beide gedirigeerd door Anthony Lewis. Baker bleef hem altijd dankbaar voor zijn hulp en inspiratie. Vooral dankzij hem vond ze haar weg op het toneel en werd haar duidelijk dat ze eerder een dramatische mezzosopraan dan een alt was.

In 1962 was ze in Aldeburgh tijdens het festival daar te bewonderen in Purcells Dido and Aeneas, het jaar daarop bewonderde men haar tijdens optredens in Zürich, Stockholm en Oslo en was haar reputatie als de beste oratoriumalt van haar generatie gevestigd. Van midden jaren zestig tot ver in de jaren zeventig toen haar stem op zijn best was, werd haast ieder optreden een belevenis omdat ze ook haar talenten als zingende actrice toonde. 

In 1964 werd ze door het label Saga met haar vaste begeleider Martin Isepp uitgenodigd om een plaat met een contrastrijk stel Engelse liederen te maken. Later maakte ze twee andere selecties voor EMI en legde ook de orkestliederencyclus Sea pictures van Elgar vast. Spijtig is dat Delius’ Songs of sunset op het appèl ontbreken. Uiteraard was Baker op haar best wanneer ze in haar eigen taal kon zingen, maar met haar volgende liederenrecital voor Saga toonde ze aan dat ze ook uitstekend meekon in internationaal verband. Alleen al haar weergave van Schumanns Frauenliebe und Leben uit 1965 was superieur. Covent Garden ervoer haar voor het eerst als Hermia in Brittens A midsummer night’s dream. Op 4 april 1967 maakte ze ook in de kleine zaal van het Concertgebouw haar debuut met een liederenrecital met Isepp. In 1968 liet ze nog twee keer die cyclus opnemen, met Daniel Barenboim en Geoffrey Parsons. Na de opening van de Queen Elisabeth Hall trad ze daar regelmatig op met Isepp of Parsons, zong er onder meer ook duetten met Dietrich Fischer-Dieskau, barokrepertoire met Raymond Leppard. Ook met Isepp startte ze de reeks lunchconcerten in St. Johns Smith Square in 1970.

In 1969 zong ze de rol van de noodlottige koningin Didon uit Berlioz’ Les Troyens bij de Schotse opera onder Alexander Gibson. De manier waarop ze zich ontwikkelde vanuit een trots zelfvertrouwen uit de derde akte via de vervoering van het liefdesduet tot de furie en de nobele zelfopoffering uit de vijfde akte moet nogal uniek zijn geweest. Misschien hebben omroeparchieven (BBC!) op dit gebied nog wat in petto. Het werd een van haar glansrollen die helaas niet op muziekconserven is bestendigd. 

In Glyndebourne was ze in 1970 Diana in Cavalli’s La calisto, in 1971 Poppea in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea, het jaar daarop Penelope in diens Il ritorno d’Ulisse in patria. Er volgden twee sterk contrasterende Britten rollen, Lucretia en Kate in Owen Wingrave en het enige wat aan die studio opnamen mankeert, is een suggestie van gevaar en van lef, dat met publiek erbij mogelijk zou zijn vermeden.

Met Barbirolli, Szell, Boult, Giulini, Boulez, Solti en Davis als dirigenten was ze voortdurend present in Londen. Met Haitink en Häfliger voerde ze daar ook Mahlers Lied von der Erde uit. Pas in september 1975 was ze weer in Amsterdam voor de Philipsopname van dat werk, nu met Jon Vickers (en 1 oktober zong ze daar in de kleine zaal o.a. Duparcs Le manoir de Rosemunde). Ook de eigentijdse muziek – los nog van haar inzet voor Britten – verwaarloosde ze niet, getuige de opname van Werner Egks Die Versuchungen des heiligen Antonius uit 1965 en de wereldpremière van Argento’s liederencyclus From the diary of Virginia Woolf in 1975 in Minneapolis. In 1976 verzorgde ze in Aldeburgh mee de wereldpremière van Brittens Phaedra; daarna wijdde ze zich voor Chandos nog aan in het Engels gezongen andere opera’s en haar laatste daad in de opnamestudio gold in 1996 de opname van Brittens The rescue of Penelope met Kent Nagano.

