BORODIN: SYMFONIE NR. 2
In feite schreef Borodin maar tweeëneenhalve symfonie, maar daarmee leverde hij wel een belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van deze vorm in Rusland. Hij gebruikt namelijk typisch Russische melodieën, harmonieën en ritmen binnen een conventioneel Duits georiënteerd symfoniekader.
Achtergronden
Van die drie symfonieën is nr. 2 onbetwist de beste. Het is een rijp werk waaruit heel kenmerkende eigenschappen naar voren komen: ritmische vaart, grandeur, viriliteit, passie, nostalgie en uitbundigheid. Heel wat materiaal is ontleend aan schetsen voor de opera Prins Igor; geen wonder dat in de symfonie ook een sfeer van een epische romance wordt opgeroepen.
Enigszins ten onrechte gaat het werk gebukt onder de noemer ‘licht klassiek’, terwijl het in werkelijkheid gaat om een van Borodins meest briljante en oorspronkelijke composities die een bijzondere, verleidelijk melodieuze plaats inneemt in het Russische repertoire.
De aan zijn echtgenote Yekateria Sergeyevna Borodina opgedragen symfonie werd in de jaren 1869 tot 1876 geschreven en nog eens herzien in 1878. De eerste uitvoering vond 26 februari 1877 in St. Petersburg plaats.
De nogal grimmige unisono opening is vrijwel onvergelijkbaar, maar leidde meteen wel tot wat kritiek: “Wie begint nu een symfonie met een pauze?” Is dat niet typisch barbaars Russisch?
Maar wanneer men onbevangen naar dit werk luistert, zal de manier waarop de componist zijn ideeën vormgeeft bevrijdend werken. Hij was tenslotte geen echte parttime chemicus amateur, maar een professional die risico’s durft te nemen waar anderen aarzelen. Hier is een pure, ongekunstelde geest aan het werk, zeker in de ongekunstelde finale. Een opmonterende mineur symfonie is dit in ieder geval.
De opnamen
Heel wat versies maken hun opwachting en jammer genoeg konden weer niet alle worden beluisterd. De oudste van Albert Coates, Arturo Toscanini, Constant Lambert, Nikolay Golovanov, Erich Kleiber, Dimitri Mitropoulos en Ernest Ansermet kunnen voor de moderne muziekliefhebber buiten beschouwing blijven, hoewel het voor de belangstellende de moeite is er als uitgangspunt en vergelijkingsmateriaal over te beschikken.
Pas echt begint de interessante discografische geschiedenis bij Paul Ketzki die meteen een destijds maatgevende, superieure, maar intussen achterhaalde visie leverde. Hoornist Dennis Brain schittert in het langzame deel.
De eerste die hierna met een bovenmodale realisatie de aandacht vraagt, is Jean Martinon met een gedurfde, interpretatie waarin de vroijke kanten van het werk goed worden getoonddie alleen opnametechnisch niet echt meer bevredigt. Iets dergelijks geldt voor de verschillende versies van: heel stijlvol, maar niet optimaal van klank.
Václáv Smetácek, Andrew Davis en Joseph Rosenstock kunnen we rustig overslaan, Loris Tjeknavorian kan er goed mee door, maar het mankeert aan her laatste beetje karakter, hoe gepolijst en kleurig er ook wordt gemusiceerd en haalt dus niet niet het over de hele linie hoge niveau van Kyrill Kondrashin die hiermee – geen wonder! – voor één van de mooiste opnamen met Russische muziek uit het Concertgebouw zorgde. De kleurige, briljante finale is helemaal meeslepend. Relatief verwaarloosbaar zijn ook Enrique Bátiz en Anton Nanut. Ze tonen zich geen goede pleitbezorgers van deze zeer Russische muziek. Met de Rotterdammers is Valery Gergiev dat aan vrijwel het begin van zijn loopbaan daar nadrukkelijk wél. De sonoriteit is groot, de vertolking rijk.
Het echt Slavisch klinkende orkest van Stephen Gunzenhauser is een pré bij de goedkope, briljante succesvolle Naxosuitgave.
Stevig plaatst Neeme Järvi de symfonie met beide benen op de grond, profiterend van een zeer goede, aardig gedetailleerde opname. Hier hebben we te maken met een der betere uitgaven van de drie symfonieën met aanvulling.
Met zijn opname van de symfonieën nr. 1 en 2 en de Steppen in Centraal-Azië zorgde Vladimir Ashkenazy voor een van zijn mooiste cd’s. De symfonieën worden in al hun kleurenpracht neergezet en veel is verder te danken aan de voortreffelijke opnamekwaliteit.
Voor Ole Schmidt zet het Londense orkest zijn beste beentje voor in een krachtige, bruisende uitvoering. Ook het Boshoi orkest heeft nog iets van zijn oude glorie en met Mark Ermler zorgt het voor een gedisciplineerd enthousiaste lezing waarin de strijkers warm klinken, de houtblazers karakteristiek Russisch en het koper voor veel impact zorgt.
Heel gedegen is vanzelfsprekend wat Kurt Sanderling laat horen.
