Verg. Discografieën

BRAHMS: KLARINETSONATES

 

BRAHMS: KLARINETSONATES

 

Altviolisten hebben alle reden om dankbaar te zijn dat Brahms ze in de gelegenheid stelde om de beide altvioolsonates op. 120 die oorspronkelijk voor klarinet waren gedacht ook op hun instrument te kunnen spelen. Minder bekend is dat hij ook een altvioolpartij verzorgde voor het klarinettrio op. 114.

 

Achtergronden

 

Brahms was het gelukkigst achter de piano. Het instrument dat hij als virtuoos zelf bespeelde. Tot op zekere hoogte aarzelde hij om onbekende territoria van andere instrumenten te exploreren, met name dat van de kamermuziek voor instrumenten waarmee hij minder vertrouwd was. Zijn eerste pogingen werden ondernomen deels als technische oefeningen en deels als voorbereiding op orkestwerken.; ze hebben dat stadium niet overleefd omdat de componist de gewoonte had om meteen het materiaal te vernietigen waarover hij niet geheel tevreden was.

Daarom is het des te opmerkelijker dat zijn in wat latere jaren ontstane kamermuziek tot het beste behoort dat de negentiende eeuw voortbracht. Slechts Beethoven schreef zo succesvol voor zoveel verschillende ensembles. Brahms’ productie omvat sonates voor viool, altviool, cello en klarinet, trio’s voor klarinet, hoorn en piano, strijkkwartetten, pianokwartetten, strijkkwintetten, een pianokwintet en – mogelijk zijn meesterwerk op dit gebied – een klarinetkwintet. Zwakke plekken zijn in dit kamermuzieksegment niet aan te wijzen.

Zoals Anton Stadler Mozart inspireerde tot zijn werken met een hoofdrol voor de klarinet, zo inspireerde Richard Mühlfeld Brahms in zijn laatste levensjaren tot een drietal kamermuziekwerken voor klarinet: twee sonates, een trio en als bekroning een kwintet. Die sonates voerden Mühlfeld en Brahms in 1895 samen uit. En net als bij Mozart staat een rijk lyrisch aspect centraal in deze werken. Maar er wordt ook veel wendbaarheid gevraagd in een bereik van tenor tot hoge sopraan.

Wat de transcripties voor altviool betreft, dient nog wel te worden opgemerkt, dat de klarinetpartij deels werd herschreven; er werden wat akkoorden en dergelijke toegevoegd.

 

De opnamen voor klarinet

Zoals haast onvermijdelijk is onderstaande inventaris weer niet volledig. Vervallen en obscuurder opnamen zijn niet vermeld. Er was bijvoorbeeld ooit een heel mooie Virginuitgave van Michael Collins en Mikhail Pletnev die helaas van het toneel is verdwenen.

In het geval van Brahms composities met klarinet is het nog steeds jammer dat de fonografische wereld niet een paar decennia eerder kwaliteitsopnamen heeft kunnen maken. Richard Mühlfeld, Brahms’ grote inspiratiebron, overleed in 1907, slechts 51 jaar oud en moet volgens verslagen uit die tijd prachtige kleuren hebben aangebracht in zijn in essentie milde, overpeinzende spel.

Vreemder is dat van deze werken zo weinig historische opnamen bestaan of overleefd hebben. De beide opnamen van Gervase de Peyer kunnen als semi-historisch worden beschouwd. Ze laten beide geadelde verklankingen horen, warm en subtiel van karakter met mooi uitgewerkte details. De Chandos opname klinkt wat beter, de EMI dito heeft een extra.

Het is goed tenminste ook één Nederlander van formaat in het gezelschap klarinettisten tegen te komen. George Pieterson, ex Concertgebouworkest, benadert de sonates onvervaard. Kenmerkend zijn de uitersten van licht en schaduw die doorklinken; met Hephzibah Menuhin trof hij een ideale begeleidster. Bezwaar is alleen dat de Nederlander op een dubbel cd is uitgegeven met tevens de drie strijkkwartetten door het Italiaans kwartet.

Een van de eersten die voor een opmerkelijk mooie realisatie zorgde was Thea King. Haar begeleider was echter niet de evenwaardige, stuwende kracht die men zou wensen.

Van meet af aan was de Naxos cd van Kálmán Berkes en Jenö Jando een goed goedkoop alternatief, maar dat voordeel is verdwenen naarmate meer goedkope heruitgaven verschenen. Toch is er nog niets tegen deze volwaardige interpretaties die op het hoogste interpretatieve niveau meedingen.

