MARIA JOAO PIRES: EEN STEEPLE-CHASE LOOPBAAN
Het moet in 1975 zijn geweest dat ik voor het eerst letterlijk van Pires hoorde dankzij de in januari in Tokio gemaakte integrale opname van Mozarts pianosonates door Denon. Veelbelovend, maar nog niet echt voldragen, want wat mechanisch en vlak. Misschien indachtig het adagium van Schnabel of Fischer dat deze werken “te gemakkelijk zijn voor amateurs en te moeilijk voor professionals’.
Een paar jaar daarna volgden opeenvolgend wat toegankelijker Erato opnamen met werken van Bach, Beethoven, Chopin, Mozart, Schubert en Schumann. Daarna kwam ze onder de vleugels van DG en volgde meer Bach, Beethoven, Brahms, Chopin, Debussy, Franck, Grieg, Mozart, Ravel, Schubert en Schumann. En in 1989/90 opnieuw met Mozarts complete vioolsonates in vertolkingen waarin ze nu wel intuïtief en inlevend de gouden middenweg tussen rococo en romantiek had gevonden als uiterst sensibel en fijnzinnige kunstenares, als gerijpte dichteres aan de piano.
Maria João Pires werd 23 juli 1944 in Lissabon geboren, studeerde daar piano aan het conservatorium en gold al snel als pianistisch wonderkind. Toen ze vier was, gaf ze haar eerste openbare concert waaraan ze deel hilarische, deels traumatische herinneringen bewaart. Thuis studeerde ze bij Campos Coelho. Op haar negende won ze voor het eerst een prijs. Met een beurs ging ze later eerst in München bij Rosl Schmid en later bij Karl Engel in Hannover studeren. Francine Benoit gaf haar les in muziektheorie en compositie.
Het lijkt een banale reden, maar om de eenzaamheid en kwetsbaarheid van iemand alleen op een groot podium te bestrijden, zocht de pianiste gasten, medestanders, gelijkgestemde andere instrumentalisten om mee samen te werken. Tijdens een van haar eerste recitals in de Amsterdamse Kleine zaal (was dat eind jaren ’70?) met een Chopinprogramma hoorde ik haar nog alleen; tien jaar later was ze vergezeld van haar toenmalige grote liefde, violist Augustin Dumay met wie ze gelukkig een stel mooie opnamen maakte van vioolsonates van Beethoven, Brahms, Debussy, Franck, Grieg, Mozart en Ravel.
In die tijd had ik een kort gesprek met de pianiste tussen de schuifdeuren; een gesprekje waarin ze soms nadrukkelijk het antwoord op vragen ontweek.
Uw eerste publieke optreden gaf u als een voor de leeuwen gegooide meisje al toen u vier was. Als in een snelkookpan werd u door de Muziek hogeschool in Lissabon bij Campos Coelho, een pianoconcours in Berlijn in 1960 (2e prijs), de Musikhochschulen in München (Rosl Schmid) en Hannover (Karl Engel) – waar u een heel ongelukkige tijd had - door een huwelijk, pianoconcoursen, scheiding, concertverplichtingen in Europa, Afrika, de V.S., Canada plus Japan en platencontracten gesluisd. Aan die Duitse tijd bewaart u geen goede herinneringen?
"Eigenlijk alleen miserabele herinneringen. Met name München heb ik lang gehaat. Ik voelde me daar slecht behandeld, vond geen vrienden. Ik ben er wel tien keer verhuisd omdat de buren niet tegen m'n pianospel konden. Ik voel me nog steeds niet op mijn gemak in Duitsland."
In 1970 won u als een jonge, uiterlijk onaanzienlijke Portugese pianiste in Brussel een Beethoven pianoconcours. Om onmiddellijk daarna haar vleugel te verkopen.....! Hoe zit het met dat soort apocriefe verhalen?