In de laatste tien jaar op het toneel heeft Baker zich ook aan sopraanpartijen gewaagd omdat de kern van haar stem wat was veranderd. Juist op het ogenblik waarop menigeen dacht dat ze nog lang had kunnen blijven doorzingen, besloot de zangeres haar optredens terug te brengen en zich te beperken tot die componisten en werken die ze het waardevolst achtte. In sommige opzichten beschikte Baker over een groter dramatisch bereik dan ze toonde. In 1987 gaf ze nog de stoot tot Graham Johnsons omvangrijke, want integrale opname van de liederen van Schubert voor Hyperion. 

Haar zangerecitals lieten een heel andere kant van haar persoonlijkheid waarnemen, daar was ze minder eerbiedig, terughoudend maar juist spontaner. Misschien voelde ze zich in wezen beter thuis op het concertpodium dan op het operatoneel. Toen haar tegen het eind van haar loopbaan werd gevraagd waaraan ze zich het dankbaarst herinnerde bij het vijftig jarig jubileum van de Londense Royal Festival Hall, antwoordde ze zonder enige aarzeling dat het de uitvoeringen van Bachs Matthäus Passion waren waaraan ze had meegewerkt. Daarin had haar vooral de gemeenschapszin steeds getroffen omdat ook alle luisteraars niet alleen als zodanig, maar ook als deelnemers waren gekomen.

Bakers zangkunst is in alle haast alle stadia goed op lp en cd gedocumenteerd. Alleen de eerste acht jaren van haar publieke optredens behoren daar niet toe. Gerald Moore beschreef het plezier dat hij had beleefd aan hun samenwerking gedurende zijn zes laatste jaren als begeleider (hij trok zich in 1967 terug): “Een stem die een hecht huwelijk had met een techniek die op virtuositeit was gericht en een kunstenares – en dit is van speciale betekenis voor haar partner aan de vleugel – die een feilloze musicienne met het nodige temperament en veel verbeeldingskracht is”. 

In haar autobiografie Full circle geeft de zangeres vat ze onder andere heel goed samen hoe belangrijk het publiek in de zaal voor haar is: “Iemand komt met een bepaald gevoel, een bepaalde verwachting naar de opera of de concertzaal. Terwijl de uitvoering hetzelfde blijft, maar voor iedereen die ernaar kijkt en luistert gaat het om een waarheid die in echte waarheid wordt vermenigvuldigd met evenveel verschillende facetten als er mensen in de zaal zijn”. Dat geeft meteen een aardige indruk van waar het in haar optredens om ging: alsof ze zelf ook goed luisterde en de intentie van het gehoor probeerde aan te voelen om vervolgens aan de vaak tegenstrijdige gedachten en gevoelens kracht aan te ontlenen. Als het een avond was waarop een hechte band tussen vertolkster en luisteraars was ontstaan, kon ze als toegift onder andere blij “Oh! Had I Jubal’s lyre” zingen; in dat lied met zo’n uitbarsting over de vreugde van het zingen was dan Bakers eigen stem duidelijk hoorbaar.

Bibliografie

Janet Baker: Full circle (Julia MacRae Books, 1982).

DISCOGRAFIE JANET BAKER

Bach: Cantates no. 82 en 169. Met het Bach festival orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. EMI 574.284-2 (2 cd’s). 1966

Bach: Cantates no. 82, 157 en 170. Met Robert Tear, John Shirley-Quirk en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 430.260-2.

Bach: Weihnachtsoratorium. Met Elly Ameling, Robert Tear, Dietrich Fischer-Dieskau, Kina’s College koor en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Philip Ledger. EMI 569.503-2 (2 cd’s).

Beethoven: Missa solemnis. Met Heather Harper, Robert Tear, Hans Sotin, het Philharmonia koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 569.440-2 (2 cd’s).

Berlioz: La damnation de Faust; La mort de Cléopâtre. Met Nicolai Gedda, Gabriel Bacquier, Pierre Thau, Maria Peronne, het Parijs’ operakoor en het Orchestre de Paris o.l.v. Georges Prêtre c.q. Londens symfonie orkest o.l.v. Alexander Gibson. EMI 568.583-2 (2 cd’s).