Het Engelse Nimbus label claimt allerlei geweldige dingen over de toegepaste opnametechniek, maar op een ver bovengemiddelde stereo-installatie heeft het geluid weinig natuurlijks. Dat is een grote handicap voor de verder heel mooie speelwijze van Karl Leister en Ferenc Bognár. Wie Leister optimaal wil horen, is daarom beter af met zijn Orfeo opname en Gerhard Oppitz als attent begeleider.

Uit onverwachte hoek komt van Sony, Fabio di Càsola en Alena Cherny een ietwat Italiaanesque Brahms in lange, vloeiende lijnen. De toon is warm en gelukkig komen ook de fellere gedeelten weinig tekort.

Todd Levy treedt in zoverre in de voetsporen van Mühlfeld dat hij ook een milde aanpak van zijn partij voorstaat. Op zijn mooist blijkt dat in het langzame deel van de sonate in f dat hij fraai ‘uitzingt’. Ook in het Allegro  amabile van de sonate in Es treft deze kwaliteit. Het begindeel van dat werk gaat echter ongewoon traag zodat het appassionata element verloren raakt. Toch klinkt het resultaat erg mooi omdat het niet aan vuur en drama ontbreekt in de finale van de eerste sonate. Dit zijn vertolkingen die meer door beschouwelijkheid dan door vuur uitblinken.

Lyriek is wederom troef bij Jon Manasse en Jon Nakamura. De aimable kanten van beide werken komen het duidelijkst uit; de toon van Manasse is aan de zachte, weke kant; het lage register klinkt warm, het hoge zangerig zonder schrilheid. Op de frasering en het denken in lange lijnen valt niets aan te merken. Beide musici ageren ela één. Alleen in de finale van de eerste sonate had wat meer energie aan de dag gelegd mogen worden.

Een voorkeur voor ietwat snelle, assertieve tempi toont Martin Fröst in verder heel vaardige en verbeeldingsvolle interpretaties die een bijzonder rijke klank met veel kleurschakeringen bieden. De Zweed maakt zijn grote, voortreffelijke reputatie waar met zijn hel geïnspireerde spel. De muziek vloeit waar gewenst als honing, maar ontbeert op beslissende momenten ook niet de noodzakelijke dramatischer trekken.

Bij Sharon Kam valt in het spel op dat ze nauwelijks vibrato gebruikt; ze houdt de zaken eenvoudig, maar fraseert heel expressief, vooral in de langzame delen. De aanduiding grazioso in de sonate in f brengt haar tot een echt gracieuze uiting en ook het langzame deel van de sonate in Es krijgt een bevallig, teer aanzien. Gelukkig komen ook de dramatischer momenten, zoals in het vivace van de sonate in f niets tekort. Een aanzienlijke steun is de fraaie begeleiding van Martin Helmchen.

 

… en voor altviool

 

Het zijn niet de uitvoeringen van Nobuko Imai en Roger Vignoles waar wat op is aan te merken want die zijn van meesterlijk gehalte, maar de opname bevat nogal veel galm waardoor juist nuancen en fijnzinnigheden verloren gaan. De vleugel ondervindt het grootste nadeel. De opname zal nu ook wel geheel uit de roulatie zijn.

Van de beide opnamen van Pinchas Zukerman is die met Barenboim in principe interpretatief het mooist. Bijkomend nadeel is wel dat het om een dubbel cd gaat. Ook zal niet iedereen gelukkig zijn met het licht sentimenteel aandoende spel, maar er wordt wel mooi spontaan en vrijuit gemusiceerd met een goed ingevulde expressieve ruimte.

Als begeleider gaat de toen nog jonge Andsnes er met Lars Anders Tomter op vrij assertieve wijze van door. Dramatische accenten krijgen nog wat extra nadruk en de klarinettist gaat hierin geheel mee. Toch valt er hier meer te prijzen dan te bekritiseren. Beide zich positief onderscheidende musici zijn erop gericht om Brahms’ herfstige nostalgie mooi tot uitdrukking te brengen.

Het is een van de andere dames. Tabea Zimmermann die met aanzienlijke hulp van een heel professionele bregeleider als Hartmut Höll die voor een evenwichtige, bekoorlijke weergave zorgt; op de achtergrond speelt iets van een attractieve vrouwelijke toets mee.

Van Shlomo Mintz weten we dat hij heel wisselende vertolkingen geeft. Hier treffen we hem met de altijd heel inspirerende Itamar Golan is zijn beste vorm. De sonates klinken aantrekkelijk overpeinzend en nostalgisch.