Met twee opnamen, eentje uit Wenen, eentje uit Stuttgart, deze laatste de betere, als eerbetoon aan zijn vader, plaatst Carlos Kleiber zich zoals verwacht al meteen in de top van het klassement. Het bijzondere van deze uitgave is dat op één cd de nieuwe vertolking van Kleiber jr. naast de oude van sr. is geplaatst. Het gaat wat jr. betreft om een bloedserieuze, intens doorleefde vertolking zonder nodeloze retoriek
Naar Simon Rattle kunnen we als enige niet alleen luisteren, maar ook kijken. Dat is zeer de moeite waard tijdens dit Silvesterkonzert 2007 want er wordt heel intensief, subtiel en sfeervol gemusiceerd. Indrukwekkend zelfs en bij de dvd zijn beeld- en geluidskwaliteit om door een ringetje te halen.
In vergelijking doet wat Gerard Schwarz hierna uit Seatlle laat horen routineus en plomp, zonder veel pit aan.
Conclusie
Uiteindelijk gaat het tussen Carlos Kleiber, Simon Rattle, Vladimir Ashkenazy, Jean Martinon en Kyrill Kondrasin met Järvi en Tjeknavorian op de reservebank voor wie de drie symfonieën bijeen wil verzamelen.
Discografie
1930. Londens symfonie orkest o.l.v. Albert Coates. EMI 575.486-2 (2 cd’s).
1938. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Relief CR 1887.
1943. Hallé orkest o.l.v. Constant Lambert. Dutton CDAX 8010.
1947. Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Nikolay Golovanov. Dante LYS 481.
1948. NBC Symfonie orkest o.l.v. Erich Kleiber. Music & Arts 1112 (4 cd’s).
1952. Minneapolis symfonie orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. TIM 220828-324 (10 cd’s) 220831-303 (2 cd’s).
1954. Philharmonia orkest o.l.v. Paul Ketzki. Testament SBT 1048.
1954. Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 482.0377 (33 cd’s).
1955. Philharmonia orkest o.l.v. Nicolai Malko. EMI 575.121-2 (2 cd’s).
1959. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. EMI 568.223-2 (2 cd’s).
1960. Londens symfonie orkest o.l.v. Jean Martinon. Decca 467.482-2, 444.389-2.
1964. NHK Omroeporkest Tokio o.l.v. Joseph Rosenstock. King International KKC 2007/8 (2 cd’s).
1966. USSR Academisch symfonie orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Chant du monde LDC 278.782, Melodiya MEL CD 1000154.
1971. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václáv Smetácek. Supraphon SU 110612-2.
1972. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carlos Kleiber. Andromeda ANR 2506.
1972. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Carlos Kleiber. Medikaphon JA-75.103
1974. Neurenberg symfonie orkest o.l.v. Räto Tschupp. Colosseum SM 0551.
1976. Toronto symfonie orkest o.l.v. Andrew Davis. CBS M2YK 46459 (2 cd’s), Sony SB2K 62406 (2 cd’s).
1977. NHK Omroeporkest Tokio o.l.v. Joseph Rosenstock. King KKC 2007(2 cd’s).
1977. Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Loris Tjeknavorian. RCA VD 60535.
1980. Concertgebouworkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Philips 475.7570, 478.4803.
1983. USSR Staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Melodiya MEL CD 1001946 (2 cd’s).
1984. Mexico Staats symfonie orkest o.l.v. Enrique Bátiz. Resonance CDRSN 3015.
1988. Omroeporkest Ljubljana o.l.v. Anton Nanut. Stradivari SCD 6052.
1989. Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 422.996-2, Decca 480.8946 (2 cd’s).
1989. Omroeporkest Rome o.l.v. José Serebrier. ASV CDDCA 706.
1989. Omroeporkest Bratislava o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Naxos 8.550238.
1991. Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 435.757 (2 cd’s).
1992. Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Michel Plasson. Berlin Classics BC 1092-2, 1396-2.
1992. Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 436.651-2.
1993. Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Chandos CHAN 9386.
1993. Russisch Staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. RCA 09026-62505-2.
1994. Moskou’s omroeporkest o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Novalis 150079.
1995. Malmö symfonie orkest o.l.v. Jun-Ichi Hirokami. BIS CD 726.
1995. Samara filharmonisch orkest o.l.v. Samuel Friedmann. Arte Nova 74321-30457-2.
1996. Royal philharmonic orkest o.l.v. Ole Schmidt. Membran 222818-203, Regis RRC 1215.
2000. Bolshoi orkest o.l.v. Mark Ermler. Brilliant Classics 94410 (10 cd’s), 94453 (2 cd’s), Saison russe RUS 288169.
2000. Vancouver symfonie orkest o.l.v. Bramwell Tovey. CBC SMCD 5210.
2003. Mexico’s Staatsorkest o.l.v. Enrique Bátiz. Resonance CDRSN 3015.
2004. Staatskapel Dresden o.l.v. Kurt Sanderling. Berlin Classics BC 0178-2.
2005. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Carlos Kleiber. Hännsler CD 93.116.
2005. Nieuw Russisch orkest o.l.v. Oleg Poltevsky. Bel Air BAM 9724.
2007. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 517.582-2.
2010. Seattle symfonie orkest o.l.v. Gerard Schwarz. Naxos 8.572786.
Video
2007. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Medici Arts 2056798 (dvd).