Verg. Discografieën

BACH, J.S.: MOTETTEN NR. 1-6

 

BACH, J.S.: MOTETTEN NR. 1-6

 

Tot de standaard verplichtingen van Bach als Thomascantor behoorde het verzorgen van gewijde muziek op zon- en feestdagen in de beide grote kerken: Sint Thomas en St. Nikolai. Bovendien was hij verplicht om met de leerlingen van St. Thomas bij begrafenissen te zingen.

 

Achtergronden

 

Volgens de in Leipzig geldende onderwijsregels uit 1723 moesten “de leerlingen de praeceptores zich een kwartier voor het begin van de rouwdienst bij het lijkenhuis verzamelen om daar meteen te gaan zingen”.

De keuze van de liederen en motetten die vervolgens werden gezongen, was aan de cantor overgelaten. In de regel koos Bach traditionele stukken uit de in druk verschenen bundel  Florilegium portense. Maar wanneer voor de begrafenisplechtigheid bepaalde bijbelteksten waren uitgezocht, moest hij in betrekkelijk korte tijd in opdracht van de nabestaanden een nieuw motet componeren en instuderen.

Onder de zes overgeleverde motetten van Bach zijn er vijf (‘Der Geist hilft unser Schwachheit auf’, ‘Jesu, meine Freude’, ‘Dürchte dich nicht’, ‘Komm, Jesu, komm’ en ‘Lobet den Herrn alle Heiden’) opdrachtwerken waarvan de honorering de lengte en de bezetting bepaalde. Alleen ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ schijnt voor een andere gelegenheid te zijn geschreven.

Met het componeren van begrafenismotetten greep Bach op een oude traditie terug. Deze werd weliswaar in Saksen en Thüringen nog door sommige cantors gevolgd, maar de bloeitijd hiervan – in het midden van de zeventiende eeuw, bij Schein en Schütz – was voorbij.

Kenmerkend voor zulke motetten was de door de tekst bepaalde indeling in een liedachtig homofoon gedeelte (het Bijbelwoord) en een contrapuntisch gedeelte waarin vaak door de sopraanstem een koraalmelodie was gevlochten. Deze differentiatie tussen Bijbeltekst en koraaltekst, ofwel tussen verkondiging en exegese ligt ten grondslag aan Bachs motetten.

Maar Bach treedt ver buiten de beperkte vormen die zijn tijdgenoten gebruikten. Verder verschillen de motetten onderling in opzet wat de bezetting betreft. ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ is bijvoorbeeld dubbelkorig, ‘Jesu meine Freude’ vijfstemmig.

Bachs schaamteloze gebruik van een ‘verouderde’ muziekvorm zegt veel over de manier waarop het motet voor hem het zuiverste contrapuntische middel vormde om de tekst gestalte te geven. Begrafenismuziek stelde hem in staat om God en zijn opdrachtgevers een compositie te bieden waarin muziek en tekst op een bijzonder intense en intieme wijze konden spreken. Maar er schuilt ook iets heel persoonlijks in de geconcentreerde hartstocht van deze motetten dat wordt weerspiegeld in de vrije retorische wereld van elk stuk.

In het algemeen moest bij Bach het ouderwetse motet wijken voor het cantate ethos met zijn ‘moderne’ structuur en grotere verscheidenheid. Maar we mogen ook niet vergeten dat in Bachs tijd nog vaak motetten in Leipzig werden uitgevoerd.    

Opvallend is dat de diverse uitvoerenden in de praktijk soms heel verschillende bezettingen kiezen. Dat reikt van heel kleinschalig met één stem per partij, via toegevoegd orgel of wat houtblazers tot koor en orkest. Maar gezien de oorsprong van het motet lijkt de keus voor a cappella koor het meest voor de hand te liggen.

 

De opnamen

 

Wie de moeite neemt om de oude opname van Kurt Thomas er nog eens bij te halen, merkt meteen na deze stramme realisatie hoezeer stijl en karakter van de realisaties gedurende de afgelopen vijftig jaar zijn gewijzigd, met dank aan de verworvenheden van de authentieke uitvoeringspraktijk.