Hierna is hetgeen Joeri Bashmet laat horen met Mikhail Muntian van een nog meer bijzondere orde. Prachtig van toon, gul, met alle aandacht voor waardevolle details, steeds zorgend voor de juiste verhoudingen en proporties wordt door hen eendrachtig samenwerkend de kern van deze composities geraakt.

In Robert Levin heeft Kim Kaskashian een invoelend en verbeeldingsvolle begeleider. Samen geeft dit tweetal een liefdevolle, ongehaaste en warmbloedige vertolking van beide werken. De aanduiding cantabile betekent duidelijk veel voor hen. Maar ook de grotere mate van urgentie en passie uit de sonate in f krijgt alle aandacht. Serieus en gracieus gaan hand in hand.

Juist omdat de opnamebalans zo mooi is ingesteld en de vleugel niet domineert, valt op dat Arnaud Thorette en Johan Farjot over de hele linie tot understatement van de muziek geneigd zijn.

De altviool van Maxim Rysanov is in de Onyx opname lichtelijk bevoordeeld waar in feite niets op tegen is. Rysanov staat een vrij extroverte, maar heel welsprekende stijl voor. Hij heeft voor elk werk een aparte begeleider. Vooral Katya Apeksheva treft met haar royaal gefraseerde spel en een blijk van walsachtige geestigheid in het allegretto van de eerste sonate. Het samenspel met Jacob Katsnelson in de tweede sonate is bijzonder hecht. In beide gevallen laat het resultaat weinig te wensen over.

Kernachtigheid, concentratie en expressiviteit zijn de eerste omschrijvingen die opkomen bij het luisteren naar Lawrence Power en zijn partner Simon Crawford-Philips. De altist moet

over een prachtig instrument met vooral een heel mooi bovenregister beschikken. Maar ook de duistere passie van het tweede deel uit de tweede sonate komt prachtig tot gelding. Het variatiedeel is een vreugde van begin tot eind en het aandeel van de begeleider verdient alle eer.

 

Bewerking voor fluit en piano

En dan zijn er ook nog de bewerkingen voor fluit en piano. Wie denkt aan de prachtige fluitsolo in het midden van het vierde deel uit de vierde symfonie moet welhaast betreuren dat Brahms geen specifiek werk voor fluit schreef.

Jeffrey Khaner, de eerste fluitist van het Philadelphia orkest, maakte dus maar een bewerking van de klarinetsonates wat octaaftransposities naar boven en zelden naar beneden met zich meebracht. De aanpassingen zijn ook ingegeven door een behoefte om het lichtere instrument effectiever te laten klinken. Hij maakt er het beste van met Charles Abramovic, maar honderd procent overtuigen doet het resultaat niet. ook Emmanuel Pahud houdt een voortreffelijk pleidooi voor de fluitversie. Beter kan haast niet. En toch wringt ook hier iets, hoezeer de juiste Brahmssfeer uit het spel van de fluitist en zijn zeer goede begeleider spreekt. Het karakter van de muziek wordt lichter; het herfstige klimaat daarvan maakt plaats voor een bijna lenteachtig dito met meer helderheid. De pianopartij is namelijk minder geschikt voor de wat minder robuuste fluit dan voor een klarinet. In de meest dramatische en uitgelaten passages lijkt de fluit (niet de bespeler) iets tekort te komen. Aan de prachtige opname ligt het niet. Interessant voor kennisname en voor fluitisten die een uitdaging zoeken, maar helaas meer niet.

 

Conclusie

 

De meest simplistische oplossing bij zo’n opsomming van min of meer belangrijke en eigenlijk allemaal mooie uitvoeringen is: kies uw favoriete musicus en bekommer u niet om de overigen. Of vergelijk zelf de besten, de interessantsten. Opvallend in deze discografie is verder dat het niveau van vrijwel alle uitvoeringen heel hoog is en dat de onderlinge verschillen niet zo bijster groot zijn. Toch is het niet moeilijk een paar favorieten aan te wijzen.

Wie nog aarzelt, is wat de klarinetsonates in elk geval heel goed af met Fröst, Kam, de Peyer en Berkes en bij de altvioolsonates met Bashmet, Power, Kaskashian en Mintz.

