Uitvoerende Kunstenaars

BORODINA, OLGA

OLGA BORODINA: UNIVERSEEL JONG ZANGTALENT

Het kon niet uitblijven. Als je de prima donna, de regerende ster van het Kirov Theater bent, hoor je ook solistisch naar buiten te treden. Mezzo Olga Borodina kreeg wat ze verdiende, een eerste solo cd met liederen van Tchaikovsky. Daarin toonde ze overduidelijk aan, dat ze over de cruciale gave van elke liederenvertolkster beschikt, namelijk door voor elk lied - soms binnen anderhalve minuut - een eigen, passende stemming op te roepen. 

In het Kirov Theater valt ze in 1991 meteen figuurlijk op in de foyer, waar een aan haar gewijde brochure te koop is. Dat lot deelt ze met Sergei Leiferkus. De zangeres heeft tot nu toe een droom loopbaan en is zich daarvan bewust. Uiteraard nam ze deel aan concoursen en won ze her en der prijzen: in 1988 het Rosa Ponselle concours en in 1989 in Barcelona. Dat opende voor haar de weg om ook in het Westen, tot de V.S. aan toe op te treden.

In het Sint Petersburgse restaurant waar ze na een repetitie van Prokofiefs Oorlog en vrede waarin ze de belangrijke rol van Hélène Besuchova zingt, aanzit bij Gergiev en zijn entourage is ze noch verlegen, noch toeschietelijk. De taalbarrière helpt natuurlijk ook niet. De getoonde bescheidenheid is mogelijk haar naturel, maar misschien ook een overblijfsel uit de Sovjet begintijd, toen ze als aankomend artieste werd bijgebracht, dat ze hooguit een ander, maar geen beter beroep had dan dat van secretaresse.

"Ik had het geluk, dat ik bij Irina Bogachova kon studeren. Ze zingt zelf nog, onder andere de Gravin in Tchaikovsky's Schoppenvrouw. Op haar beurt studeerde zij in Italië en verdiepte zich in het bel canto. Ze houdt veel van het Italiaanse repertoire, is er ook vertrouwd mee. Vooral met de meer dramatische rollen. Ze zag mijn mogelijkheden op dit gebied en ontwikkelde die verder. Maar tegelijkertijd werd ik getraind in de Russische liedkunst. Dat is natuurlijk heel wat anders, maar ik maakte goede vorderingen met een mengsel van beide vormen".

Die Italiaanse invloed is merkbaar. Tot voor kort associeerde men Russische zangeressen met de begrippen: vrij plomp, aardgebonden, beschikkend over krachtige, zware kelige stemmen en een in Westerse oren overdreven vibrato (denigrerend werd wel over ‘zingende walvissen’ gesproken. En dan ineens zo'n heldere, warme, ronde, zoetgevooisde stem, die haast Latijns  en elegant klinkt.

Op haar drieentwintigste, in 1987, stak Borodina over van het Conservatorium naar de Schouwburg. Ze had het tij mee en kon een bliksemcarrière maken. Plotseling was de tijd voorbij, waarin de glansrollen werden verdeeld onder de veteranen van de 'geëerde Artiesten van de Sovjet Unie'.

"Pas midden twintig was ik, toe ik al de toch wel veeleisende Marfarol in een prestigieuze opvoering van Moessorgsky's Khovantschina mocht zingen, het werd een lievelingsrol". 

Is die rol niet erg zwaar? 

"Ja, normaal is hij ook voorbehouden aan oudere, meer ervaren zangeressen, waarvan het heet, dat ze grotere gevoelsdieptes kunnen peilen, maar des te groter was de uitdaging voor me. Ik heb me wel gerealiseerd, dat met die rol mijn stembanden meteen zwaar werden belast. Gek genoeg is het haast moeilijker geworden om kleinere rollen te zingen. Pauline in Schoppenvrouw of Olga in Eugen Onegin bijvoorbeeld. Daar moet je namelijk in vrij korte tijd een breed gamma aan stemmingen uiten. Dat is een stuk lastiger".

Is het niet erg moeilijk om kort na elkaar twee rollen met totaal verschillende tessitura te moeten zingen? Tchaikovsky's volbloed Russische Olga in Onegin na de coloraturen, die nodig zijn voor Rossini's Angelina in Assepoester, gevolgd door Helena in Prokofiefs Oorlog en vrede en dan weer de kleine rol van Annina in Verdi's Traviata bijvoorbeeld of de verfijnde noblesse van Dalilah in Saint-Saëns' Samson et Dalilah. Dan moet je als het ware een heel andere versnelling - in dit geval een heel andere tessitura - gebruiken.

"Natuurlijk moet je de eigen stem als het ware invullen in de rol die je moet zingen. Maar gelukkig past mijn stem zich nogal makkelijk aan bij het bereik, wat telkens nodig is. Dat is een natuurlijk proces. Als ik omlaag moet, wordt de stem vanzelf lager en als ik licht moet zingen, krijgt hij coloratuur karakter". 

