Verg. Discografieën

BRITTEN: VIOOLCONCERT

BRITTEN: VIOOLCONCERT

 

Nadat hij kort voor het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog de later gevluchte Catalaanse violist Antonio Brosa had ontmoet en tijdens een festival in Barcelona samen met hem zijn Suite op. 6 voor viool en piano had uitgevoerd, schreef Britten in de periode 1937/8 een vioolconcert voor hem dat in 1940 in de Carnegie Hall door Brosa ten doop werd gehouden. Later werden nog wat kleine revisies in het werk aangebracht. Net als het Vioolconcert van Beethoven begint dit werk met de pauken.

 

Achtergronden

 

Het dominante aandeel theater- en vocale muziek in Brittens oeuvre overschaduwt deels zijn orkestrale en instrumentale werken die evenzeer getuigen van hoge kwaliteit en oorspronkelijkheid.

Het vioolconcert lijkt als zoveel van Britten nogal conventioneel in zijn muzikale taalgebruik, maar opnieuw blijkt de componist het vertrouwde majeur en mineur opnieuw fris en al nieuw te laten klinken.

De vorm van het driedelige werk is echter wel origineel: het begint met een nogal gespannen lyrisch deel dat wordt gevolgd door een briljant, veel van de vertolkers eisend scherzo dat via een tussenliggende cadens overgaat in een nogal langzame passacaglia met een hartstochtelijke climax en een wat dubbelzinnig aandoend, al het ware in de lucht hangend slot.

De eerste solist Antonio Brosa dacht dat het concert was beïnvloed door de gebeurtenissen van de Spaanse burgeroorlog, maar het is aannemelijker dat de ontwikkelingen in Brittens privéleven een groter invloed uitoefenden. Zijn relatie met tenor Peter Pears werd juist in deze tijd inniger en dat maakte het werk serieuzer. Daar schuilt voor de uitvoerenden een risico in: ze kunnen worden verleid het werk wat (te) langzaam te spelen.

 

De opnamen

 

Het is bepaald curieus dat de eerste opname van dit concert in 1948 werd gemaakt door Theo Olof. Beschikbaar was die mono-uitgave niet.

De aan Poolse musici gerelateerde uitvoering van Wanda Wilkomirska werd tijdens een tournee door Engeland vastgelegd in de Royal Festival Hall. Het resultaat klinkt opvallend goed (gemaakt met een soort Mercury Living Presence microfoonopstelling van 2), maar behoort tot de niet eenvoudig grijpbare cd voorraad.

Meer authenticiteit dan met de componist zelf als dirigent mag je haast niet verwachten. Vandaar dat alleen al daarom de versie van Mark Lubotsky heel bijzonder is. Ook verder is de vertolking zeer kundig en expressief.

Zonder meer mooi en goed zijn de verklankingen door Maxim Vengerov, Ida Haendel en Lorraine McAslan, maar het ontbreekt net aan dat laatste beetje toegevoegde waarde. 

Ook Rodney Friend behoort tot de heel idiomatisch spelende kandidaten.

Met een heldere, frisse toon zorgt de virtuoze, in twintigste eeuwse Engelse vioolconcerten (o.a. Rawsthorne) gespecialiseerde Rebecca Hirsch voor een niet geromantiseerde interpretatie met zelfs blijken van verholen humor in het scherzando. Het slot van het werk klinkt elegisch en treffend wat des te treffender is omdat het naar licht understatement neigt. Iets meer temperament had echter geen kwaad gekund.

Aan het begin van het werk zorgt Lydia Mordkovitch voor een best passende, lichtelijk geheimzinnige opening, maar verderop toont ze de nodige bravura en doelgerichtheid waarmee ze de structuren sluitend maakt. Hickox is als zo vaak een meer dan gedegen begeleider.

Op bijzonder doorleefde, ja intense wijze vertolkt Daniel Hope het concert met breed opgezette hoekdelen en heel expressieve langzame. Dirigent Watkins zorgt voor een stimulerende, warm klinkende goed sluitende begeleiding.

