BIBER: ROZENKRANS (MYSTERIE) SONATES
De Rozenkrans ofwel Mysteriesonates van Biber vormen een vroeg hoogtepunt in de ontwikkeling van de instrumentale kerkmuziek en heffen meteen ook de vaste grens tussen sacrale en profane muziek op.
Achtergronden
Normaal gesproken zijn de instrumenten van de vioolfamilie in intervallen van een kwint gestemd, maar Biber gebruikte in veel van zijn muziek de zogenaamde scordatura, waarbij een instrument van werk tot werk anders is gestemd. Dat gebeurde dan ok een reeks redenen: om het notenbereik op te rekken, om bepaalde akkoorden uitvoerbaar te maken, om het karakter van het instrument te wijzigen en zo nieuwe klankkleuren mogelijk te maken.
In de aan de Salzburgse prins-bisschop opgedragen Rozenkrans of Mysterie sonates die in 1678 voor een religieuze ceremonie ter viering van de rozenkrans werden geschreven, brengt Biber deze scordatura tot nieuwe hoogten. Iedere sonate correspondeert met een gebeurtenis uit het leven van Jezus of de maagd Maria en hoewel hiervoor gestileerde dansvormen en variatiereeksen worden gebruikt, wordt in elk daarvan getracht om een bijzondere devote stemming te scheppen of soms ook een bijzonder tafereel suggestief uit te beelden – zoals het flapperen van de vleugels van een engel in nr. 1 (Die Verkündigung) of de opgaande zon in nr. 11 (Die Auferstehung). Het meest trieste deeltje, nr. 6, (Christi Leiden am Ölberg) heeft een As en een Es die strijden met een G en een D en zo iets verbluffend verstikts en pijnlijks krijgen.
Toch is de muziek niet strikt programmatisch, hoe illustratief deze ook is. De sonates zijn in drie groep ingedeeld: Vreugdevol: Die Verkündigung, Maria Besuch bei Elisabeth, Christi Geburt, Christi Darstellung im Tempel en Der zwölfjährige Jesus im Tempel. Vervolgens Treurig: Christi Leiden am Ölberg, Die Geißelung, Die Dornenkrönung, Die Kreuztragung en Die Kreuzigung en tot besluit Glorierijk: Die Auferstehung, Christi Himmelfahrt, Ausgießung des Heiligen Geistes, Maria Himmelfahrt en Die Krönung der Jungfrau Maria.
De reeks sonates eindigt met een solistische, steeds trager en ingewikkelder wordende Passacaglia op een motief met vier noten; G-F-Es-D dat 65 maal klinkt. Deze is het vroegst bekende werk in deze vorm en is een duidelijke voorloper van de veel bekendere Passacaglia van Bach aan het slot de solo Partita nr. 2.
Niet alleen getuigt de toepassing van scordatura van een grote inventiviteit, hij eist ook het uiterste van de vertolker. Deze moet ook de variaties van karakter laten verschieten en briljant passagewerk laten horen. Dat vergt talent en begrip om ook de plotselinge stemmingswisselingen die een gevolg zijn van een briljant, rusteloos en in wezen improvisatorisch muzikaal temperament recht te doen.
Dan is er nog de kwestie van de instrumentatie: hoeveel instrumenten worden in de continuogroep gebruikt en treden daar wijzigingen in op in de loop van het werk? Het is een goede regel geworden dat klavecimbel en kamerorgel elkaar afwisselen en dat luit en gamba aanvullend aanwezig zijn. En tenslotte is de vraag, hoeveel violen bij de hand zijn. De meesten gebruiken er een die tussentijds anders wordt gestemd, maar Siedel acht.
De opnamen
De eerste opnamen meten we met enige consideratie beschouwen. Suzanne Lautenbacher speelt fraai en helder, maar ik wat langzaam en voorzichtig, haar begeleiding klinkt te statisch. Meer initiatief toont Eduard Melkus die een geschakeerder voordracht geeft en voor het eerste op cd de muziek recht doet. FranzJosef Maier, destijds aanvoerder van het Collegium aureum, is dan weer te traag en te stroef
De nogal kale maar gespierde viooltoon van John Holloway past vooral erg goed bij het strenge karakter van deze werken. Hij zorgt daarenboven voor een logische progressie in de muziek totdat met de Passacaglia het culminatiepunt wordt bereikt. Alleen had zijn intonatie beter gekund. In elke sonate wordt een andere continuocombinatie gebruikt en daarvoor zorgt Davitt Moroney op ideale wijze.