Gelukkig verloopt de transformatie van de exotische, afstandelijke Polovtsy prinses uit Borodins Prins Igor naar bijvoorbeeld de sensuele, verleidelijke Carmen -  een andere glansrol - ook visueel harmonieus. Dit soort uitersten is haar ook verder niet vreemd. Ze schakelt makkelijk om van de jonge, verliefde Juliette uit Berlioz' Roméo et Juliette naar het gepassioneerde religioso uit Rossini's Stabat mater.

Dankzij de tournees van de Kirov opera kreeg Borodina al gauw ook in  het Westen bekendheid. Uitnodigingen van de Met in New York, de Weense Staatsopera, de Bastille opera in Parijs, de opera in San Francisco en Hamburg en in Londen, bij Covent Garden volgden.

Een nieuwe uitdaging vormde zoals gezegd de Assepoesterrol in Cenerentola, een Rossini opera, die ze in 1994 in Covent Garden zong. Ze zag daar naar het lijkt wat tegen op. 

"Ik heb Berganza, Horne, Von Stade - een prachtstem! - en Bartoli beluisterd en het is ongetwijfeld de lastigste rol voor mij, temeer daar ik momenteel in Prins Igor, Khovantschina en het Requiem van Verdi zing. Er was zelfs sprake van, dat ik de Eboli in Verdi's Don Carlos zou vertolken, maar in overleg met Gergiev heb ik besloten daar nog een poosje mee te wachten. Ik heb trouwens erg veel aan Gergiev te danken; hij is een volmaakte coach. Ook de Kirovgemeenschap speelt haast een moederrol voor me. En ook als ik elders een rol zing, krijg ik altijd de gelegenheid om die hier te herhalen, al is het maar in een concertuitvoering".

Grappig genoeg is Larissa Gergieva, de zus van Valery Gergiev, haar vaste liedbegeleidster. Hun eerste cd met liederen van Tchaikovsky vormt haar solodebuut op dit terrein.

"Ik zoek naar interessante combinaties. Onlangs tijdens een recital deden we bijvoorbeeld Spaanse liederen van Falla, Granados en Shostakovitch. Rachmaninof is echter veel moeilijker in termen van diepte en expressie. Verder moet je goed in staat zijn om harmonieus plotselinge overgangen van hevige dramatische frasen naar verstilde pianissimi te maken. Of ik favoriete liederen heb? Niet echt; ik kies mijn repertoire met als belangrijkste criterium: raakt het mijn ziel. Als ik in staat ben om zo mijn innerlijke gevoelens te tonen, hoop ik ook meteen die van de componist te uiten".

Zijn er ook componisten en rollen, waar u het nog moeilijk mee heeft? 

"Ja, dat zijn meteen zo'n beetje de extremen: Mozart vind ik nog heel moeilijk, maar dat komt ook, omdat die absoluut niet in onze traditie is verankerd. En aan de andere kant van het spectrum Wagner. Vooral voor de demonische heldinnen Kundry en Ortrud lijk ik voorbestemd, maar dat heeft tijd. Ik moet me eerst grondig de Duitse taal eigen maken. Als me dat eenmaal is gelukt, wil ik natuurlijk ook graag Duitse liederen gaan zingen! Voorlopig is er een heel ander specifiek gebied, dat me na aan het hart ligt: dat van de Russisch orthodoxe kerkmuziek. Natuurlijk bepaalt die in hoge mate ook mijn culturele identiteit. Gelukkig mag ik dat in komende opnamen van de liturgieën van Tchaikovsky en Rachmaninof daadwerkelijk aantonen."

Intussen - we schrijven vier jaar later - is haar repertoire veel ruimer geworden. Zowel aan Russische kant met bijvoorbeeld de mezzopartijen in Prokofiefs oratorium Iwan de Verschrikkelijke en zijn opera De vurige engel en Dargomyschky's Stenen gast als in het Westerse repertoire met Bellini, Saint-Saëns en Granados. Met liederenavonden was ze te vinden in Milaan, Rome, Londen en San Francisco. In 1992 debuteerde ze onder Myung Whun Chung in Parijs aan de Bastille opera als in Moesorgsky's Boris Godoenov; in Wenen zong ze kort daarop opnieuw in Khovantschina, in mei van dat jaar opende ze de Maggio musicale in Florence met Rossini's Stabat mater onder Chung. Aansluitend was ze in Londen om met Placido Domingo Saint-Saëns Samson et Dalilah aan Covent Garden te zingen. Ze werd meteen uitgenodigd om daar Marguérite in Berlioz' Damnation de Faust onder Colin Davis te komen doen. Een jaar daarop veroverde ze het operapubliek in Spanje, San Francisco en Buenos Aires.

De verleiding om naar het Westen te emigreren heeft Borodina weerstaan. "Sint Petersburg is en blijft mijn thuis; daar heb ik mijn familie en mijn eigen gezinnetje."