ELLY AMELING: EEN VOLKOMEN NATUURLIJKE STEM
Bij meer dan een gelegenheid in de concertzaal zal menigeen ook dat gevoel hebben gehad om op te staan en weg te gaan middenin een passie of mis van Bach na een aria van Elly Ameling omdat alles wat volgde best een anticlimax zou kunnen worden. Verzamelaars van deze werken op de plaat zullen datzelfde gevoel kennen. Gelukkig kunnen zij makkelijker onderbreken en gelukkig ook zijn er zoveel platen van de sopraan.
Hoe karakteriseer je de stem van Ameling? Eenvoudigweg als volkomen natuurlijk. Geen wonder misschien voor iemand die al zong voordat ze kon lopen.
“Veel kinderen zingen zichzelf in slaap, maar ik zong de hele dag door. Ik geloof dat ik werd geïnspireerd door mijn moeder, die toen ik nog een baby was veel voor me zong. Dat vertelde ze me naderhand. Op school werd ik er altijd uitgepikt om iets voor te zingen voor de andere kinderen uit de klas. Thuis zong ik duetten met mijn moeder, die de lage partij nam. Ik ben haar ook dankbaar dat ze me streng liet pianospelen, terwijl ik liever met andere kinderen was gaan spelen; Finette Jupijn was mijn eerste lerares, later volgde Jan de Man. Dat pianospel komt me nog steeds goed te pas omdat ik mijn hele nieuwe repertoire geheel zelf kan instuderen zonder hulp van een begeleider. Ik ben zeker geen geweldig pianist, maar voor mijn eigen behoeften is het meer dan voldoende.”
Haar opleiding in Rotterdam na haar middelbare schooltijd was effectief en doodnormaal.
“Ik wilde mijn stem ontwikkelen, maar had in het begin nog geen idee dat er een echte loopbaan als zangeres uit zou voortvloeien. Ik zong als het ware voor mijn plezier. Maar mijn eerste lerares, Jo Bollekamp zei al dat ik er meer van moest maken en suggereerde dat ik aan een concours moest meedoen. Ik dacht dat ze gek was, maar ik besefte toen al dat een van de verstandigste dingen die je kunt doen is om het advies van een wijs iemand in wie je vertrouwen stelt op te volgen. Dus deed ik mee aan het Vocalistenconcours in Den Bosch in 1956 en ik won cum laude. Ik zong daar ‘Blute nur’ uit de Matthäus Passion, de juwelenaria uit Faust en een van de Ariettes oubliées van Debussy. Daaruit volgde de hele rest logisch en het leek erop dat het vak mij had gekozen in plaats van andersom.”
Twee jaar later won ze een ander zangconcours, ditmaal prestigieuzer van aard en met 72 zangkandidaten in Genève. In datzelfde jaar won Maurizio Pollini bij de pianisten.
“Daarna begon ik mijn recital loopbaan en beleefde zoiets als een doorbraak met grammofoonplaten.”
Wat feitelijk verrast in de loopbaan van Ameling is het ontbreken van belangrijke operarollen. Deels zal dat wel aan het gebrek van een echte eigen operatraditie in Nederland liggen Maar dan nog: waarom zong deze ideale Pamina en Ilia deze rollen zo weinig op het toneel? Ilia uit Mozarts Idomeneo deed de echter - beter laat dan nooit - in najaar 1973 bij de Nederlandse Opera. De pers roemde haar “warmte, passie en verrukkelijke stem als Ilia” en sprak van “haar bewegen met een natuurlijke gratie en waardigheid” bij dit operadebuut.
“Dat ik zo weinig aan opera deed had niet alleen met het gebrek aan mogelijkheden in Nederland te maken. Wanneer je eenmaal veel wordt gevraagd voor recitals en oratoria heb je zoveel om handen dat er nauwelijks tijd voor opera overblijft. Bovendien: toen ik trouwde was ik niet geneigd om uit Nederland weg te gaan om in Duitsland een mogelijke operacarrière te beginnen.”
Ondanks de zware belasting met recital- en opnameprogramma’s: als u meer opera zou kunnen doen, welke rollen zouden dat dan zijn?
“Pamina interesseert me niet zo. Mélisande, de ambitie van iedere lyrische sopraan wel en natuurlijk de gravin in Figaro.”
Als recital zangeres waren uw programma’s erg kosmopolitisch.