"U weet vast wel, dat ik me in de jaren zeventig helemaal uit het concertleven terugtrok. In de biografie, die door mijn platenmaatschappij wordt verspreid, staat een spierziekte in mijn arm als reden daarvoor vermeld. In werkelijkheid dacht ik destijds, dat mijn kinderen me nodig hadden. Maar de echt diepere achtergrond was, dat ik me in een artistieke en menselijke crisis bevond. Ik wist eenvoudig niet, hoe ik verder moest."
Zoals orkestmusici zich melden voor antistress behandeling, dirigenten de Alexander techniek toepassen en rebekespelers zich onderwerpen aan reflexologie, zo zocht Pires radicaal rust door afzwering.
Pas acht jaar later begon ze weer bescheiden met tournees. Sindsdien geldt de Parijs wonende kunstenares in de vakwereld als een geheimtip, die gelukkig ook regelmatig Nederland aandoet, maar door persoonlijke omstandigheden - ziekte, crises - af en toe nog een sabbatical inlast of een tournee afzegt.
Des te merkwaardiger is het dan, dat u na vroegere contracten met Denon en Erato ineens met DG voor grootschalige projecten als de complete pianosonates en mogelijk alle pianoconcerten van Mozart in zee gaat.
"Ik besef, dat dit een tegenspraak is. Toen ik jonger was, had ik meer ambities en stond ik meer onder druk. Totdat ik ontdekte dat het gedoe van integrale opnamen onbelangrijk was. De gedachte aan ‘complete opnamen’ is iets wat ik onbelangrijk ben gaan vinden; het heeft niets te maken met de inspiratie van het ogenblik’. Maar er is wel iets, dat me telkens weer dwingt om mijn kunst onder de mensen te brengen. Bovendien heb ik in de studio aanzienlijk minder last van stress dan tijdens een tournee. Van de twee dagen, die ik normaal voor een opname nodig heb, kan ik echt genieten. Over die contractuele verplichtingen maak ik me dus helemaal geen zorgen. Integendeel, het is een droom, die in vervulling gaat: Mozarts laatste pianoconcerten met Abbado in Wenen! De rest zien we wel…"
Alom wordt haar lichtvoetige aanpak, haar frisse cantabile frasering en haar technische finesse geprezen. Maar er waren ook geruchten over een zigeunerachtig wild type, dat in de binnenlanden van Portugal in een caravan leefde; over een zielige, zwaar zieke kankerpatiënte.
In feite bracht Pires de eerste mankerende vier jaar met haar vier kinderen door op een afgelegen boerderij ten zuiden van Lissabon: zonder stromend water, gas en elektriciteit, wassen bij de put, zelf groente kweken, brood bakken, 'the whole lot'.
Een zeer bewuste, tamelijk radicale beslissing.
"Ik moest gewoon even stoppen, inventariseren. Ik had nooit de gelegenheid om zelf beslissingen te nemen over mijn loopbaan."
Toen, als in stil protest, weigerden uw vingers ineens.
"Het was een klein probleempje met de spieren, dat veel pianisten kennen. Maar het was ook de angst, dat ik niet deed, wat ik werkelijk wilde doen, wat ik feitelijk weigerde te doen."
Dus werd de piano verkocht om eten te kunnen kopen en werden alleen met het hoofd vingeroefeningen gedaan. De fruitbomen groeiden en na drie jaar voelde u de behoefte om weer te gaan spelen. U nam contact op met een Engelse concertagent en geeft intussen weer tachtig tot honderd concerten per jaar. Wie haar nu op het podium (onlangs nog in Utrechts Vredenburg) meemaakt en haar nieuwste opnamen beluisterd, wordt geconfronteerd met een schijnbaar herborene, minder schuw, monterder, vol vastbeslotenheid en met meer lef.
Dan kunt u nu ook beter dan ooit beoordelen, wie en wat u wel of niet bevalt, de geijkte vraag.