Reinhard Goebel en zijn bondgenoten uit Musica Antiqua voorzien hun vertolking van deze wonderlijke stukken van een diepgaand begrip en variëren keurig de continuokleuren. Hij is de eerste die het werk recht doet.
Hierna is Gunar Letzbor haast provocerend en opvallend met een (te) forse continuobegeleiding. Interessant voor een keer, maar minder goed bestand tegen herhaling.
Het mooist lukten Marianne Rónez de expressief voorgedragen ‘treurige’ sonates. Haar begeleiding heeft een subtiel, vrij bescheiden karakter, maar mooi is het resultaat zeker.
Vrij minnetjes is wat Walter Reiter debiteert en de slecht in balans zijnde opname doet Alice Piérot tekort. Daar krijgt de continuokant teveel en zijn te weinig aandacht in de opname. Maar ze zorgt van haar kant wel voor een virtuoze, indringende en verbeeldingsvolle realisatie.
Ook Patrick Bismuth maakt weinig indruk en bij Elizabeth Wallfisch cijfert weer de begeleiding zich teveel weg. Bijzonder aan de heel redelijke vertolking van Pavlo Besnoziuk is dat elke sonate wordt ingeleid door de acteur Timothy West. Of dat een goed idee was? In muzikaal opzicht is ook hier sprake van een verbeeldingsvolle, pittige verklanking.
Alle waardering hierna voor Monica Huggett die met een juiste expressieve verhouding tussen bravoure en gevoeligheid ook veel fantasie toont. Verder heeft ze veel te danken aan Mathew Halls orgelcontinuo begeleiding. Een aangename verrassing is de inbreng van de vrijwel onbekende Rüdiger Lotter met vertolkingen die niet alleen smetteloos zijn in technisch opzicht, maar die ook hoorbaar maken dat diep is nagedacht over de expressieve invulling daarvan. Fijn is dat hij de essentie van deze muziek beschouwt met een dans achtergrond
Ook Andrew Manze is een barokspecialist wiens panache en gebrek aan geremdheid erg geschikt zijn voor deze muziek. Hij blinkt vooral uit in het fijnmazige passagewerk en ontwikkelt fraaie toonkleuren. Verder weet hij mooi lyrisch te fraseren. De stemmingswisselingen bezitten hier iets van het vlotte gemak van de improviserende jazzmusicus. Aan nogal bescheiden, maar gelijkwaardige steun ontbreekt het niet.
Noch Anne Schumann, noch Annegret Siedel weten met brave, maar weinig indrukwekkende lezingen lang blijvende waardering te wekken. Wat beter brengt Ariadne Daskalis het eraf, maar ook zij bereikt de eindronde niet.
Er was kort gelegenheid om naar Riccardo Masahide Minasi te luisteren. Voldoende om te ervaren dat hier ook sprake is van een bovengemiddeld goed geslaagd geheel. Hélène Schmitt weet aardig te boeien met goed spel, maar biedt weinig toegevoegde waarde. Dat doet Rachel Podger wel, zoals ze dat aan haar sterke reputatie verplicht is. Ook zij is op haar best in de meer overpeinzende sonates.
In een van de nieuwere uitgaven van Sirkka-Liisa Kaakinen Pilch met haar barokviool treffen we bij het Ensemble Batallia behalve luiten en een violone geen oude instrumenten meer aan, maar een piano, gitaar en keyboards.
Tot voorlopig besluit is daar nog Lina Tur Bonet die opvalt door deze wonderlijke stukken van een verregaand begrip te vervullen en voor mooi gevarieerde continuokleuren te voorzien. Ze stelt de zaken niet mooier voor dan ze zijn, maar verspreidt wel veel speelplezier, mede dankzij mooie versieringen.
Conclusie
Het ligt voor de hand dat bij een dergelijk groot aantal, onderling (alleen al door de verschillende continuo invulling) er diverse uitgaven geen absolute voorkeur te bepalen is. Het zijn de interpretaties van Goebel, Holloway, Tur Bonet, Lotter en Wedman die bij herhaling een paar weken na de eerste hevige concentratie op het grote geheel individueel de diepste indruk nalieten.