“Wat dat betreft zijn we in Nederland gelukkig: we hebben geen Schubert en geen Debussy, geen Granados en geen Barber, zodat we zijn aangewezen op het repertoire, de stijl en de taal van andere landen. We staan daar ook heel erg voor open. Van meet af aan heb ik mijn Schumann, mijn Fauré geleerd, maar ook mijn Engelse en Spaanse liederen. In het begin gaf ik zeer gemengde programma’s, waarin ik al mijn talen gebruikte. Daarna werden mijn recitals een poosje gedomineerd door wat ik net opnam, meestal Duitse liederen dus. Mijn eerste opnamen maakte ik voor Duitse Harmonia Mundi. Ik had namelijk een radio opname voor de WDR in Keulen gemaakt en daar ontmoette ik Herr Ruby uit Freiburg, de directeur van dat label. Daardoor raakte ik in contact met Jörg Demus. Samen bouwden hij en ik voor die opnamen programma’s op rond Mozart, Schubert en Schumann. Maar ik miste mijn mélodies. Later zocht Decca voor een opname van Bachs Passionen met Karl Münchinger een passende sopraan. Ik werd uitgekozen naast Höffgen, Pears, Wunderlich en Krause. Toen ik voor Philips ging opnemen, kwam ik in contact met Dalton Baldwin en hij bracht me terug naar het Franse lied. Maar aan de andere kant hielp ook Pierre Bernac als coach me daarbij.”
Er wordt wel beweerd dat het liederenrecital een uitstervend fenomeen in.
“Daar geloof ik niets van! Er bestaat een enorm repertoire met prachtige liederen en het is aan ons als zangers om daar dusdanige programma’s uit samen te stellen dat het publiek graag naar ons komt luisteren. Dalton Baldwin en ik proberen wat uitleg te geven bij onze programma’s. Dat is niet nodig in München, Wenen, Londen of Amsterdam, waar het ook makkelijk zou kunnen worden opgevat als een neerbuigend gedrag tegenover een publiek van kenners, maar in provincieplaatsen en zelfs in New York geef ik ongeveer anderhalve minuut inleiding bij elke groep te zingen liederen. Ik geloof dat het voor een kunstenaar goed is om even van de berg Olympus af te dalen om dit te doen, om het publiek bij de hand te nemen of het halverwege tegemoet te komen. In tegenstelling tot bij een recital richt je jezelf in de opera rechtstreeks tot je gehoor en maak je zo contact met de luisteraars. Je moet ze duidelijk maken dat ze een deel van de ervaring zijn. De kunstenaar is slechts het medium voor de componist, maar hij kan niet in zijn eentje communiceren; hij moet de actieve medewerking van het publiek hebben."
Hoe gaat dat dan bij opnamen?
“Daar, in de studio, dient de groep technici als vervanger van het publiek; soms luistert ook een goede vriend mee in de controlekamer. En dan is er natuurlijk je begeleider. Ik zei ooit tegen Jörg Demus dat ik het erg moeilijk vond om het verhaal van Schumanns ‘Kartenlegerin’ zonder publiek te vertellen. Hij zei toen: ‘Ik ben je publiek’ en hij had gelijk. Verder houd ik van de mogelijkheid om bij een opname naar perfectie te streven. Natuurlijk is herhaling vermoeiend, maar ik ben erop gesteld omdat het zo lonend is.”
Omdat u zo de samenwerking met Demus en Baldwin - later kwam daar ook nog Rudolf Jansen bij - zo noemt: werkt u bij voorkeur met één begeleider tegelijk of loopt hun werk door elkaar?
“Daar zitten tenminste twee aspecten aan. Natuurlijk ben ik gesteld op de verschillende invloeden van verschillende begeleiders. Ik heb ook wel samengewerkt met Irwin Gage en anderen en ben zeer door hem geholpen. Aan de andere kant bouw ik mijn programma’s liefst op met één begeleider. Dat is wat ik met Dalton ook doe. Daar bestaat een andere praktische reden voor. Als ik ver weg in een land aankom is het prettig te weten dat er iemand bij me is waar ik volkomen op kan vertrouwen en die vertrouwd is met mijn programma’s. Door voortdurende samenwerking met dezelfde begeleider kun je het dichtst perfectie benaderen. Zo ontstaat een volmaakt contact. Philips heeft ons samengebracht; daar ben ik dankbaar voor. We vormen een echt duo. Tenslotte doet de pianist even belangrijke dingen als de zanger. De tijd van de prima donna met een pianist ergens op de achtergrond is gelukkig voorbij naar ik hoop.”