"Een lievelingscomponist heb ik niet; ik houd van goede muziek. In de praktijk besteed ik het meeste aandacht aan Bach, Mozart, Schubert, Chopin en Schumann. Er is veel dat ik met mijn kleine handen niet kan spelen: Liszt en Rachmaninov bijvoorbeeld, maar vooral ook Brahms en Ravel. Maar die beperking heeft ook zijn voordelen. Ik kan me nu intensiever met een beperkt repertoire bezighouden, dat verinnerlijken. Anders moest ik mijn aandacht veel meer verdelen.
Voorbeelden als uitvoerende kunstenaars heb ik wel. Als het om pianisten gaat Sviatoslav Richter en Radu Lupu - vooral hun Schubert - bij de dirigenten John Eliot Gardiner en Claudio Abbado. Ze hebben gemeen, dat het hun primair om de muziek gaat en niet om een steile carrière. Ik speel liever in Nederland, Engeland, Japan en Israel dan bijvoorbeeld in de V.S."
Hoe is het gekomen tot dat nieuwe geluk met Augustin Dumay
"Sinds ik een klein meiske was heb ik steeds uitgekeken naar geschikte partners om kamermuziek te maken. Hoewel ik met fantastische violisten als Mullova en Accardo en met dirigenten als Abbado, Dutoit en Krivine heb gespeeld, bleek het niet voldoende om alleen bewondering voor elkaar te hebben. Het klikte nooit echt helemaal. Ik ontmoette Augustin voor het eerst tijdens een kamermuziek festival in Baule en wist na vijf minuten, dat dit het partnership was, waarnaar ik zo lang had gezocht. Gelukkig was dat wederzijds...! Vaak ben ik bang, dat het concertleven, die voortdurende stress van stad tot stad, me eens opvreet."
Voor de door muziekconserven beperkte pianowereld manifesteerde u zich voor het eerst op grote schaal met haar in 1974 in Japan gemaakte Denon opname van de complete pianosonates van Mozart.
"Ik speelde tenslotte sinds mijn vierde Mozart, werd specialiste op dit gebied geacht en erg onder druk gezet om dit project ter hand te nemen. Het maakte wel meteen, dat ik een hekel kreeg aan dergelijke marathon projecten en aan lange termijn planning. Als je bezig bent met zo'n intensieve opgave, is het onmogelijk om elk werk met evenveel liefde te spelen, om ieder stuk met eenzelfde engagement te interpreteren. Dat zal me ook niet weer gebeuren."
De volgende sonatecyclus voor DG ging in rustiger etappes, slaagde dus in interpretatief, maar ook in technisch opzicht beter. Ook voor de inmiddels op gang gebrachte complete reeks Mozart pianoconcerten met het Weens filharmonisch onder Abbado wordt ruimschoots de tijd genomen. Er werd zelfs met hetzelfde team een reeks complete pianoconcerten van Beethoven aangekondigd. Te voorbarig helaas want de vrees dat het hier nooit van zou komen, bleek gerechtvaardigd.
Had u behoefte aan een herziening van die eerdere kijk op Mozarts pianosonates?
"Ik hoopte daarin meer ervaring te kunnen tonen, want ik haat niets zozeer als haast, routine, gebrek aan visie, van elk enthousiasme gespeende 'business as usual'. Ik meende ook de muziek meer diepgang, meer nuancen te kunnen geven."
Destijds volgden op Erato meer werken van Mozart, onder andere ook een aantal der bekendste pianoconcerten. Sindsdien draagt u het stempel 'Mozartspecialiste' te zijn. Een eenzijdig stempel, dat u schijnbaar gelaten draagt. U speelde immers ook - op recitals en cd’s - Beethoven, Brahms, Chopin en Schubert.
"Tenslotte heeft Mozart vele gezichten. In zijn muziek ligt alles besloten. Hij is in feite een componist van alle tijden. Natuurlijk ben ik dus steeds Mozart trouw gebleven."
Frappant is het verschil in Schubert opvatting. Klonk de grote Pianosonate in Bes D. 960 destijds nog typisch vrouwelijk, vrij week van contouren, teer, in langzame tempi en met veel poëzie, de recente Pianosonate in a D. 784 klinkt heel anders, veel feller, indringender, markanter.