Gegeven het feit dat Bachs idealisme van een abstracte perfectie, gemengd met intens retorische uitdagingen hier nieuwe hoogten bereikt, zowel technisch als interpretatief, is het toch best mogelijk verschillende opties te kiezen. Maar een goede realisatie blijft een tour de force voor de uitvoerenden.

De discografische lijst plaatst de luisteraar wel weer voor een embarras de choix. Natuurlijk zijn opnamen officieel vervallen en andere nogal van duistere (behalve lokaal belangrijke) herkomst.

Wanneer we de opnamen van vòòr 2004 bezien, springen daar vooral die van Nikolaus Harnoncourt gedegen, onderzoekend als steeds, Philippe Herreweghe met een stijlvolle door verfijning opvallende eerste poging, John Eliot Gardiner, indringend, persoonlijk, Sigiswald Kuijken met warmbloedige, maar lichtelijk ongedisciplineerde colla parte vertolkingen, Ton Koopman met een wat inconsistente, maar aandachtige aanpak, René Jacobs, avontuurlijk en Konrad Junghänel met een interessante strijkers consort begeleiding positief in het oor. 

Bij de nieuwere opnamen van na 2003 zijn het vooral de versies van Eric Ericson, vitaal, perfectionistisch, Philippe  Herreweghe die opnieuw fraai de gestolde emotie tot leven wekt met licht instrumentale inbreng, Peter Dijkstra die geïnspireerd het beste uit zijn koor haalt in een passend karakteristieke, fraai afgewerkte lezing en dan  - net als bij Herreweghe – een tweede poging van John Eliot Gardiner. Het bijzondere bij Gardiner is dat hij eerst de structuren helder openlegt en dus verduidelijkt om ze vervolgens draai in te kleuren. Hij doet dat op heel beeldende, genuanceerde wijze. Aan contrastwerking is ook allerminst gebrek en dat alles zonder dat er een instrument aan te pas komt. Een extra pluspunt is nog dat hier  het fragment 'Ich lasse dich nicht, du segnest mich denn'  BWV Anh. 159 is toegevoegd.

 

Conclusie

 

Soms gaan zelfs kritische kopers ervan uit dat de nieuwste ook wel meteen de beste zal zijn. Door schade en schande wijzer geworden leren ze achteraf wel beter. Maar hier is anno juli 2012 inderdaad wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de voorlopig nieuwste opgave ook de meest geslaagde, temeer daar de opname uit de Londense St. Johns kerk op Smith Square er de juiste ambiance aan verleent. Voor het overige dan het op zoek naar waardevolle alternatieven eens te luisteren naar de opnamen van de verdere vetgedrukte dirigenten.

 

Discografie

 

1958. Thomaskoor en Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Thomas. Berlin Classics 9103-2.

 

1970. King’s College koor Cambridge o.l.v. David Willcocks. EMI 763.237-2.

 

1971. Louis Halsey Singers o.l.v. Louis Halsey. Decca 433.728-2.

 

1979. Bachkoor Stockholm en Concentus Musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0630-17430-2.

 

1980. Hannover Jongenskoor en Collegium aureum o.l.v. Heinz Hennig. EMI 769.277-2.

 

1980. Monteverdikoor en English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Erato 2292-45979-2 ( 2 cd’s), 4509-99613-2 (2 cd’s).

 

1981. Windsbacher jongenskoor o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Bellaphon 690-01-005.

 

1983. Rostocks Motetkoor en Capella Fidiciana o.l.v. Hartwig Eschenburg. Capriccio 10030.

 

1984. Hannover jongenskoor, Hillard Ensemble en London

Baroque o.l.v. Paul Hillier. EMI 749.204-2.

 

1985. Solisten met het Collegium vocale Gent en de Chapelle royale o.l.v. Philippe Herreweghe. Harmonia Mundi HMC 90.1231.