Na een grondige voorbereiding nam ook Janine Jansen dit werk – waarop ze naar eigen zeggen destijds stapelverliefd was – op. Wie de violiste in de praktijk meemaakte, weet hoe geëngageerd en communicatief (richting orkest èn publiek) ze altijd speelt terwijl ze nooit de briljante solist uithangt. Ze weet kleine nuancen in haar toonkleur, en accentuering aan te brengen die de muziek van een rijk innerlijk leven vervullen. Ze maakt zich er ook in ander opzicht niet eenvoudig van af, toont met een bij momenten wat bitser aanpak met felle contrasten dat er meer dan glans onder het oppervlak is verscholen; alleen al haar mooie opvatting van de passacaglia maakt de verklanking bijzonder.

Van een violist als Anthony Marwood is bekend dat hij zich graag in het modernste Engelse vioolrepertoire van Adès en Beamish verdiept. Ook het concert van Britten speelt hij in een ‘moderne’ opvatting: lenig, puntig en met een scherp ritmisch profiel. Als een soort sardonische Shostakovich met aan het slot van het werk iets van vrees. Een boeiende visie die heel goed wordt verdedigd mee dankzij de ad rem begeleiding van Volkov.

De op dit moment (zomer 2013) laatst verschenen opname is van Tasmin Little. Zij weet beter raad met de kantiger aspecten van het werk dan met de lyrische en weet in de langzame passages niet de vereiste spanning op te wekken. Het beste is ze daarom in het vivace. Gardner begeleidt heel goed, maar kan het eindresultaat niet redden.

 

Conclusie

 

Resumerend: het ontbreekt niet aan werkgerechte uitvoeringen. Om de keuzemogelijkheden toe te spitsen, kan men zich gevoeglijk beperken tot Hirsch, Hope en waarom niet (zonder chauvinisme): tot de misschien boeiendste en veelzijdige Jansen, die Britten paarde aan Beethoven. 

 

Discografie

 

1948. Theo Olof met het Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 566.053-2.

 

1964. Nora Grumlikova met het Praags symfonie orkest o.l.v. Peter Maag. Supraphon SU 110653-2.

 

1967. Wanda Wilkomirska met het Warschau filharmonisch orkest o.l.v. Witold Rowicki. Orchestral Concert CD’s CD 122011 (5 cd’s).

 

1970. Mark Lubotsky met het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 417.308-2, 478.5364 (65 cd’s).

 

1974. Rodney Friend met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. John Pritchard. LPO 0024.

 

1977. Ida Haendel met het Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Paavo Berglund. EMI 764.202-2, 217.526-2 (37 cd’s).

 

1989. Lorraine McAslan met het Engels kamerorkest o.l.v. Steuart Bedford. Collins 13012-71, 91123-71.

 

1996. Serguei Azizian met het Kopenhaags filharmonisch orkest o.l.v. Osmo Vänska. Alto ALC 1152, Intense Media 600047 (10 cd’s).

 

1997. Rebecca Hirsch met het BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Takuo Yuasa. Naxos 8.553882.

 

2000. Lydia Mordkovitch met het BBC Symfonie orkest o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 990.

 

2002. Maxim Vengerov met het Londens symfonie orkest o.l.v. Mstislav Rostropovich. EMI 557.500-2.

 

2003. Daniel Hope met het BBC Symfonie orkest o.l.v. Paul Watkins. Warner 2564-60291-2, 2564-68054-2 (5 cd’s).

 

2007. Frank Peter Zimmermann met het Zweeds Omroeporkest o.l.v. Manfred Honeck. Sony 88697-43999-2.

 

2009. Janine Jansen met het Londens symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Decca 478.2111, Decca 478.5723 (4 cd’s).

 

2010. Livia Sohn met het Marrucino di Chieta theaterorkest o.l.v. Luigi Piovano. Eloquentia EL 1340.

 

2011. Anthony Marwood met het BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Ilan Volkov. Hyperion CDA 67801.

 

2012. Tasmin Little met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHAN 10764.