"Om te beginnen is het een mineurwerk met een heel ander karakter natuurlijk. Maar inderdaad, ik ben zelf ook veranderd, ben intussen gescheiden van mijn Zwitserduitse man, door een crisis heengegaan. Het is moeilijk om precies na te gaan, wat voor invloed persoonlijk verdriet en geluk, wat liefde en teleurstelling voor invloed hebben."
En dan zijn er ook de complete Nocturnes van Chopin.
“Ik geloof niet dat er echt zoiets als virtuositeit bestaat. Ik denk nooit aan techniek of virtuositeit, alleen aan expressie. Je hebt het ontwerp van de frase en de muzikale gedachte van de componist; al het overige verdwijnt in de muziek. Chop[in is een componist die door elke pianist wordt gespeeld. Je kunt van Chopin houden via een heel spontane pianist die zijn muziek speelt zonder enige bijgedachte, zonder een vooropgezet concept en dat kan heel mooi zijn. Maar je kunt ook luisteren naar iemand als Pollini, die zijn enorme intellect laat gelden en alles wat gecomponeerd is respecteert voor de plaats die het in de muziekgeschiedenis inneemt. Die benadering kan even mooi en treffend zijn. Dat is de ware schoonheid van Chopin, hij is een componist voor alle pianisten, de gevoelige, de spirituele en de intellectuele. Ik ben intussen de vijftig gepasseerd en ik ben nog verbaasd over de Nocturnes. Je kunt duidelijk horen dat de toekomst van de muziek al besloten ligt in de harmonieën. Ik beschouw die Nocturnes niet als een groep, eenvoudigweg omdat er geen gemeenschappelijke vorm is die dicteert dat een nocturne op een bepaalde manier moet worden geschreven. Chopins Walsen, Mazurka’s en Pianosonates hebben alle een duidelijke vorm. Bij de Nocturnes zijn de kleur en de atmosfeer zo bijzonder. Er vind een duidelijke ontwikkeling plaats van begin tot eind. Dat was bij Mozart net andersom, want hij keerde in zijn late werken juist terug tot heel eenvoudige vormen. Met uitzondering van de postuum gepubliceerde laatste schrijden als het ware in fasen natuurlijk voort qua moeilijkheidsgraad. De twee onbekende zijn me heel dierbaar – de laatste postume, die Chopin niet wilde uitgeven. Toen in deze ging instuderen, besefte ik waarom. Omdat hij op een of andere manier niet op Chopin lijkt. Het is een heel romantisch stuk. Voor mij is het als een dans, maar dan in een heel grote, open ruimte. Er is een groot gevoel van ruimte, van licht en van onschuld. Het gevoel van melancholie dat zo kenmerkend is voor veel van Chopins muziek, ontbreekt hier. Het stuk is enigszins nostalgiek, maar niet treurig. Een lichte lach, die iets aarzelends heeft. Technisch bezien zou het een kinderstukje kunnen zijn, maar het is moeilijk om de ware betekenis te vinden. Misschien helpt mijn leeftijd ook niet. Een kind zou het misschien beter begrijpen. De afgelopen twintig jaren zijn mijn lievelingsopnamen van de Nocturnes die van Rubinstein en Jean Françaix. Rubinstein is het eenvoudigst en benadert het ideaal het dichtst, een zo klassiek mogelijke Chopin. Françaix treft je met zijn contrasten. Ik kan daar niet vaak genoeg naar luisteren. Ik luister nooit naar mijn eigen opnamen omdat ik te bang ben, maar deze moeten wel in orde zijn.”
Na die eerste opnamen met Dumay verschenen meer gezamenlijke producties. Aangevuld met cellist Jian Wang werden Pianotrio’s van Brahms vastgelegd. Nog weer later volgde het pianokwintet van Schumann met als extra gasten altist violist Renaud Capuçon en Gérard Caussé.
(1988 met toevoegingen)