 

1986. Solisten met het Nederlands kamerkoor o.l.v. Ton Koopman. Philips 434.165-2.

 

1987. Domsingknaben Augsburg o.l.v. Reinhard Kammler. RCA RD 77031.

 

1989. The Sixteen o.l.v. Harry Christophers. Hyperion CDA 66369.

 

1989. Christ Church kathedraal koor, Oxford o.l.v. Francis Grier. ASV GAU 118.

 

1989. Trinity College koor, Cambridge o.l.v. Richard Marlow. Conifer CDCF 158.

 

1989. Solisten met het Stuttgars kamerkoor en barokorkest o.l.v. Frieder Bernius. Sony SK 45859.

 

1990. Gächinger Kantorei Stuttgart en Bach Collegium Stuttgart o.l.v. Helmuth Rilling. Hännsler 98965(2 cd’s).

 

1991. Eric Ericson kamerkoor en Drottningholm barokensemble o.l.v. Eric Ericson. EMI 754.634-2. 

 

1992. Solisten met La petite bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Accent ACC 99287 D.

 

1994. Choeur classique de Montréal o.l.v. Marthe Lacasse. Analekta FL 23001.

 

1995. Solisten met het RIAS Kamerkoor en de Akademie für alte Musik, Berlijn o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1589.

 

1995. Vocaal en instrumentaal ensemble Lausanne o.l.v. Michel Corboz. Cascavelle VEL 1052, Brilliant Classics 993617/8 (2 cd’s).

 

1995. Duitse Bachvocalisten o.l.v. Gerhard Weinberger. Calig CAL 50960.

 

1995. Weens madrigaalkoor o.l.v. Xaver Meyer. Preiser 90281.

 

1995. Cantus Cölln o.l.v. Konrad Junghänel. Duitse Harmonia Mundi 05472-77368-2.

 

1996. Scholars Baroque ensemble. Naxos 8.553823.

 

1996. Thomaskoor Leipzig o.l.v. Christoph Biller. Philips 456.422-2.

 

1998. Petits chanteurs de Versailles o.l.v. Jean-François Frémont. Alienor AL 1089.

 

1999. Instrumentale solisten met het Vocaal ensemble Jean Sourisse. Syrius SYR 141354.

 

1999. Sarum Consort o.l.v. Andrew Mackay. ASV GAU 218.

 

2001. Koor van de Italiaans Zwitserse omroep en I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis. Audiophile 47573-2.

 

2001. Saksisch vocaalensemble o.l.v. Matthias Jung. Tacet 108.

 

2002. Arsys met Les basses réunies o.l.v. Pierre Cao. Ambroisie AMB 9917.

 

2003. Hilliard ensemble o.l.v. Paul Hilliard. ECM 476.5776.

 

2003. La petite bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Challenge SACC 72160. 

 

2005. Drottningholm barokensemble o.l.v. Eric Ericson. EMI 341.410-2.

 

2006. Trinity baroque o.l.v. Julian Podger. Raumklang RK 2601.

 

2007. Nederlands Kamerkoor o.l.v. Peter Dijkstra. Channel Classics CCS SA 27108.

 

2007. Vlaams Omroepkoor o.l.v. Bo Holten. Glossa GCDSA 922205.

 

2008. Domkantorei St. Pölten, Cappella nova Graz en Solamente naturali Bratslava o.l.v. Otto Kargl. Orf SACD 3052.

 

2008. Sine nomine o.l.v. Johannes Hiemetsberger. Gramola 98875.

 

2009. Sette voci o.l.v. Peter Kooij. Ramee RAM 0906.

 

2009. Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki. BIS CD 1841.

 

2010. Vokalconsort Berlijn o.l.v. Marcus Creed. Harmonia Mundi HMC 90.2079.

 

2010. New Colle koor, Oxford o.l.v. Edward Higginbottom. Novum NCR 1381.

 

2010. Noordduits Figuraalkoor o.l.v. Jörg Straube. Thorofon CTH 2481/2 (2 cd’s).

 

2011. Collegium vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe. PHI LPH 002.

 

2011. Monteverdikoor o.l.v. John Eliot Gardiner. Soli Deo Gloria SDG 716.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Alsfelder vocaalensemble o.l.v. Wolfgang Helbich. Saphir 830.827.

 

….. Motetkoor Pforzheim o.l.v. Rolf Schweizer. Mediaphon 72106.