Discografie
1962. Susanne Lautenbacher (v), Rudolf Ewerhart (kl, org), Johannes Koch (vdg). Pantheon D 20783 (2 cd’s).
1967. Eduard Melkus (v), Huguette Dreyfus (kl), Lionel Rogg (org), Karl Scheit (lt). Archiv 453.173-2, 477.7209 (2 cd’s)
1983. FranzJosef Maier (v), Franz Lehrndorfer (org), Max Engel (vdg), Konrad Junghänel (th). EMI 749.244-8 (2 cd’s).
1989. John Holloway (v), Davitt Moroney (kl), met Tragicomedia (Stephen Stubbs (lt, chit), Erin Headley (vdg/lir), Andrew Lawrence (hrp/reg)). Virgin 562.062-2, 759.551-2, 790.8238-2 (2 cd’s).
1990. Musica Antiqua Köln o.l.v. Reinhard Goebel. Archiv 431.656-2 (2 cd’s).
1996. Gunar Letzbor (v), Lorenz Duftschmid (vdg), Wolfgang Glüxam (kl), Wolfgang Zerer (org), Axel Wolf (lt). Arcana A 901 (2 cd’s).
1998. Marianne Rônez (v), Arno Jochem (cdg), Michael Freimuth (th) en Ernst Kubitsckek (org). Winter & Winter 910.029-2 (2 cd’s).
2000. Walter Reiter (v) en Cordaria. Signum SIGCD 021 (2 cd’s).
2000. Monica Huggett met Sonnerie.ASV Gaudeamus CD GAU 351 (2 cd’s).
2001. Odile Edouard, (v), Alain Gervreau (vc), Pascale Boquet (th), Angélique Mauillon (hrp) en Freddy Eichelberger (org). K 617 K 617119/2 (2 cd’s).
2002. Alice Piérot met Veillieurs de nuit. Alpha 038 (2 cd’s).
2003. Pavlo Beznosiuk (v), David Roblou (kl, k.org.), Paula Chateauneuf (th., al), Richard Tunnicliffe (vdg) en Timothy West (spr). Avie AV 0038 (2 cd’s).
2003. Andrew Manze (v), Ricard Egarr (kl, org), Alison McGillavry (vc). Harmonia Mundi HMU 90.7321-2 (2 cd’s).
2003. Patrick Bismuth (v) met Ensemble La Tempesta. Zig-Zag Territoires ZZT 040801/2 (2 cd’s).
2004. Monia Huggett en Sonnerie. ASV CD GAU 350/1 (2 cd’s).
2004. Rüdiger Lotter met Lyriarte. Oehms OC 514 (2 cd’s).
2005. Elizabeth Wallfisch (v), Rosanne Hunt (vc), Linda Kent (org, kl). ABC 476.6831 (2 cd’).
2006. Riccardo Masahide Minasi met Bizzarrie Armoniche. Arts 477.735-8 (2 cd’s).
2006. Maya Homburger met Camerata Kilkenny. Maya MCD 0603 (2 cd’s).
2007. Anne Schumann (v) en Sebastian Knebel (kl). Querstand VKJK 1423/1506/7 (3 cd’s).
2009. Daniel Sepec (v), Hille Perl (vdg), Lee Santana (lt) en Michael Behringer (kl). Coviello COV 21008 (2 cd’s).
2010. Julia Wedman (v), Nediger (kl) e.a. Sono Luminus DSL 92127 (2 cd’s).
2011. Annegret Siedel (v) met Bell’Arte. Berlin Classics BC 30053 (2 cd’s).
2011. Florence Malgoire (v), Marie-Christine Barrault (spr) met Dominos. Psalmus PSAL 018 (4 cd’s).
2011. Fabien Roussel (v), Frédéric Baldassare (vc), Sébastien d’Hérin (kl), André Henrich (theorbe). Bayard 308.419-2 (2 cd’s).
2013. Ariadne Daskalis () met Ensemble Vintage, Keulen. BIS SACD 2096 (2 cd’s).
2013. Sirkka-Liisa Kaakinen-Pilch met Battalia. Ondine ODE 1243-2 (2 cd’s).
2014. Hélène Schmitt (v), François Guerrier (kl, org), Massimo Moscardo (aartslt), Francisco Manalich (vdg, violone), Jan JKrigovsky (violone). Aeolus AE 10256 (2 cd’s).
2015. Lina Tur Bonet (v) met Musica Alchemica. Pan Classics PC 10329 (2 cd’s).