Verg. Discografieën

ADAM: GISELLE

ADAM: GISELLE 

Heel wat sprookjesstof bestaat in ballet- en operavorm. Logisch dat het grote publiek de voorkeur geeft aan Rossini’s verwerking van het gegeven Assepoester in zijn opera La Cenerentola dan aan het gelijknamige ballet en de daarop gebaseerde pianostukken van Prokofiev. Maar in een ander geval is het de opera niet gelukt om de show van het ballet te stelen, zoals dat bij Puccini’s opera Le villi en Adams ballet Giselle het geval is, hoewel het in beide gevallen om dezelfde bitterzoete liefdesgeschiedenis gaat.  

Achtergronden

Adam studeerde aan het Parijse Conservatorium bij Reicha (contrapunt) en Boieldieu (compositie). Als componist was hij een veelschrijver met ruim tachtig theaterwerken op zijn naam. Vooral zijn bijdragen aan het genre van de opéra comique zijn de moeite waard. Daaronder Le châlet uit 1834 en Le postillon de Longjumeau uit 1836, werken die een blijvend succes waren. Ook in andere stukken toonde hij een uitstekend gevoel voor het theater en bewees hij de nodige inventiviteit en een vruchtbare melodische gave. Te denken valt in dit verband vooral aan de opera Si j’étais roi uit 1856 en het kostelijke ballet Giselle uit 1841.

De componist had één week aan de partituur gewerkt. Het gegeven gaat terug tot tot Heine’s De l’Allemagne en vertelt over de Wilis, meisjes die vóór hun trouwdag waren gestorven om ’s nachts in hun bruidsgewaad uit hun graven te komen en tot het aanbreken van de dag dansten. De legende houdt verder in dat iedere man die in het bos wordt aangetroffen tijdens het dansen van die Wilis wordt gedoemd om mee te dansen totdat hij van uitputting dood neervalt.

Gautier creëerde destijds het ‘fantastische ballet in twee bedrijven’ dat oorspronkelijk Giselle ou les Willis heette voor de opkomende dans-ster Carlotta Grisi,  die het zo beminde, maar dieptreurige meisje uitbeeldde, later boekte vooral Pavlova er succes mee. 

De opnamen

Opvallend genoeg zijn het de beide Russische opnamen die het beste voldoen. Sinds het werk daar meteen in 1842 werd opgevoerd, bestaat er ook een mooie, lange traditie. Met een neuslengte voorsprong wint de Kirovversie uit 1983 het pleit. De bezetting kent geen zwakke plekken. Galina Mezentseva is een uiterst bevallige Giselle, Tatiana Terekhova een heel geloofwaardige Wiliskoningin Myrtha. Beide mannenrollen: Albrecht van Konstantin Zaklinsky en Hilarion als Gennadi Selijoetski doen daar qua prestatie niet voor onder, maar het is ook vooral het homogene corps de ballet dat diepe indruk maakt. Probeer maar eens de solodansen en de pas de deux uit de tweede akte om daarvan doordrongen te raken.

Fedotov zorgt voor een fijnzinnige, warmbloedige orkestbegeleiding. Choreografie, kostuums en decors ademen de beste traditie. De cameraregie is voortreffelijk.

De registratie van de opvoering door het Boshoi theater dateert uit 1990. Ook hier voortreffelijke hoofdrolvertolkers: Natalia Bessmertova (innemende Giselle), Maria Bylova (krachtige Myrtha), Joeri Vasijoesjenko (stoere Albrecht) en Joeri Vetrov (zwierige Hilarion). Het corps de ballet deed in die tijd zijn grote reputatie nog alle eer aan, Zjoeraitis weet het orkest steeds in de vereiste vorm te kneden. Wederom hier geen uiterlijke nieuwlichterij, maar fraaie traditie.

Met de Milanese opvoering wordt van een gemengde danserbezetting gebruik gemaakt. Svetalana Zakharova weet in alle eenvoud te ontroeren in de titelrol en ze vond een ideale partner in de krachtige Albrecht van Roberto Bolle. Vittorio d’Amato maakt van de ondankbare Hilarionrol wat ervan te maken is en Marta Romagna is een superieure Myrtha. De regie van Florence Clerc volgt traditionele lijnen, de kostuums en decors van Aleksander Benois sluiten daar fraai op aan en David Coleman laat geen steek vallen in de goed aansluitende orkestbegeleiding.

Dan is er de verfilming van het American Ballet Theater, te gast in Berlijn. Opvallend is de inbreng van Carla Fracci die in de titelrol niet alleen dansmatig een fraaie Giselle neerzet, maar zich ook ontpopt als een bijzondere actrice. Erik Bruhn is een wat hooghartige, maar goede Albrecht, Toni Lander toont veel boosaardigheid als Myrtha en de ‘restaging’ van Yvette Chauviré is interessant. Als oude rot in het vak zorgt John Lanchberry voor een heel fraaie orkestrale ondersteuning. 

ConclusieIn deze volgorde verdient dit viertal opnamen de eerste plaatsen op de ranglijst, de overige blijven daar – om wat voor redenen dan ook – wat bij achter.Wie het complete ballet op cd wenst, staat een goedkope en een dure oplossing ter beschikking. Veel doen de uitvoeringen niet voor elkaar onder. Wie genoeg heeft aan een suite, is het beste af met Karajan. 

Discografie

DVD opnamen

American ballet theatre, orkest van de Deutsche Oper o.l.v. John Lanchberry. DG 073-4069.

Bolshoi ballet o.l.v. Algis  Zhuraitis. TDK DV BLGIS.

Kirov ballet o.l.v. Viktor Fedotov. Warner 0630-19397-2.

Milanees ballet o.l.v. Paul Connely.  ArtHaus 100.060.

Milanees ballet o.l.v. Craig Smith. BBC OAF 40130.

San Francisco ballet o.l.v. Thomas Tilson Thomas. VAI DVD 073-4069.

Ballet Rome o.l.v. Fabrizio Ventura. Hardy HCD 4019.

La Scala ballet o.l.v. David Coleman. TDK DVWW-GLGISS. 

De mooiste  cd opnamen

Covent Garden orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 452.185-2 (2 cd’s).

Slowaaks omroeporkest o.l.v. Andrew Mogrelia. Naxos 8.550755/6 (2 cd’s).

Bekorte uitvoeringen

Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony 42450.

Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 417.738-2, 475.7507.