 

Discografie

 

Klarinetsonates

 

1968 Gervase de Peyer en Daniel Barenboim. EMI 587.023-2, 355.674-2.

 

1980 George Pieterson en Hephzibah Menuhin. Philips 456.320-2.

 

1983 Karl Leister en Gerhard Oppitz. Orfeo C086841A.

 

1984 Thea King en Clifford Benson. Hyperion CDA 66202, CDH 55158.

 

1987 Béla Kovacs en Ferenc Radós. Hungaroton HCD 12796.

 

1988 Daniel Shifrin en Carol Rosenberger. Delos DE 3706.

 

1990 Murray Khouri en John McCabe. Continuum CCD 1027.

 

1991 Michel Portal en Mikhail Rudy. EMI 754.466-2.

 

1992 Jonathan Cohler en Judith Gordon. Ongaku Records 024-101.

 

1993 Evgenyi Petrov en Valery Pyatsesky. Et’cetera KTC 1177.

 

1994 Romain Guyot en François-Frédéric Guy. Harmonia Mundi HMN 91.1549.

 

1995 Kálmán Berkes en Jenö Jando. Naxos 8.553121.

 

1996 Dieter Klöcker en Claudius Tanski. MDG MDG 3010765-2.

 

1997 Karl Leister en Ferenc Bognár. Nimbus NI 5600.

 

2005 Todd Levy en Elena Abend. Avie AV 2098.

 

2005 Martin Fröst en Roland Pöntinen. BIS SACD 1353.

 

2006 Fabio di Càsola en Alena Cherny. Sony 88697-00025-2.

 

2007 Jon Manasse en Jon Nakamatsu. Harmonia Mundi HMU 90.7430.

 

2008 Sharon Kam en Martin Helmchen. Berlin Classics BC 1638-2.

 

Met onbekende opnamedatum

 

…. Richard Stoltzman en Richard Goode. RCA RD 69036.

 

…. Paul Meyer en François-René Duchable. Erato 2292-45480-2.

 

…. Sabine Meyer en Lars Vogt. EMI 557.523-2.

 

…. Michael Collins en Mikhail Pletnev. Virgin …..

 

…. Anna-Maija Korsimaa-Hirsti en Marita Viitasalo. Finlandia 8573-81970-2, RCA 0927-48305-2.

 

…. Gervase de Peyer en Gwyneth Prior. Chandos CHAN 8563.

 

…. Hans Christian Bracin en Havord Gimse. Simax PSC 1259.

 

…. Todd Levy en Elena Abend. Avie AV 2098.

 

Bewerking voor fluit en piano

 

2006 Emanmuel Pahud en Yefim Bronfman. EMI 373.708-2.

 

2009 Jeffrey Khaner en Charles Abramovic. Avie AV 2075.

 

Bewerking voor cello en piano van op. 120/1

 

2006 Pieter Wispelwey en Dejan Lajic. Channel Classics CCS SA 24707.

 

Altvioolsonates

 

1939 William Primrose en Jesus-Maria Sanroma. Strad STRAD 7.

 

1946 William Primrose en William Kappell. Pearl GEMMCD 9253, Biddulph LAB 150.

 

1968 Pinchas Zukerman en Daniel Barenboim. DG 453.121- (2 cd’s).

 

1985 Jan Talich en Stanislav Bogunia.  Calliope CAL 6696.

 

1987 Nobuko Imai en Roger Vignoles. Chandos CHAN 8550.

 

1991 Pinchas Zukerman en Marc Neikrug. RCA 09026-61276-2.

 

1983 Lars Anders Tomter en Leif Ove Andsnes. Virgin 759.309-2.

 

1991/3 Tabea Zimmermann en Hartmut Höll. EMI 754.841-2.

 

1995 Joeri Bashmet en Mikhail Muntian. RCA 09026-63293-2.

 

1995 Wilfried Strehle en Karina Wisniewska. Nimbus NI 5473.

 

1995 Laurent Verney en Nicholas Angelich. Harmonia Mundi HMN 91.1565.

 

1996 Kim Kaskashian en Robert Levin. ECM 457.068-2.

 

2006 Lawrence Power en Tim Hugh Crawford-Philips. Hyperion CDA 67584.

 

2008 Maxim Rysanov en Katya Apekisheva/Jacob Katsnelson. Onyx ONYX 4033.

 

2008 Arnaud Thorette en Johan Farjot. Accord 480.044-2 (2 cd’s).

 

Met onbekende opnamedatum

 

…. Nils-Erik Sparf en Elisabeth Westenholz. BIS CD 213.

 

…. Barbara Westphal en Ursula Oppens. Bridge BCD 9021.

 

…. Paul Silverthorne en Julian Jacobson. Meridian CDE84190.

 

…. Shlomo Mintz en Itamar Golan. Avie AV 2057.