Bach heeft ook altijd een grote rol gespeeld in uw loopbaan.
“Aan Bach beleef ik veel genoegen, maar dan op een heel andere manier dan bij liederen. Bij hem moet je zo instrumentaal mogelijk zijn en toch waarde verlenen aan de tekst. Ik weet niet zeker of Bach bedoelde dat we de tekst zo expressief mogelijk moeten zingen, maar twee of drie eeuwen later tengevolge van de literaire revolutie moeren we trachten het uiterste te maken van de teksten, ook al houden de puristen daar niet zo van. We kunnen zo iets aan de muziek toevoegen, waarvan hij zelf misschien niet eens verwachtte dat het bestond. Wanneer dat maar met goede smaak wordt gedaan ben ik ervan overtuigd dat het wat toevoegt aan de interpretatie van zijn muziek. Die wordt daardoor verrijkt.”
Zijn er concrete voorbeelden van de verbreding van uw repertoire?
“Meer Poulenc, Schumanns Frauenliebe und Leben, de Kinderkamer van Moessorgsky in het Russisch. Ik ben ook graag bereid om naar alle eigentijdse muziek te kijken zolang die maar geen aanslag doet op mijn stem. Verder doe ik graag Satie als toegift en dat is meteen een brug om nog lichtere dingen als ‘In my solitude’ van Cole Porter en ‘The man I love’ van Gershwin te doen. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Dat slaat een brug naar een jonger publiek. Jonge mensen kijken uit naar intieme, innerlijke ervaringen van iemand die een recital geeft. Daar moeten we rekening mee houden als we een programma samenstellen. Door Hahn te integreren bijvoorbeeld. We leven niet voor niets aan het eind van de era van de prima donna.”
Hoe gevoelig bent u voor de verschillen in akoestiek tussen de zalen waarin u optreedt?
“Overgevoelig mag je op dat punt niet zijn omdat je nauwelijks kunt uitwijken. Bovendien komen mijn reacties niet altijd overeen met die van het publiek. Ik geloof dat iedereen het er wel over eens is hoe goed de Alice Tully Hall in New York is. Daar kun je echt makkelijk communiceren. Veel hangt uiteraard af van de draagkracht van de stem. Daarom komen sommige collega’s met grote stemmen niet zo goed over als je naast hen staat, maar het omgekeerde komt ook voor. Verschillende stemmen klinken ook verschillend onder wisselende akoestische omstandigheden, maar ik verander mij stem niet van de ene naar de andere zaal.”
Elly Ameling woont met haar man die de juwelierszaak van de familie drijft zo’n 15 kilometer ten zuidwesten van Rotterdam, middenin de natuur, waar ze kan wandelen en zwemmen om haar lichaam in vorm te houden.
Aan de vorming van een gezin heeft u nooit gedacht?
“Je kunt maar op een manier iets ter wereld brengen en ik hoop dat ik dit doe via mijn muziek.”
Hoe studeert u nieuw repertoire in?
“Natuurlijk in de eerste plaats rustig thuis. Maar omdat ik veel moet reizen, leer ik ook veel tijdens vliegreizen. De meeste films die daar worden vertoond kunnen me nauwelijks schelen. Dus gebruik ik mijn cassettedeck en een oortelefoon om te studeren. Ik heb de begeleidingen op de band staan en ik leer de tekst terwijl ik daarnaar luister. Op zichzelf reis ik best graag. In elke stad waar ik kom ga ik graag wandelen, liefst met mijn begeleider. Als je een tournee van acht of twaalf weken door Australië of de V.S. maakt, moet je hetzelfde leven leiden als je partner. Het is niet zo goed voor meisjes om alleen in het bos te zijn dus breng ik mijn vrije tijd liefst met mijn begeleider door. Dat soort verstandhouding komt ook de samenwerking op het podium ten goede.”
Nog een laatste opmerking over de beschikbare opnamen van Elly Ameling. Gelukkig is het meeste wat ze ooit op lp vastlegde op vd verdoekt. Helaas ontbreken er nog wel wat belangrijke items, zoals Haydns Schöpfung en kleine Orgelmesse (no. 7) met Münchinger op Decca, liederen van Brahms met Norman Shetler op Harmonia Mundi, Bruckners Te Deum met Haitink op Philips , Huygens’ Pathodia en liederen van Mozart met Demus op EMI plus de nodige Mozarts (concert- en opera aria’s met De Waart) op Philips.