Berlioz: Les nuits d’été. Met het Philharmonia orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 573.446-2.

Brahms: Altrhapsodie. Met het John Alldiskoor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. EMI 568.655-2 (2 cd’s). 1970 

Brahms: Liebeslieder op. 52; Rossini: 4 ged. uit Soirées musicales; Tschaikovsky: 4 Duetten op. 46. Met Heather Harper, Peter Pears, Thomas Hemsley en Claudio Arrau c.q. Benjamin Britten. BBC Legends BBCB 8001-2. 1968-‘71

Britten: Spring symphony. Met Sheila Armstrong, Robert Tear en het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. André Previn. EMI 764.736-2.

Britten: Owen Wingrave; Hölderlin fragments; The poet’s echo. Met Jennyfer Vyvyan, Heather Harper, Peter Pears, Benjamin Luxon, John Shirley-Quirk, Galina Visnevskaya en het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 433.200-2 (2 cd’s).

Britten: The rape of Lucretia; Phaedra. Met Peter Pears, Heather Harper, Benjamin Luxon, John Shirley-Quirk en het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 425.666-2 (2 cd’s). 1970

Britten: The rescue of Penelope; Phaedra. Met Allison Hagley, Catherine Wyn-Rogers, John Mark Ainsley, Lorraine Hunt en het Hallé orkest o.l.v. Kent Nagano. Erato 09027-49010-2. 1996

Cavalli: La calisto. Met Ileana Cotrubas, Ugo Trama, James Bowman, Hugues Cuénod, het Glyndebourne festival koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Raymond Leppard. Decca 436.216-2 (2 cd’s). 1971

Donizetti: Maria Stuarda (Engelstalige versie). Met Rosalind Plowright, David Rendall, John Tomlinson, Alan Opie e.a. en koor en orkest van de English Opera o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 3017 (2 cd’s). 1982

Egk: Die Versuchung des heiligen Antonius. Met het Koeckert kwartet en het symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Werner Egk. DG 449.097-2. 1965

Elgar: Sea pictures (+ Celloconcert). Met het Londens symfonie orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 556.219-2. 1965

Elgar: The dream of Gerontius. Met Richard Lewis, Kim Borg, diverse koren en het Hallé koor en –orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 749.549-2, 573.579-2 (2 cd’s). 1964

Gluck: Orfeo ed Euridice. Met Elisabeth Speiser, Elizabeth Gale, het Glyndebourne festival koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Raymond Leppard. Erato 2292-45864-2 (2 cd’s). 1982

Händel: Judas Maccabaeus. Met Ryland Davies, Felicity Palmer, John Shirley-Quirk, koor en Engels kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Archiv 447.692-2 (3 cd’s).

Händel: Messiah. Met Elizabeth Harwood, Paul Esswood, Robert Tear, Raimund Herincx, de Ambrosian singers en het Engels kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. EMI 569.449-2 (2 cd’s); Hoogtepunten: 572.431-2.

Händel: Giulio Cesare (Engelstalige versie Mackerras). Met Valerie Masterson, Sarah Walker, Della Jones, James Bowman, John Tomlinson en koor en orkest van de English Opera o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 3019. 1984

Mahler: Symfonie no. 2. Met Heather Harper en het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Otto Klemperer. EMI 566.867-2. 1965

Mahler: Symfonie no. 2. Met Arleen Auger en het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.962-1 (2 cd’s). 1986

Mahler: Kindertotenlieder; Lieder eines fahrenden Gesellen; Rückertliederen. Met het Hallé- c.q. Philharmonia orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 747.793-2, 566.981-2.

Mahler: Das Lied von der Erde. Met James King en het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 432.279-2. 1975

Massenet: Werther (Engelstalige versie). Met John Brecknock, Patrick Wheatley, Joy Roberts, Harold Blackburn en het Ensemble van de English National Opera o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 3033 (2 cd’s). 1977

Mendelssohn: A midsummer night’s dream. Met Heather Harper en het Philharmonia koor en –orkest .l.v. Otto Klemperer. EMI 764.144-2.

