BEETHOVEN: WELLINGTONS SIEG ODER DIE SCHLACHT BEI VITTORIA OP. 91
Met groot succes werd 8 december 1813 op een benefietconcert voor de tijdens de slag bij Hanau gewonde Oostenrijkse en Beierse soldaten Beethovens Wellingtons Sieg oder de Schlacht bei Vittoria in de grote zaal van de Weense Akademie der Wissenschaften uitgevoerd. Op het programma stond eveneens de première van zijn symfonie nr. 7 en een werk voor mechanische trompet van Johann Nepomuk Mälzel (1772-1838), bekend als uitvinder van de metronoom en het panharmonicon. Vanwege dat succes werd het concert 12 december herhaald.
Achtergronden
Op 21 juni 1813 werd tijdens de slag op de vlakte van het Spaanse Vittoria door Arthur Wellesley (1769-1852), eerste hertog van Wellington het Franse leger van maarschalk graaf Jean-Baptiste Jourdan en dat van de Franse koning Joseph Napoleon verslagen.
Het duurde tot 27 juli voordat dit bericht Wenen bereikte. Daar had de knutselaar, uitvinden en k. und k. Hofmechanicus Mälzel – die ook hoortrechters voor de steeds dover wordende componist vervaardigde - en met wie Beethoven toen nog was bevriend als een der eersten het idee om op basis van de Franse nederlaag een muziekstuk voor zijn uitvinding uit 1805, het Panharmonicon, te maken. Primair was deze contraptie bedoeld voor de weergave van militaire muziek.
Panharmonicon
Hij overtuigde Beethoven om voor dat instrument een overwinningssymfonie te componeren. Net als het latere Orchestrion kon dat Panharmonicon alle instrumenten uit het symfonie orkest imiteren en bovendien nog geluidseffecten van geweer- en kanonvuur en een carillon toevoegen.
Jammer genoeg is blijkbaar geen panharmonicon maar beschikbaar nadat een der weinige exemplaren bij een bombardement op het Landesgewerbemuseum in Stuttgart tijdens W.O. II verloren ging.
Net als een speeldoos in het groot – in 1796 door klokkenmaker Antoine Favre uit Genève uitgevonden – werkte het panharmonicon met muziekcilinders waarop de noten in de vorm van stekels zijn aangebracht.
Maar al bij het voorbereiden van dergelijke cilinders merkte Mälzel dat de opgave om daar een hele orkestpartituur op onder te brengen te complex was. Daarom stelde hij Beethoven voor om de compositie on te werken tot eentje voor groot orkest en de overwinningssymfonie vooraf te laten gaan door een Intrada en een muzikaal Schlachtengemälde.
Gerekend naar huidige maatstaven behoort het tweedelige – Schlacht en Siegessymphonie - ongeveer een kwartier durende, aan prinsregent August Friedrich (de latere Engelse George IV) opgedragen stuk bepaald niet tot Beethovens meesterwerken. Dat het werk destijds in goede aarde viel, had wel consequenties want er ontstond aan strijd over de eigendomsrechten tussen Mälzel en Beethoven. Toe Mälzel met de partituur in zijn bagage op tournee naar Engeland ging, heeft Beethoven zelfs vergeefs een proces tegen Mälzel aangespannen. Hij publiceerde in de Londense kranten wel het bericht dat hij de rechtmatige eigenaar was. Pas jaren later werd de twist bijgelegd.
Groot orkest
Probleem was dat Beethoven het werk voor een zwaar bezet orkest schreef. Het vergde een stevig strijkorkest, dubbele bezetting houtblazers (fluit, hobo, fagot), piccolo, contrafagot, vier hoorns, zes trompetten, drie trombones, pauken met daarnaast een fors bezette slagwerkkeuken (pauken, grote trom, Engelse en Franse kleine trom, bekkens, triangel, vier ratels en inclusief musketten en andere artillerie klankeffecten met behulp van grote bas
pauken in de partituur aangegeven als Kanone). Opvallend daarbij is het dat het aandeel van de trompetten groter is dan dat van de hoorns.
De muziek suggereert met het gebruik van Rule Brittania en God save the king voor het Engelse leger en Marlbrough s’en va-t-en guerre voor het Franse leger de oprukkende strijdende partijen. Net als Tchaikovsky later in zijn ouverture 1812 ook de Marseillaise kunnen gebruiken, maar die melodie gold in het toenmalige Wenen als ondermijnend revolutionair.
Interessant genoeg schreef Weber in 1815 zijn cantate Kampf und Sieg op. 44 voor solisten, koor en orkest ter ere van de Pruisische generaal Gebhard Leberecht von Blücher (1742-1819) die een belangrijk aandeel had in de slag bij Waterloo dat jaar. Herbert Kegel nam dat werk in 1988 op (Forlane UCD 1657-2).
De opnamen
Het is nog steeds de allereerste stereo opname van Antal Dorati die in tal van vormen verscheen – maar het verdoekte origineel op de prachtig opgenomen Mercury ‘living stereo’ uitgave 44.360-2 die het dichtst de bedoelingen van Beethoven en Mälzel benadert met alle tevoren extra vastgelegde geluidseffecten. Heel spectaculair.
Op de tweede plaats komt de subliem klinkende opname van Erich Kunzel, ook met de verlangde extra geluidseffecten die echter wat artificieel klinken. Dan zijn daar vooral nog de welluidend super filharmonische visie van Herbert von Karajan en de pittig enthousiaste van Jan Willem de Vriend.
Voor wie meer waarde hecht aan een authentieke verklanking met de oorspronkelijke bezetting op ‘oude instrumenten’ is de in de Weense Redoutensaal gemaakte realisatie van Martin Haselböck ideaal. In de belendende gangen marcheerden de beide legers muzikaal hoorbaar op. In het grote geweld ontbreekt het wel aan de antifone splitsing tussen eerste en tweede violen.
Conclusie
Deze kan kort maar krachtig zijn: ga voor Dorati en het waardevolle alternatief van Haselböck.
Discografie
1960. Minneapolis symfonie orkest, Minnesota universiteit Brass band,Rockefeller carillon en kanonvuur o.l.v. Antal Dorati. Philips 432.390-2, 472.764-2, Mercury 416.448-2, 434.360-2, DG 475.8508.
1969. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 419.624-2.
1981. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. CBS CD 37252.
1982. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Erich Kunzel. Telarc CD 80079.
1988. Octophorus o.l.v. Paul Dombrecht. Ricercar RIC 104 (8 cd’s), Accent ACC 8860 D.
1989. Tsjecho-Slowaaks Omroeporkest o.l.v. Ondrej Lenárd. Naxos 8.550230, 8.570154/5 (2 cd’s).
1989. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 426.239-2.
1995. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Lorin Maazel. RCA 09026-68471-2.
1995. Royal philharmonic orkest o.l.v. Barry Wordsworth. Membran 222812-203.
2005. Örebrö kamerorkest o.l.v. Thomas Dausgaard. Simax PSC 1282.
2007. Nederlands symfonie orkest o.l.v. Jan Willem de Vriend. Challenge CC 72198.
2010. Londens symfonie orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. Collins CC 3002.
2015. Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Alpha 473.