Uitvoerende Kunstenaars

BRENDEL, ALFRED, NEGENTIG

ALFRED BRENDEL NEGENTIG
 
Op 5 januari 2020 is Alfred Brendel negentig jaar geworden. Sinds zijn zeventiende, een jaar later won hij het Busoni concours in Bozen, daarna trad hij zestig jaar op tijdens concerten en recitals. Op 18 december 2008  was zijn laatste publieke optreden met een concert met het Weens filharmonisch orkest. 
Kort daarop kreeg hij te maken met een acuut gehoorverlies. Maar dat belette hem niet om voordrachten over muziek te geven, voor te lezen uit zijn elf boeken, eigen gedichten voor te dragen en masterclasses te geven jonge pianisten en strijkkwartetten.
Zijn grote gevoel voor humor liet hem nooit in de steek. “Wanneer ik voortdurend naar Verdi zou moeten luisteren in het paradijs, zou ik verlof vragen om even de hel te mogen bezoeken”.
Brendel werd 5 januari 1931 in het Moravische Wiessenburg geboren, maar verhuisde al gauw naar Zagreb, studeerde in Graz, ging in 1950 naar Wenen en in 1970 naar Londen. “Ik ben niet iemand die waarde aan zijn ‘roots’. ‘Ik wil zo kosmopolitisch als mogelijk is zijn, een ‘paying guest’. Dat is een les die ik tijdens de oorlog heb geleerd’.
Concerterend trok hij over de wereld en verwierf daarvoor veel erkenning in de vorm van eredoctoraten van de universiteiten in Londen, Oxford en Yale, talloze prijzen (Ernst von Siemens, Herbert von Karajan, MIDEM in Cannes, Nederlandse Edisons en als laatste de Duitse Echo Klassiek in 2016. 
In 1989 kreeg hij een Honorary KBE voor zijn uitstekende werk in het Britse muziekleven, in 2004 het Franse Légion d’honneur en in 2007 de Duitse Bundes Verdienst Kreuz.
Brendel is wel een filosofische pianist genoemd. ’Soms voel ik me een karakterspeler op het toneel die graag in verschillende rollen sluipt en geen blindelings vertrouwen heeft in de bladmuziek; ook die immuniteit tegen blind vertrouwen heb ik tijdens de oorlog opgedaan.’
De vele, vele noten die hij speelde en die deels zijn bewaard op (als ik goed heb geteld) 114 cd’s bevatten ’muziek die niet is gespeeld, maar die als vanzelf lijken te zijn gebeurd.’ (vrijnnaar gedachten van zijn leraar Edwin Fischer en Wilhelm Furtwängler).
Zijn creativiteit bam geleidelijk nieuwe vormen aan. ‘Ik heb altijd de behoefte gevoeld om te gaan schrijven. In mijn jonge jaren heb ik ook geschilderd. Tegenwoordig doe ik graag visuele impressies op door naar musea, tentoonstellingen, de bioscoop en het theater te gaan’.