Mendelssohn: Eliijah. Met Gwynneth Jones, Nicolai Gedda, Dietrich Fischer-Dieskau, Simon Woolf en het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. EMI 568.601-2 (2 cd’s). 

Mozart: Requiem. Met Sheila Armstrong, Nicolai Gedda, Dietrich Fischer-Dieskau, het John Alldiskoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Daniel Barenboim. EMI 762.892-2 (2 cd’s).

Mozart: Così fan tutte. Met Montserrat Caballé, Ileana Cotrubas, Nicolai Gedda, Wladimiro Ganzarolli en het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Colin Davis. Philips 422.542-2 (3 cd’s). 1974

Purcell: Dido and Aeneas. Met Raimund Herincx, Patricia Clark en het Engels kamerorkest o.l.v. Anthony Lewis. Decca 425.720-2, 466.387-2. 1961

Rameau: Hippolyte et Aricie. Met ensemble o.l.v. Anthony Lewis. Decca 444.526-2 (2 cd’s).

Ravel: Shéhérazade; Chausson: Poème de l’amour et de la mer; Duparc: 5 Liederen; Schumann: Frauenliebe und Leben; Brahms: 4 Ernste Gesänge; 2 Liederen; 4 Duetten. Met Dietrich Fischer-Dieskau, Cecil Aronowitz, Daniel Barenboim, het Philharmonia orkest o.l.v. John Barbirolli en het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 568.667-2 (2 cd’s).

Schubert: 42 Liederen. Met Gerald Moore c.q. Geoffrey Parsons. EMI 569.389-2 (2 cd’s). 1970-1980

Schubert: Duetten, trio’s en kwartetten. Met Elly Ameling, Horst Laubenthal, Dietrich Fischer-Dieskau, Peter Schreier en Gerald Moore. DG 435.596-2 (2 cd’s).

Schubert: 20 Liederen. Met Graham Johnson. Hyperion CDJ 33001. 1987

Schumann: Frauenliebe und Leben. Met Martin Isepp. Saga EC 3361-2. 1965

Schumann: Frauenliebe und Leben. Met Daniel Barenboim. EMI 568.667-2. 1968

Schumann: Frauenliebe und Leben. Met Geoffrey Parsons. BBC Legends BBCL 4049-2. 1968

Verdi: Requiem. Met Leontyne Price, Veriano Luchetti, José van Dam en het Chicago symfonie orkest en –koor o.l.v. Georg Solti. RCA 09026-61403-2 (2 cd’s). 1977

Verdi: Quattro pezzi sacri. Met het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 556.250-2 (2 cd’s).

Vivaldi: Gloria R. 589. Met Elizabeth Vaughan,, het King’s College koor en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 421.146-2.

Warlock: The Curlew; Songs and carols; Capriol suite. Met Ian Partridge, Owen Brannigan, de London Music group en Northern Sinfonia o.l.v. Neville Dilkes. EMI 565.101-2. 

Liederenrecital. Liederen van Gluck, Berkeley, Vaughan Williams. Met Geoffrey Parsons. BBC Legends BBCL 4117-2.

Dame Janet Baker. Haydn: Arianna a Naxos; Schubert: 2 Liederen; Schumann: Frauenliebe und Leben; 2 Liederen; R. Strauss: 3 Liederen; Wolf: 2 Liederen. Met John Constable c.q. Paul Hamburger en Geoffrey Parsons. BBC Legends BBCL 4049-2. 1968, 1971

Liederenrecital. Liederen van Britten, Busch, Fauré, Gurney, Parry, Ireland, Schubert, R. Strauss en Vaughan Williams. Met Gerald Moore. EMI 565.009-2. 1967-1969

British composers. Werken van Holst, Finzi en Vaughan Williams. Met diverse uitvoerenden. EMI 565.588-2.

Music of England. Liederen van Vaughan Williams, Ireland, Finzi, Gurney, Dunhill, Gibbs en Warlock Met Martin Isepp. Saga EC 3353-2. 1961

Video

 

Gluck: Orfeo ed Euridice. Met Elisabeth Speiser, Elizabeth Gale, het Glyndebourne festival koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Raymond Leppard. Castle CV 12035 (vhs). 1982